van het OAL te vinden: "Boek en aanteekening over verschey- den saaken rakende het Schoma- kers Gilde alhier binnen de Stadt van Lochum". Zowel het reglement van 1604 als dat van1694 omvat negen punten, maar ze zijn beslist niet gelijkluidend. Het is wel aardig om hier kort bij een paar verschil len stil te staan. Krispijnsdach (1604): De eer ste twee regels uit 1604 betreffen "Krispinusdach", de feestdag van de heilige Crispijn, patroon van de schoenmakers. Op deze dag, die valt op 25 oktober, moeten de gildebroeders en hun knechten bij elkaar komen, of, zoals het er staat: "eendrachte- lijck bij malkanderen erschinen und holden". Het is dus niet de bedoeling dat ze even hun gezicht laten zien en dan verdwijnen, nee, ze moeten ook blijven. Alleen als iemand "met lieffskranckheijt beladen waer" hoeft hij niet te komen (let wel: het gaat hier niet om een liefdesziekte, maar om lijfelijk ziek zijn). Verder mogen ze op deze dag niet werken of laten werken. Doet men dit wel, dan moet aan de gildebroeders een ton bier worden betaald en aan de schepenen vier stadse ponden. Schelden en slaan (1694): In het nieuwe reglement zijn de twee regels over Crispijnsdag in één veel kortere formulering ondergebracht en naar de vierde plaats verwezen; de samenkomst is verplaatst naar Sint Crispijns Avond (24 oktober) en men mag nog steeds niet (laten) werken op de daarop volgende dag. Regel 1 is nu een bepaling waarin het woord "eendrachtelijck" uitvoe rig wordt uitgewerkt. De gilde- broeders mogen elkaar niet voor leugenaar of schelm uitmaken en ook op andere scheldwoorden staat een boete van een "vieren deel Biers". Ze mogen trouwens ook niet handtastelijk worden: "Ende soo sij malkanderen mog- ten komen te slaen sullen deselve een halve tonne bier verbeuren, en sulks sonder tegenspreeken betalen." Begraven en opvolgen: Wan neer een gildebroeder of zijn vrouw sterft, zal, aldus regel 8 uit 1694, "het doode lijk door het Gilde ter Begravenis gedragen worden ende daarvan een halve ton bier aan 't Gilde worden gegeven". De weduwe mag tot één jaar en zes weken na dato de schoenmakerij en looierij blijven runnen, mits zij de gildelasten betaalt. In 1604 wordt hierover niets gemeld. Regel 9 uit 1694 zegt dat als iemand zijn kind het vak wil laten leren, hij daarvoor aan het gilde vijf stuivers per jaar per kind dient te betalen. Doet men dit niet, dan zal de zoon na het overlijden van zijn vader niet automatisch lid van het gilde worden, maar net als een buitenstaander toelatingsgeld moeten betalen. Om welk bedrag het gaat, wordt niet ver meld, maar aangezien de twee vorige verzegelde akten zijn bijgesloten vol gens de inleiding op het reglement, zal dat geen probleem zijn geweest. In 1604 komt deze pro blematiek in regel 7 aan de orde: wie het gilde wil winnen betaalt twaalf daalder en een tinnen kan. Gildekinderen hoeven dat niet: zij betalen zesendertig stuiver. Van deze bedragen krijgen de schepenen een derde, de rest is voor het gilde. Schoemakers Huys: Enkele bepalingen gaan over het kopen en verkopen van vellen. In 1694 wordt het Schoemakers Huys ge noemd: hier moeten "buytenluy- den" (lieden die in het Scholt- ambt maar buiten de stad wonen) hun vellen heen brengen voor de verkoop. Dat dit huis aan de Schoenmakerswal heeft gestaan (Klein Egelink Dieperink met vraagteken op p. 7), lijkt niet on waarschijnlijk, maar is niet direct uit een tekst af te leiden. Ik kom op deze wal terug in een artikel over plaatsaanduidingen in en om oud Lochem. Kleermakers De oorspronkelijke brief van het kleermakersgilde dateert van 1353, maar is niet meer in het archief aanwezig. Een kopie van het reglement uit 1622 is te vinden in Lochems Stadsbestuur (p. 94-96) of in inv.nr. 1 van het OAL (p. 329-335). De brief dateert van 7 mei 1622 en is na mens "burgemesteren, schepenen ende raet" ondertekend door Jan Lansinck. De term "kleer maker" staat alleen in het op- 33 Leren schoen uit de 14e of 15e eeuw, gevonden in de bouwput van het Stadskantoor. Tekening O. Goubitz (Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek), overgenomen uit Lochem en z'n Scholtampt, Lochem 1993, p. 17. Jan en Kasper Luiken: "2 De Kleer- maaker. öMens besteed, Uw beste kleed." Land van Lochem 2002 nr. 2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2002 | | pagina 33