nog kent, komt bij de mensen
aan huis. Vroeger kostte een
volledig beslag van een paard
fl 1,40 en vandaag in 1975 kost
het 50-60 gulden. Van die fl 1,40
moest nog twee uur werkloon af,
kolen, gereedschap, kortom alles
wat er aan onkosten verder nog
af moest. Een cursus in dat vak is
er ook niet meer. Aan de veeart
senijschool wordt er nog iets aan
gedaan ten behoeve van de die
renartsen, die er iets van moeten
kennen. Verder bestaat er bijna
nergens meer een stalhouderij.
Vroeger had men in Lochem twee
stalhouderijen met meest zwarte
paarden, een enkele donkerbrui
ne, omdat die voor rouw en trouw
gebruikt konden worden. Wat
was zo'n trouwpartij met paarden
en rijtuigen een prachtig gezicht.
De paardehoeven die vrolijk
over de straatstenen klepperden.
Koetsier en soms palfrenier in
zwart kostuum met hoge hoed en
witte handschoenen, een vrolijk
lint aan het paardenhoofdstel en
zweep, kom daar nu eens om.
Daar kan de duurste auto niet aan
tippen. En dan de laatste uitvaart,
als de paarden zwarte dekkleden
over hadden, koetsiers in 't zwart
met zwarte handschoenen aan,
dat was toch plechtig. Maar 't
is voorbij. Geen hoefgetrappel
meer op de stenen, de straten
zijn geasfalteerd en de auto kan
er geruisloos over.
Nuchtere mensen
We zijn nu nuchtere mensen en
er is geen plaats meer voor ro
mantische toestanden. Het is in
alles te merken. Denk eens aan
de mooie dansen van vroeger.
Hoe sierlijk werd er niet gedanst,
Menuet, wals, cadrille, Lancier,
Frühlingsbode, enz., enz. En die
prachtige melodieën die er bij
gespeeld werden, walsen, polka's
enz. Wij kenden die hedendaagse
rauwe klanken nog niet. Geluk
kig maar. En dat uitdagende door
elkaar kruipen van de lichamen.
Maar ik zou van oude toestanden
praten, dus halt houden.
Ik had het over de stalhouderij,
nu de stalhouder had ook andere
klanten, b.v. als iemand een rij
tuig aan de trein wou hebben,
dan kon je bij hem een spoorritje
bestellen. Dat kostte met wachten
mee, de som van fl 1,50. Daar
moest de stalhouder het paard
voor tuigen en inspannen en zelf
in de hoge hoed klimmen. Toch
was fl 1,50 in die dagen al veel
geld en deed men dat nog niet
zo gauw.
Dan heb ik het nog niet gehad
over de sneeuwpret, als we met
ons paard "Boy" voor de arreslee
er op uit gingen. Die arreslee was
al een pronkstuk uit de oude tijd.
Met rood fluweel bekleed, twee
zitplaatsen in het bakje en de
koetsierszitting daar achter. Alles
was rood gestoffeerd met lange
afhangende koordfranje. Een
inspan was er niet voor, het paard
liep los, alleen vast aan de knup
pel. Wel waren er twee houten ar
men die naar elkaar toe gingen en
aan het eind een leuke clownskop
vormden. We hebben haar aan het
Openluchtmuseum in Arnhem
geschonken, waar ze er erg blij
mee waren. Voor het paard was
het geen lolletje, want het was
zwaar trekken door de sneeuw.
Hij had dan een bijpassend getuig
aan met bovenop mooie bellen,
een met rode pluimen versierd
klokkenspel dat zo prachtig rin
kelde. Heel ver gingen we nooit,
want het paard was doodmoe na
die tochtjes. Ook al iets uit het
verleden dat niet weer terugkomt.
Geen sneeuw en geen huizen
meer met paarden op stal. Wat
een prachtig gezicht als daar b.v.
de equipage van Kasteel Ampsen
aan kwam: twee vurige raspaar
den voor een of ander gepoetst
rijtuig, de koetsier en palfrenier
in de winter met bontcapes om.
De paarden maakten met hun
hoeven een trappelend geluid op
de Brabantse keien. Een plaatje
om nooit te vergeten. Helaas, het
is niet meer. De kastelen kunnen
niet meer bewoond worden daar
de onkosten te groot worden. De
nazaten wonen nu in een gewoon
villaatje of bungalow, zoals een
freule Van Nagell van Ampsen.
Veel kastelen zijn museum ge
worden en daar is door de tegen
woordige generatie wel animo
voor, zoals het rijtuigmuseum op
het Loo in Apeldoorn.-
Mode
In de mode is tot voor 100 jaar
terug ook een grote verandering
gekomen, vooral in de boeren
stand. Zo omstreeks 1880 droe
gen de boerendochters meestal
een zwart jak. Ze hadden drie
rokken aan, waarvan de bovenste
zwart glimmend was en waar
het jak ongeveer 20 cm. van de
zoom op rustte. Het jak had geen
figuurnaden, want de vrouwe
lijke vormen mochten niet gezien
worden. Dus trekken en remmen
maar, tot dat alles mooi plat zat.
Lang haar mocht ook niet, want
dat was lastig met muts opzetten.
Elke zondagmorgen moest er
gekerkt worden, vooral vooraan
staande boeren, want dat bracht
je standing mee. Mijn moeder en
haar twee zusters moesten eerst
bij hun moeder komen, want er
moest gecontroleerd worden of
ook om het middel alles goed
stijf zat. En dan lopend naar de
kerk. Dat was het enige uitstapje
dat ze in de week beleefden. Met
een godsdienstige overtuiging
had het weinig te maken. Wel
met enig contact tussen de jon
gelui, want bij het uitgaan der
kerk, draalde iedereen om nog
eens iemand te ontmoeten. Elke
week dansavonden waren er niet.
Alleen met de twee kermissen
en de "Kolde mark" was er in de
cafés dansmuziek. Bij een café
op de Nieuwstad kwam altijd een
muzikaal echtpaar uit Zutphen.
Hij bespeelde zo'n Franse piano
en trapte daarbij op een soort
schellegerinkel en zij speelde
op de viool en zong daarbij de
laatste schlagers, b.v. over de
eenheidsworst met een loodje
eraan, enz. Dat was in de eerste
wereldoorlog. Ik ging wel kijken,
op de stoep voor de openstaande
deuren, maar meegenieten dat
was er niet bij. Als een jongen
18
Land van Lochem 2003 nr. 1