schrift, in de tekst zelf is sprake
van "schroeder" of "schroer".
De gildebroeders hebben een
nieuwe brief nodig omdat "in
deze gewesene trubulente, bloe
dige ende landtverderfflicke oor-
loogstijden, haer gildebrief ver-
waerloesett ende te niete gekoo-
men waere, waerdoor haer gilde
woe langer woe meerder ver-
viele".
Verkopen en scheren van wollen
laken valt in Lochem onder het
kleermakersgilde, zo blijkt uit
het reglement.
De bepalingen in de kleermakers-
brief zijn uitvoeriger en precie
zer omschreven dan die van de
schoenmakers, en wat onmiddel
lijk opvalt, is dat de kleermakers
zich niet in bier lieten betalen,
maar uitsluitend in geld.
In het schoenmakersreglement
wordt nergens gesproken van
een meesterproef of van beunha
zerij; zo wel bij de "schroeders".
Niemand mag zich meester
kleermaker noemen voordat hij
een welgemaakte mannen- en
een dito vrouwenmantel heeft
gesneden ten overstaan van
de gildemeesters en de beide
ouderlieden (bestuursleden van
het gilde). Bovendien moet de
meester-in-spe de meesters en
ouderlieden een dag lang op eten
en drinken tracteren.
"Beunhaesen" moeten iedere
keer dat ze in overtreding zijn
een goudgulden betalen; de ene
helft is voor het gilde, de andere
voor de schepenen.
Hartman beschrijft in zijn verhaal
over het kleermakersgilde hoe in
1392 Cornelis Vriezen en Michiel
Groen "het gilde winnen" (tot het
Kleermakersgilde worden toege
laten als broeders). Verder vertelt
hij dat Berent Ros en Hendrik
Steenmetselaar als gildemeesters
zijn gekozen na Tonnij s Duijmen
en Albert Koster. Ook worden er
twee beunhazen gestraft "die het
gilde niet hebbende, nogtans uit
gingen naejen". Ze moeten ieder
de voorgeschreven boete betalen.
Op basis van mijn artikel "Over
guldens en gouden schilden" in
de vorige Land van Lochem kunt
u uitrekenen dat een Gelderse
gulden in die tijd ruim 6 dagen
loon betekende voor een onge
schoolde knecht.
Wevers
Niet alleen burgers hielden zich
bezig met weven, maar ook de
zusters van het Groote of Sint-
Agnesconvent vermeerderden de
conventsinkomsten met het ver
kopen van "webben" (weefsels),
schrijft Maris (p. 97).
Deze weefsels werden vervaar
digd in het "scheerhuis" onder
leiding van de "scheerzuster".
Werd de concurrentie te groot
en is dat de reden dat er uitein
delijk nog een weversgilde werd
opgericht?
Uit de inleiding van de "Wee-
versgildebrieff' blijkt dat de eer
ste gildebrief dateert van 1551.
Een kopie is te vinden in het
Memoriënboek (OAL inv.nr. 1, p.
339-341); voor een gedrukte ver
sie, zie Lochems stadsbestuur (p.
99-100). De invloed van de gil
den was toen - in algemeen Ne
derlands perspectief beschouwd
- net over zijn hoogtepunt heen,
maar het gildenwezen is pas af
geschaft na de Franse bezetting
in 1798.
De burgemeesters, schepenen en
raad van de stad Lochem kon
digen af dat in 1551 op de dag
van heden (onse Lieve Vrouwen-
dagh nae Nativitatis) onze lieve
burgers en ambachtslieden, de
wol- en linnenwevers uit deze
stad, een broederschap en gilde
hebben onder het patronaat van
Sint Severius. Vervolgens wor
den de artikelen van het regle
ment opgesomd. Dit gebeurt
niet overzichtelijk puntsgewijs
zoals bij de schoenmakers en
kleermakers, maar in een door
lopende tekst.
De regels zijn inhoudelijk verge
lijkbaar met die van de beide an
dere gilden: concurrentie wordt
aan banden gelegd, het lidmaat
schap wordt geregeld en er zijn
boetebepalingen. Zo mag een
meester geen klanten of knech
ten afpakken van een andere
meester, mag men niet meer dan
drie getouwen hebben en moeten
beunhazen per overtreding een
goudgulden betalen.
34
Bronnen
Archief van de Sint-Gudulakerk te Lochem (Rijksarchief in Gelderland)
Archief van het Walburgkapittel te Zutphen (Stadsarchief Zutphen)
Oud Archief Lochem (Stadsarchief Zutphen) inventarisnrs. 1, 998 (regest 2) en 1000
Beumer, Brand J.M., Gilden Gelre (ca. 1200-ca. 1800). Wester voort 1991
CD-ROM Middelnederlands. Instituut voor Nederlandse Lexicologie. SDU Standaard Den Haag/Antwerpen, 1998
Hartman, H.G., Van de Veluwe en uit den Achterhoek in vroeger tijden. Verzamelde schetsen. Gouda Quint Arnhem, 1889
(p. 236-238)
Klein Egelink, Jan en Arjen Dieperink, Oud Lochen opnieuw belicht. Extra Lochem, 1988
Lochems stadsbestuur in de 17e eeuw. Memorie- en resolutieboek 1615-1701 (1711). Transcriptie: H.L. Steenblik en A.G.B.
Koster. Gemeente Lochem/Historische vereniging Lochem-Laren, 1998
Maris, AJ., "Kerkelijke stichtingen in Lochem". In: Bijdragen en Mededelingen Gelre XXXVIII (1935), p. 81-132
Remi van Schaïk, "Zutphens geschiedenis van de elfde tot het einde van de zestiende eeuw". In: Frijhoff, WTh.M. e.a.,
Geschiedenis van Zutphen. De Walburg Pers Zutphen, 1989 (p. 48-83)
Staat der bezittingen van Herbertus van Putten en andere leden van zijn geslacht omstreeks 1313. Naar het handschrift
uitgegeven door PN. van Doorninck en PC. Molhuysen. Gebrs. Van Brederode Haarlem, 1902
De illustraties van ambachten zijn afkomstig uit "Spiegel van het menselijk bedrijf"
van Jan en Kasper Luiken, een fotografische herdruk van de eerste uitgave in 1694 te Amsterdam.
Land van Lochem 2002 nr. 2