De Lochemse wijnroof in 1499
F. Reitsma.
Het is zaterdag 9 maart 1499. Het Stadsbestuur van Deventer had de dag ervoor een
bijeenkomst gehad met het Stadsbestuur van Zutphen in het "Cuerhuys"*), genaamd
"achter de Rijen". Het probleem waarover ze vergaderden was het feit dat lieden uit Lochem
regelmatig aan het plunderen waren in de omgeving. Na die bijeenkomst bereikte de
vergaderaars het bericht dat er bij het kasteel Arckelsteijn bij Bathmen**) tien wagens
met wijn waren overvallen. De overvallers hadden de wagens met wijn naar Lochem
meegenomen. De Deventer burgers, die deze wijn in Keulen besteld hadden, hoorden het
nieuws van de arme voerlieden die met lege handen Deventer waren binnengekomen. De
burgers brachten onmiddellijk het Stadsbestuur op de hoogte van de gebeurtenissen. Het
Stadsbestuur schreef de volgende dag direct een brief naar de stad Zutphen en deze brief
was het begin van alle ellende.
De volgende brief in het
Zutphens archief was
gedateerd: 17 april 1499,
Het stadsbestuur van Zutphen
schrijft in die brief aan zijn ei
gen mederaadsvrienden: de sche
pen Arnt Huemynck, de raads
heer Henrick Berck, de secreta
ris Jacob Rijman en Kerstken
Scerpinck.
De belangrijkste reden was wel
de wijn, die bij A rekel stein ge
roofd was en nu wordt er gezegd,
dat lieden uit Lochem en Grollo
samen deze daad gepleegd had
den. Als reactie op deze roof (er
staat letterlijk weerwraak) heeft
de Keulse wijnverkoper beslag
gelegd op een partij wijn, die
doorZutphense burgers was ge
kocht, maar nog niet was afgele
verd. De Stad Zutphen schrijft
aan zijn mederaadsvrienden om
deze kwestie bij Hertog Karei
van Egruond van Gelre (1467
1543) aanhangig te maken. Zij
moeten er bij hem op aandringen,
dat de Zutphen aren nu beslag
mogen leggen op eigendommen
van de Keulse wijnverkoper, let
terlijk: de goederen van de
Keulenaar mag aantasten.
Antwoord van Deventer
Er zijn nu twee problemen: de
Deventenaren waren hun wijn
kwijt en nu de Zutphenaren ook.
Op 17 augustus 1499 volgt het
antwoord van de Stad Deventer
aan de Stad Zutphen. Ze willen
aanstaande maandag wel weer in
het "Cuerhuys achter de Rijen"
de zaak van de Keulse wijn ko
men bespreken. Alleen hun bur
gemeester Hademan van Laer is
hierop tegen. Hij wil op gewone
wijze zijn recht verkrijgen. De
kwestie blijft zich voortslepen,
maar wordt niet meer genoemd
ïn brieven uit Deventer. De ge
stolen wijn bij Arckelstein wordt
de Stad Zutphen in de schoenen
geschoven, vermoedelijk omdat
Zutphen de hoofdplaats van de
Graafschap was.
Uit de brieven die volgen, blijkt
de naam van de Keulse wijn
verkoper: hij heet Johann up der
Straeten, tegenwoordig zou je
hem Jan van der Straat kunnen
noemen. Op 31 maart van het jaar
1500 schrijft de Stad Keulen een
brief aan de Stad Zutphen. Aan
Henrijck van Berck, burgemees
ter, het verzoek om de Keulse
burgers binnen Zutphen onge
moeid te laten en de kwestie, die
voorgelegd is aan de hertog van
Gelre, maar die nu in Frankrijk
is, voorlopig te laten rusten. De
Stad Deventer heeft de kwestie
met Johan up der Straeten ook zo
danig geregeld. Het wachten is nu
op Hertog Karei.
Keulse blieven
Op 13 mei 1500 staat er in de
Keulse brief, dat Johan het gé-
schil wil laten rusten, tot de te
rugkeer van de hertog. Uit een
volgende brief van 31 juli blijkt
dat Johan drie mensen naar
Zutphen heeft gestuurd (drie bor
gen), nl. Hans van Wetzlar, Johan
zom Beren, genaamd Saïberch en
Hermann van Medemann. Deze
mannen waren door burgemees
ter Henrick van Berck blijkbaar
vervolgd inzake de wijnkwestie
en de Stad Keulen beklaagt zich
over de behandeling van haar
burgers.
Op 20 augustus worden de klach
ten van Keulen ernstiger: zekere
Keulse burgers zijn in Zutphen
zelfs mishandeld. Opnieuw komt
de vraag: Wilt U de zaak laten
rusten tot de hertog weerkeert?
Op 4 september 1500 komt de
eerste brief van hertog Karei, die
eindelijk terug was. Hij stuurt de
Stad Zutphen een afschrift van
zijn brief aan de Stad Keuten.
Tevens bericht hijdat hij op ver
zoek van hen een brief aan zijn
neef, de graaf van den Berge,
heeft geschreven. De reactie van
de Stad Keulen komt bij de her
tog binnen en deze stuurt op 26
oktober vanuit Wageningen een
kopie van de Keulse brief aan de
Stad Zutphen. De hertog wil van
Zutphen meer inlichtingen over
deze kwestie.
De Stad Keulen reageert opnieuw
10
Land v.an Lochem 2002 nr. 3