jaren werden de steunuitkeringen steeds minder. De "franje" moest er af vond het toen regerende zuinigheidskabinet Colijn. Vond men dat een werkloze te lang op kosten van het Rijk geteerd had, dan werd hij, indien fysiek daartoe in staat, verplicht aan het werk gezet. Werkverschaffing heette dat. Werkverschaffing Met werkverschaffing was men aan het eind van de jaren twintig begonnen. Het was beter, vond de overheid, werklozen ergens aan het werk te zetten, dan ze doel loos te laten rondlopen. Er wer den wegen verbeterd, sportvel den aangelegd, woeste gronden ontgonnen, sloten uitgebaggerd, enzovoort. De uitvoering van de werkzaamheden werd meestal overgelaten aan de Nederlandse Heidemaatschappij. Op straffe van uitsluiting uit de steunrege ling werden werkloze arbeiders er toe gedwongen om werk te accepteren dat weinig aantrek kelijk was. Meestal werd in tarief gewerkt. Boven het grondloon van fl. 0,28 a fl. 0,30 per uur kon men een prestatietoeslag verdie nen van ten hoogste 10%. Deze toeslag was echter alleen wegge legd voor ervaren grondwerkers, de zogenaamde gouden ploegen. Presteerde men weinig, zoals bij werkloze administratieve krach ten, winkelbedienden, schilders, behangers. e.d. nogal eens het geval was, voor deze mensen was het zware werk een kwelling, dan werd men meestal na enkele dagen naar huis gestuurd. Zulke lieden kwamen dan opnieuw in de steunregeling terecht. Regen uren waarbij men beschutting moest zoeken, die er overigens nauwelijks was, werden slechts gedeeltelijk vergoed. Omdat weinig machines werden inge schakeld moest alles met de hand gebeuren. Het was in de regel zwaar werk zoals sjouwen met kruiwagens en duwen van kipkarretjes op 34 modderig terrein. De werkdagen waren bovendien lang; je moest vroeg van huis naar dikwijls verafgelegen projecten en al les per fiets door weer en wind. Half ziek en doodmoe kwamen deze werkers 's avonds thuis en aan het eind van de werkweek zat er ongeveer tien gulden in het loonzakje indien men het tarief niet had gehaald! De behandeling door de opzich ters van de Heidemaatschappij was meestal ruw. Wie te laat kwam, staakte of verdacht werd van revolutionaire gezindheid werd zonder meer uitgesloten. Voor de arbeider en zijn gezin betekende dat onherroepelijk de zware gang naar de Armenzorg. In de loop van de jaren dertig werd het klimaat in de werk verschaffing iets milder. Onder andere lukte het B. W. van Lochem, deze arbeiders werk dichtbij huis te bezorgen. Zo werden het Lochemse natuurbad Stijgoord en het openluchttheater De Zandkuil in werkverschaffing aangelegd. Op een goedkope manier werd Lochem toen met enkele fraaie ontspanningsmoge- Behalve een Rijkswerkver-schaf fing kende men hier later ook een gemeentelijke werkverruiming, voornamelijk bedoeld om min der valide arbeiders aan werk te helpen. Het ging dan weliswaar om licht werk maar het was vaak vuile arbeid zoals werk op de gemeentelijke stortplaats aan de Koedijk. Verdiensten: fl. 0,28 per uur. Pogingen, dikwijls onder nomen door links-georiënteerde afgevaardigden in de Lochemse gemeenteraad, onder andere E. Beumkes, J.H. Lubber-dink en G. Thomasson, om voor deze mensen loonsverhoging te be werkstelligen, mislukten keer op keer. Volgens de mening van de toen malige gemeentelijke autoriteiten en liberaal ingestelde raadsleden was het "onvolwaardige arbeid die verricht werd door onvol waardige arbeidskrachten!" Behoudens af en toe wat aanvul lende hulp in natura zoals een pakje goedkope margarine of een stukje vlees in blik, was ook in de huishoudens van minder valide arbeiders schraalhans keu- lijkheden verrijkt. Het Rijk droeg kenmeester. Kortom, in de loop 90% van de loonkosten bij. van de jaren dertig was de nood Arbeiders tewerkgesteld in de werkverschaffing van de jaren '30 in de omgeving van Lochem. Land van Lochem 2003 nr. 1

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2003 | | pagina 34