De jaren 1929-1940 Lochem in de greep van crisis en werkloosheid Jan Klein Egelink Al in 1930 ondervond Nederland de gevolgen van de economische crisis die was voortgekomen uit de Beurskrach van Wallstreet in 1929. Ook in Lochem vertoonden zich al vrij snel de eerste symptomen van achteruitgang. Het gemeentebestuur en di verse plaatselijke lief dadigheidsinstellingen namen allerlei maatregelen om de ongunstige ontwikkeling te gen te gaan. Het werd vechten tegen de bierkaai. De depressie met de werkloosheid en armoede die er het gevolg van waren zou zich de volgende tien jaren met dubbele hevigheid voortzetten. Op 1 januari 1930 telde onze gemeente 5619 inwoners, 2621 mannen en 2998 vrouwen. De heer PJ. Stroombeek, in die tijd correspondent van de ar beidsbemiddeling, vermeldde in zijn maandelijks overzicht dat eind januari het aantal werklozen boven de 18 jaar 33 bedroeg. Van die maand af zou dat aantal met sprongen omhoog gaan. Een dieptepunt in de crisis was de winter van 1935 - 1936. In Lochem waren toen 208 perso nen zonder werk, de 91 in de Rijkswerkverschaffing tewerk gestelden meegerekend. Een uniforme landelijke werk loosheidsvoorziening, zoals we die nu kennen, bestond nog niet. Een werkloze moest, om zich in leven te houden, een beroep doen op verschillende instanties. Wie zich bij zijn vakbond (vrij willig) tegen werkloosheid had verzekerd kon terecht bij de kas van zijn bond. Hij ontving dan ongeveer 65% van zijn vroegere loon. Na acht weken was hij "uit getrokken". In bepaalde gevallen mocht de termijn met zes weken worden verlengd. Daarna was hij "dubbeluitgetrokken". Niet-georganiseerden en dubbel- uitgetrokkenen kwamen terecht in de steunregelingen van de Gemeentelijke Dienst voor Maat schappelijk Hulpbetoon. Dit om te voorkomen dat gezonde, werkloze arbeiders zouden afglij den naar de armenzorg. Ouderen boven de zestig en zij die jonger waren dan eenentwintig (tenzij kostwinner) vielen buiten de steunregeling en werden zonder meer doorverwezen naar Armen zorg. Dit was of de Burgerlijke Instelling van Weldadigheid (de Provisorie) of de Diaconieën van de Kerkgenootschappen. Steun verlening was de regering en de burgerlijke kringen een doorn in het oog. Zij was slechts een gunst, vond men, geen recht! In hun ogen waren de werklozen liever lui dan moe en moest de steun zo laag mogelijk worden gehouden omdat anders de prik kel voor het zoeken naar werk zou worden weggenomen. Werk dat er overigens niet was. Om te voorkomen dat stiekem, zwart, bijgewerkt werd, moesten de steuntrekkers één oftwee keer per dag stempelen, op steeds wisselende tijdstippen. Dit be tekende in de rij staan voor het stempelkantoor. Steuntrekkers moesten te allen tijde controleurs van Maatschap pelijk Hulpbetoon in hun huis toelaten. Vooral op "onverant woorde" uitgaven als snoep, gebak, bloemen en andere luxe waren zij zeer attent. Sommige controleurs postten zelfs bij de uitgang van de bioscoop om werklozen op onverantwoorde uitgaven te betrappen. Het kon zodoende gebeuren dat een werk loze, die de andere dag op het stempelkantoor in de Achter straat kwam om te stempelen of de, lage, steun te incasseren, even apart geroepen werd voor tekst en uitleg over volgens de dienst niet noodzakelijke uitgaven. Wie op de liefdadigheid aangewezen was, ontving een gering bedrag aan geld, aangevuld met wat goederen in natura als turf, cokes, brood, spek en dergelijke. Veel werklozen kwamen in die tijd in aanmerking voor een gratis rijwielbelastingplaatje. Normaal kostte dit fl. 2,50, een behoorlijk bedrag in die tijd. Om te laten zien dat de persoon werkloos was, werd het gratis plaatje voorzien van een "gaatje". Hij was dan meteen "gebrandmerkt"! 32 Burgemeester Van Luttervelt. 1929 1950 Land van Lochem 2003 nr. 1

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2003 | | pagina 32