blauw goed geverfd werd. Veel
boeren verbouwden zelf vlas, dat
ze naar de wever brachten als het
door de huisgenoten gesponnen
was. De kleur van dit linnen was
grijs-wit. Tegenwoordig heet dat
gebroken wit. Wilde men de stof
dus voor bruikbare blauwe jas
sen of iets dergelijks gebruiken,
dan moest deze blauw geverfd
worden. De eigenaar van dat
eenmansbedrijfje was een zeer
zonderling persoon. Zij naam
was Van Bentum, een telg uit
een voornaam geslacht, maar
van de rechte weg afgedwaald.
Hij leefde zeer sober en had met
niemand omgang. Later had hij
een klein stenen schuurtje in de
Alb. Hahnweg. waar hij niemand
toeliet en in een holletje in de
grond zijn slaapplaats had. Alle
ramen waren blauw geschilderd
en er hingen eigenaardige platen
aan de muur. Toch was hij niet
mensenschuw, deed zelfs zijn
boodschappen in Lochem.
Lijm-Gelatinefabriek
Verder had je daarnaast de Lijm-
Gelatinefabriek. Deze fabriek is
omstreeks 1904 afgebrand. Daar
werden beenderen gemalen en
verwerkt tot allerlei artikelen. De
beenderen werden per trein naar
het station Lochem verzonden
uit allerlei streken van het land
en zelfs uit het buitenland. Op de
fabriek had men paard en wagens
om de beenderen naar de fabriek
te vervoeren. Men moest ermee
door de hele stad om ze op de
Larenseweg te krijgen, door de
Molenstraat, Markt, Walder-
straat, Larenseweg. Die wagens
lieten een onbeschrijfelijke stank
na. Tegenwoordig heet dat lucht
verontreiniging. Hoewel er goed
werd verdiend, was het ook maar
een baan en de droefheid over
de brand was dan ook niet groot.
De fabriek was een ideale woon
plaats voor honderden ratten, die
daar bruiloft vierden.
De voornaamste bron van in
komsten leverde wel "Naeff's
drijfriemenfabriek", waar zo'n
100 mensen werk vonden. Drijf-
riemen zijn nu door plastic ver
vangen. De omzet van de fabriek
daalde en het werden plastic
riemen. De fabriek is verplaatst
naar het fabrieksterrein dat aan
het Twentekanaal is gevestigd
en de oude fabriek is gesloopt,
nadat hij ruim een eeuw gedraaid
had. Ook de oude eekschuren van
wijlen Reerink zijn verdwenen.
Waar nu het kleine plantsoentje
is tussen vroeger Hotel Bak en
de tuin van stalhouder Beijers
was ook een eekschuur. De zure
lucht van de eek kon je al van
verre ruiken.
Dan was er een machinale was
serij gekomen. Dus wie thuis de
was niet meer wilde doen, deed
het naar "Stijgoord". Veel huis
vrouwen wilden er nog niet aan,
want het goed had daar veel te lij
den. Ook die oude wasserij is een
keer door brand verwoest. Het
zal ongeveer begin 1900-1902
zijn geweest. Verder had je hier
in de plaats unieke werkplaatsen,
zoals een kuiper die allerlei vaten
maakte, want veel groenten en
ook het geslachte vee, varken of
koe, moest in een vat in het zout
worden gedaan, om het zo voor
bederf te behoeden. Om niet te
spreken over vaten voor de boer
op de deel, waar veevoer en zo
in bewaard werd. Doordat er
meer familie van die kuiper hier
in Lochem woonde duidde men
die kuiper aan met Kuiper Geels.
Een broer van hem was schipper
op de Berkel, waar hij met een
kleine boot vracht vervoerde,
o.a. van Eibergen tot Zutphen en
tussenliggende plaatsen. Alzo
werd die broer schipper Geels
genoemd. En nog hedendaags
zijn er nazaten die met die aange
nomen naam benoemd worden.
Heel veel jaren later begonnen
de Gebroeders Postel hier ook
een lederfabriek. De vader van
die Gebroeders zag vooruit en
stuurde zijn zonen naar Amerika
om daar het leerlooien tot in de fi
nesses te leren. Daar in de fabriek
in Lochem werd hoofdzakelijk
z.g.n. overleer gelooid, kalfsleer
en het dunnere chroomleer. Dat
is het leer van de geitenvellen.
Jammer dat het chroomleer niet
meer zo gangbaar is. Dat was
prachtig zacht, dun leder, voor
namelijk voor damesschoenen.
Er was in die dagen ook niet zo'n
keus in de kleuren. Het was meest
zwart en een enkele keer zag men
bruine schoenen. Men droeg ook
uitsluitend zwarte kousen, door
de week vaak eigengebreide
en voor de zondag iets dunner.
Daar hadden de hedendaagse ge
kleurde schoenen niet bij gepast.
De meeste schoenen werden met
de hand gemaakt. Schoenwinkels
waren nog zeldzaam.
Maar ik dwaal af van mijn thema,
de lederfabriek. Deze draaide
heel goed en er vonden veel han
den werk. Tot op zekere dag, nu
ongeveer een jaar of 12 geleden,
ook daar de rode haan kraaide en
de hele fabriek in de as legde. De
fabriek is niet weer opgebouwd
en het had denk ik ook geen nut
meer.
Paarden
Tegenover de fabriek stond een
grote paardenstal, waar wekelijks
veel paarden van eigenaar wis
selden. Iedere boer had minstens
één of meer paarden van het Bel
gische type, heel zware, lompe
paarden, die veelal in de provin
cie Zeeland gefokt werden en
door een paardenhandelaar aldaar
gekocht werden en op transport
naar o.a. Lochem gezet werden.
Het was altijd een hele drukte als
de boeren kwamen kopen en ook
ruilen. Nu heeft bijna geen boer
meer een paard op stal, alles is
vervangen door machines. En
de boer die ploegde voort. Waar
hij mee ploegt? Natuurlijk met
een machine. Veel jonge boeren
hebben tegenwoordig een rij
paard, zijn bij een rijvereniging.
De paarden zijn veel lichter. Het
zijn zogenaamde rijpaarden.
Dientengevolge is er voor veel
hoefsmeden geen werk meer en
zijn de zaken gesloten. Ook al
weer een verschijnsel van deze
tijd. Een enkele smid die het vak
17
Land van Lochem 2003 nr. 1