Gerrit-Jan Lammers, een gedreven bezemmaker Jan Brouwer Gerrit-Jan Lammers is op 6 april 1933 geboren in Zutphen. Op welke dag dat precies was, weet hij niet en dat vindt hij ook niet zo belangrijk. Gerrit-Jan is geboren in Het Groene Woud, een heel klein buurtschapje, een soort wijkje van de Hanzestad. Toen hij ongeveer acht jaar oud was verhuisde het ge zin Lammers naar een an dere buurt, iets meer bij de kern van Zutphen. Gerrit-Jan is, vol gens eigen zeggen, van zoge naamde boeren komaf: "Mijn vader was boer en mijn grootva der was tuinder. En van mijn moederskant was het precies het zelfde. Ook zij kwam van de boerderij. Thuis hadden we een zogenaamd gemengd bedrijf. Een boerderij met een stuk of zes melkkoeien, een paar varkens en een stel kippen. Op het land ver bouwden we in hoofdzaak rogge, haver, gerst, aardappelen en voederbieten. Die voederbieten waren natuurlijk voor het vee. De aardappelen werden ook wel in Zutphen en omgeving uitgevent. Na de Tweede Wereldoorlog kocht mijn vader zijn eerste landbouwtrekker in ongeveer 1951. Dat was een groene Güld- ner tweecilinder met een diesel motor. Toen begonnen we ook een soort loonbedrijf. De Güld- ner werd voor allerlei werk inge zet. Het zwaarste werk was het ploegen. Dan gebruikte onze trekker wel twee liter diesel per uur. Tegenwoordig gebruiken die nieuwe landbouwtractoren wel tot twintig liter diesel per uur!" Hoewel Gerrit-Jan een echte boerenzoon was, hield hij het boerenleven op een gegeven mo ment toch voor gezien. Hij trad in dienst bij de melkinrichting te Eefde. Daar werkte hij een jaar of twee. Daarna werkte hij een aantal jaren bij melkpoeder- fabriek De Berkelstroom in Lo- chem. Vanaf 1962 werkte hij ruim twintig jaar bij veevoeder bedrijf Reudink. In 1982 ging hij werken bij het beroepsgoederen- vervoer. Heel goede herinneringen be waart Gerrit-Jan aan zijn laatste dienstverband. Hij werkte, sinds ongeveer 1988, bij boomslepers- bedrijf Bosveld te Lochem. Ge durende een aantal jaren werkte hij met een span paarden in de bossen om gevelde bomen weg te slepen. Een foto met een span paarden herinnert aan die geluk kige tijd. Bij een van de boom sleepacties kwam een gevallen boom onder spanning te staan. Hij kreeg een lelijke klap van de boom en brak zijn been. Dat was in 1991. Dit bedrijfsongeluk luidde het einde van zijn betaalde werkzame leven in. Op een dag kwam Gerrit-Jan in contact met Hendrik-Jan Dijk man, de bekende mandenmaker uit Laren. Gerrit-Jan: "Ze noe men hem eigenlijk Hendrik-Jan Coop. Vroeger werd iedereen genoemd naar de boerderij waar van hij afkomstig was. Ik raakte met Hendrik-Jan aan de praat over mandenvlechten en bezems binden. Ik kon eigenlijk al be zems binden van huis uit. Vroe ger, op de boerderij, maakten we zelf onze bezems. Om de takken samen te binden, gebruikten we het touw van de strobalen. Van Hendrik-Jan heb ik het geleerd met twijg. Op de manier hoe het eigenlijk hoort. Hij heeft het me uitgelegd en een paar keer voor gedaan en toen kon ik het eigen lijk ook!" Gerrit-Jan is altijd op zoek naar jonge opslag, het liefst in de om geving van Lochem. In de maan den januari en februari van dit jaar is hij druk bezig geweest op een terrein aan de Kwinkweerd te Lochem. Van de eigenaar van dat terrein had hij toestemming gekregen om jonge boompjes te oogsten. Gerrit-Jan: "Als grondstof heb ik eigenlijk boompjes nodig van een jaar of drie oud. De stammetjes hebben dan ongeveer de dikte van een bezemsteel. De onderste takjes zijn zwart en breken als ik er mijn hand langs haal. Dat is het onbruikbare, dode hout. De bovenste takjes zijn groen. Die heb ik nodig voor mijn bezems. Met mijn iep hak ik de jonge berkentakjes van de stam. Ik bos ze op met touw en neem ze mee naar huis. Dan leg ik ze te dro gen op de spanten van de loods. Als ze droog zijn, snoei ik ze uit op de gewenste lengte. Daarna sorteer ik ze. Ik stel een bos tak ken van de goede vorm en lengte samen tot een bezem. Die bos bind ik dan samen met twee wilgentenen, op verschillende hoogte." Gerrit-Jan pakt een bos berken- takken en een wilgenteen. Vaar dig construeert hij aan één uit einde van de wilgenteen een lus. De teen wordt om de bos heen geslagen en door de lus getrok ken. Hij draait het resterende ge deelte van de teen een aantal keren in het rond. Daardoor ont staat een soort knoop, waardoor de strak aangetrokken strop niet meer kan losschieten. Het laatste stukje van de teen wordt weg gestoken en afgeknipt. 21 Land van Lochem 2002 nr. 1

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2002 | | pagina 21