Het olde Lochem (2) Door H.J. Breukink-Esselenbroek In de jaren 70 kreeg mevrouw R. Breukink-Esselenbroek van mede bewoners uit het verzorgingshuis waar zij toen verbleef het verzoek om de prachtige verhalen die zij kon vertellen over hoe het er vroeger in Lochem aan toe ging, aan het papier toe te vertrouwen. Zij voldeed graag aan dit verzoek. Nog gezegend met een gezonde geest was zij in staat haar herinneringen aan die tijd feilloos weer te geven. De eerste aflevering van haar boeiende relaas kunt u hier lezen. In vol gende nummers van Land van Lochem verschijnen meer van haar herinneringen (Almen, juni 1975). De tekst is ons ter beschikking gesteld door de heer P.A. Veldkamp te Lochem. Wie was mevrouw Breukink? Geboren op 3 februari 1892, kraag zij de namen Hendrika Johanna (koosnaampje "Riekeman") Esselen- broek. Haar vader was schoenmaker en het gezin woonde in de Molenstraat op no. 9, naast toentertijd slager Locht (nu Etos). Zij trouwde op 19 januari 1917 met Hendrik Jan Breukink, geboren op 7 juli 1886 in Borculo. Hendrik Jan was hoefsmid en leerde het vak bij smederij Campagne op de Nieuwstad. In 1911 begon hijzelf een smederij in de Molenstraat op no. 26. Daar stichtten zij een gezin en er kwamen drie kinderen. Mevrouw Breukink kwam uit een muzikale familie, maar was zelf ook bedreven in het schrijven van ge dichten en ander proza. Voor feesten en partijen kon men altijd een beroep op haar doen en haar penne- vruchten mochten er zijn. Mevrouw Breukink overleed in 1979 op 87-jarige leeftijd. Ook in de burger huishouding was alles nog primitief.: geen radio of TV want elektriciteit was er nog niet, dat kwam in Lochem omstreeks 1922. Dus er waren geen elektrische apparaten. Wassen en strijken Gas was al een vooruitgang, zodat je al met gasijzers, die op de gasvlam verhit werden, kon strijken. Eerder werden bouten in het fornuis verwarmd en in de opening van het strijkijzer geschoven, met een tang natuur lijk. En er was veel te strijken in die dagen, alle ondergoed: hemd, twee rokken, chemiset. Dat was een borst- en ruglap met borduur sel aan de hals. Interlock was er nog niet. Hemden en jurken moesten natuurlijk ook gestreken worden. De was ging ook niet machinaal, eerst verwarmen op 100 graden en dan in een grote kuip met boender en wasbord bewerkt. Vervolgens naar de 20 stadsbleek, waar je alles op de bleek legde en de eigenaar van de bleek het wasgoed voor je natsproeide met een gietklomp, een klomp zonder kap aan een lange steel. Het water hiervoor haalde hij uit de sloot die langs de bleek liep. Het was een feest voor ons als de was van de bleek werd gehaald en we in de weide bloemen plukten en terug op de kruiwagen zaten. Er waren ook op sommige plaatsen wasschap- pen. Deze waren boven de gracht die rond het plaatsje liep. Vanaf de kant kon je er zo opstappen. Daarop werden luiers gespoeld, maar soms ook andijvie gewas sen. Met de hygiëne nam men het zo nauw niet! Trouwen De trouwdag bij de boeren werd meest in de Meimaand gehouden en daarna de bruiloft aan huis, waar het jonge stel trouwde of introuwde. De bruid verkleedde zich voor de geopende linnenkast (het kabinet) en liet aan iedere bezoeker zien hoeveel lakens en ander goed ze meegebracht had. Het netjes opgerolde linnendoek werd dan getaxeerd door de vrouwen Sterven. Ook bij sterfgevallen werden de noodnaobers ingeschakeld. Zij moesten de kist bestellen, het lijk wassen en aankleden voor de laatste reis. Tot hun taak behoorde ook het bekendmaken aan familie en kennissen en al de dagen voor de begrafenis het verzorgen van het vee. Op de be grafenis zorgden zij voor de kof fie en het brood en de mannelijke noodnaobers gingen naast de kist op de wagen zitten. De vrouwen met doeken om de muts op een volgwagen, een wagen zonder veren. Rondom deze wagen was een wit kleed gespannen. Zo waren er in de boerenstand veel oude gebruiken. Als de rog- Bron: Mevrouw R. van Lulofs Umbgrove-Breukink Land van Lochem 2002 nr. 2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2002 | | pagina 20