bouwen herstellen, o.a.de Paasheuvel. Ook moesten ze ban ken en tafels repareren, schilde ren en andere reparatie werkzaamheden verrichten. Aan hun verblijf werd dan meteen een soort culturele vorming verbon den. De acties gingen in die ja ren niet over de grenzen van de levensbeschouwelijke zuilen. Wel werd algemeen beoogd, het gevaar van verwording van een groot deel van de jeugd tegen te gaan. Tegen het eind van de jaren der tig, toen oorlogsdreiging heel Europa beheerste en er een eind kwam aan het plannen maken om de jeugdwerkloosheid te bestrij den, verdween het idee voor een arbeidsdienst voorlopig in de ijs kast. Men had andere zorgen. Toen de sociaal-democratische minister dr. J. van den Tempel in het in augustus 1939 gefor meerde kabinet De Geer werd opgenomen als minister van So ciale Zaken, deed hij slechts het voorstel tot scholing en her scholing in goed geleide werk plaatsen voor de jeugd. Hij zag weinig heil in de sociaal- pedagogische denkbeelden van sommige van zijn voorgangers. Een klein jaar later zou echter alles anders worden. Na 10 mei 1940, toen oorlog en bezetting ook voor ons land een feit wer den, regeerden onder supervisie van de Duitse bewindslieden Nederlandse meesters met nieuwe wetten! De opbouwdienst Een week na de capitulatie van het Nederlandse leger keurde, op 22 mei 1940, de Opperbevelheb ber van Land- en Zeemacht ge neraal H.G. Winkelman goed dat de helft van het reserve- en dienstplichtig personeel naar huis terugkeerde. Mits ze tenminste bij hun vroegere werkgever in dienst genomen zouden worden of zich als zelfstandige konden vestigen. Men moest ervan over- tuigd zijn in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Niemand mocht afhankelijk zijn van een steunuitkering. Wie geen inko men kon verdienen bleef in dienst. Niet in militaire dienst, maar in de nieuw op te richten Opbouwdienst. Die was op 15 juli 1940 in het leven geroepen, ook voor studenten van de K.M.A. en voor hen die in oplei ding waren voor het toenmalige Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (K.N.I.L.). In Breda werd de eerste school van de Opbouw- dienst gevestigd. Volgens de oud-opperbevelheb ber werd de Opbouwdienst slechts ingesteld om uitbreiding van de werkloosheid te voorko men. Dr. A. Seyss Inquart, inmid dels aangesteld als Rijkscommis saris voor het bezette Nederland, had er heel andere bedoelingen mee. Deze dienst moest de grond slag vormen voor een natio- naal-socialistisch getinte "echte arbeidsdienst", verplicht voor ie dere jongen van achttien jaar, naar Duits voorbeeld. Ook zou er een arbeidsdienst voor meisjes komen, maar die zou een vrijwil lig karakter dragen. De Duitsers begrepen dat ze voorzichtig te werk moesten gaan met deze voor Nederland nauwelijks bekende instelling. Het Nederlandse volk moest niet plompverloren met een nationaal-socialistische ar beidsdienst worden gecon fronteerd. Majoor N.J. Breunese, tijdens de meidagen stafchef van één der divisies in het westen des lands en bekend als organisator van de vooroorlogse Nijmeegse Vier daagse, kreeg de leiding. Volgens Breunese zou het zinvol zijn al die jonge kerels voor nut tig werk bijeen te houden, ten einde onder hen arbeidsvreugde en eerbied voor de arbeid aan te kweken." Met zo'n 10.000 vrijwilligers werd begonnen. Sport, zang en spel, maar ook het uitvoeren van werkzaamheden op diverse pro jecten vulden de agenda. Het werk geschiedde onder leiding van de Nederlandse Heide maatschappij, uiteraard onder toezicht van de Duitse bezetters. Ook Lochem kende een Opbouwdienst Op 4 september 1940 horen we van deze nieuwe dienst ook plaat selijk iets meer. Er werd toen de inwoners kond gedaan van het feit dat een korps in de omgeving van Lochem zou worden gehuis vest. Voor een deel in de Cloese; de staf werd ondergebracht in het leegstaande pand 't Kobeke aan de Zutphenseweg, waar later dr. H.J.Geselschap woonde. In Lochem werden 700 man ge legerd: officieren, onderofficie ren en manschappen, die aanvan kelijk in Sassenheim waren gelegerd. Een week later al, op de avond van zaterdag 7 septem ber, marcheerden mannen van het 28e korps van de Opbouwdienst met tromgeroffel door ons stadje om de bevolking te laten kennis maken met de "voorgangers" van de op te richten Arbeidsdienst. Ook voor Lochem werd de naam "Koenraad van de Arbeids dienst" een begrip. De comman dant van die eerste groep die hier en in de omgeving werd onderge bracht was majoor A.C.C. Noor denbos. Het begon allemaal zo onschuldig met deze Opbouw- dienst. Het waren allemaal Ne derlandse militairen, al dan niet gedemobiliseerd, die op die za terdagavond door Lochem trok ken. Deze knapen hadden zich immers tijdens de meidagen in gezet voor koningin en vader land! Er werd toen nog niet be seft dat een deel van deze groep het toekomstig kader zou vormen van de verplichte arbeidsdienst die er zat aan te komen. De "opbouwers" bleven niet zo lang in Lochem. Op 30 oktober van hetzelfde jaar vertrok de groep naar Zutphen. 10 Land van Lochem 2002 nr. 1

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2002 | | pagina 10