De Bewaarschool 1880-1956
mw. S. Haanstra-Breukink, Vorden
De bewaarschool, de oude naam voor kleuterschool, in Lochem was in de jaren dertig
gevestigd in de Blauwe Torenstraat.
en kwam er binnen via nog niet, het paste niet in het
een blauwe stoep die rollenpatroon. Meestal begon de
aan één kant werd af- les met het zingen van eenvou-
's Morgens om half negen wer
den de kleintjes door hun
moeders, en soms ook wel door
een dienstmeisje, bij de school
afgeleverd. Vaders deden dat toen
dige liedjes, zoals: Kleine
krullenbol had zijn handjes vol,
Daantje zou naar school toe gaan
en Een veldmuis vond eens in het
bos een lege notendop.
Was er iemand jarig, dn hadden
we groot feest, want dn werden
we getrakteerd op "likoekjes".
Dat waren kinderbiscuitjes voor
zien van een gekleurd suiker
laagje in wit, oranje, roze, geel
of lichtbruin en met een afbeel
ding van Mickey Mouse erop. En
maar likken! Juffrouw Kamphuis
stopte wel eens stiekem een zak
koekjes in de handen van kinde
ren die vanwege de armoede in
de crisisjaren geen traktatie kon
den meenemen naar school. Als
een kind pijn of verdriet had nam
juffrouw Kamphuis het op schoot
en ze zong dan Nina Bobo, een
Indisch kinderliedje. Het werkte
altijd.
Soms was er consternatie, dan
had een kind in de broek geplast
of gepoept. Het moest dan naar
huis worden afgevoerd en ik denk
gesloten door een zwarte ijzeren
leuning. Links en rechts van de
ingang bevonden zich een paar
lokalen met kleine meubeltjes. In
mijn tijd was juffrouw Titia
Kamphuis het hoofd van de
bewaarschool. Zij werd bijge
staan door een vaste kracht, juf
frouw Jo Beumer en afwisselend
door de dames Fokkink, Jansen
en Gaasbeek.
Achter de lokalen bevonden zich
de toiletruimten met heel kleine
pleetjes op een rij.
En dan was er de tuin. Twee grote
kastanjebomen gaven er 's zo
mers schaduw en er was een grote
zandbak. Twee grote en een he
leboel kleine kruiwagens waren
aanwezig en houten scheppen
voor de jongens.
Of er voor de meisjes ook pop-
penwagentjes waren herinner ik
mij niet.
dat juffrouw Kamphuis voor
zulke calamiteiten wel wat droge
broeken in de kast had. De meeste
jongens droegen lange kousen
met daarover leren knielappen
om te voorkomen dat bij het val
len of kruipen de kousen stuk
zouden gaan. Veel ouders hadden
in die tijd geen geld voor nieuwe
kousen.
In de klas werden we bezigge
houden met matjes vlechten. We
kregen een metalen pen met een
gat erin waarmee gekleurde
strookjes volgens een bepaald
patroon in de matjes werden ge
regen. Als het matje klaar was
kleefde de juffrouw de uiteinden
aan de achterzijde vast met een
kwastje gluton en dan mocht het
werkstuk mee naar huis. En trots
dat we waren! Ook werd er "ge
boetseerd" met pijpaarde, met
een telraam gespeeld of met blok
ken. Ik geloof dat geen enkel kind
met tegenzin naar de bewaar
school ging. Soms was er open
bare les, dan mochten de ouders
komen kijken hoe het in de
school toeging.
Halverwege de ochtend kwam
tante Ras om de hoek kijken. Ze
was heel vriendelijk, droeg haar
haar in een grijze knot, was stee
vast gehuld in een blauwe schort
en droeg daarbij geruite pantof
fels. Zij klapte in de handen en
riep dan: "Kinderen, allemaal
naar de pleekamer." Zij hielp,
voor zover nodig, de kinderen uit
en in de broek. Een kind dat van
buiten kwam, droeg drie broeken
over elkaar. De bovenste broek
was van gebreide wol met een
elastiek door de boord. Het
vergde moeite om die broek om
hoog te krijgen, hij "gleed" niet.
23
Land van Lochem 2002 nr. 1