Scfautters-strlkken.
iederj dat- de Ncdérlandsche gezant te Parijs eene diplomati
sche antiquiteit is, aangehouden ten genoege van den ■•voor-
maligen koning Lodewijk Philipswiens vriend hij was in
zijne jeugd, toen zij beide als uitgewekenen op het eiland
Wight vertoefden. Dat nu mijnheer Fagel de allereerste was
om na de gewelddaad van 2 December zijne opwachting te
gaan maken op het Elysée, moge men in 't midden laten;
het was misschien een zet van ouderwetsche politiek om ori-
regt cd gewéld hulde te gaan brengén. Maar wij vragen
hoe heeft hij onder T nieuwe bewind voor de belangen van
Nederlandsche onderdanen gezorgd?
De dagbladen deelen mede, dat een Nederlander, de heer
Voetwerd gevangen genomenalleen omdat hij te Parijs
zijn intrek had gehouden in een hotel, uit hetwelk een schot
op de troepen is gevallen. Melden de dagbladen van onzen
gezant een gelijk gedrag als van den Engelschen volksverte
genwoordiger? Neen, de betrekkingen van den heer Yoet
hebben, tegen borgstelling, zijne invrijheidstelling moeten
koopen. De Nederlandsche diplomatie was doof, en had het
vast te druk met de Elyseesche feesten.
Een ander feit, niet in de dagbladen vermeld, is ons
medegedeeld. Yoor als nog hebben wij .geené vrijheid het
in zijne bijzonderheden openbaar te makenmaar het gold
een agent van een geacht Nederlandsch handelshuis, (.lie vier
dagen tc Rijssel in den kerker heeft doorgebragten slechts
vrij werd gelaten op voorwaarde dat hij zou terug!;eeren
van waar hij gekomen was, dat is, naar Belgie. Hij stemde
er op !t laatst in toe, dewijl de grap hem te lang duurde,
en zijn beroep op de tuschenkomst van den Nederlandsehen
gezant vruchteloos bleef. Zou eenen Engelschman zoo smade
lijke bejegening zijn overkomen die in den markies Normanby
een beschermer zocht?
Het scheepvaart- en handelstraktaat met Belgie levert waar
lijk ook gecne bewijzen op van de zorg en de bekwaamheid
die bij onze buitenlandsche staatkunde voorzitten. Wij mo
gen er van zwijgen daar het zeer spoedig in de Tweede
Kamer in behandeling zal komen en dan al zijne gebreken
en leemten aan het licht zullen worden gebragt. Reeds
kennen wij daarover het merkwaardig verslag der commis
sie van Rapporteursdie tot de conclusie is moeten komen
om zijne verwerping aan te raden.
Bij die gelegenheid zal er nog wel een woordje vallen over
onze diplomatie. Wij hopendat dit een prikkel mag zijn
om ook daar verbetering aan te brengenen mee^ veerkracht
te ontwikkelen.
Wat beteekent toch wel het tweede lid van artikel 65 der
Grondwet: >In geen geval mogen de onderdanen des konings
vreemde ordesteekenen aannemen zonder zijn bijzonder
verlof."?
Plet verleenen eener ridderorde aan den vreemdeling is
veelal eene daad van étiquettegetuigende van goede ver
standhouding en overeenstemming van beginselen tusschen de
mogendheid, die ze verleent, en de mogendheid, wier on
derdanen op die wijze vereerd worden. De koning moet
echter beoordeelen in hoe vere het voegzaam is, dat Neder
landers zich die onderscheiding laten welgevallen, [want de
waardigheid van onzen staat zou niet altoos gedoogen dat
Nederlanders ordeteekenen van vreemde Souvereinen droegen.
Ter handhaving onzer nationale eer en waardigheid waakt
alzoo de Grondwet, dat geen Nederlander zonder verlof des
konings vreemde orden aanoeme.
In den laatsten tijd heeft men meer Nederlanders met
vreemde dan met nationale orden zien begiftigen. Men
vraagt evenwelin hoe ver stemt het met onze eer en waar
digheid overeen dat Nederlanders met name zijdie voor
de regten van teleurgestelde fondsenhouders optraden prijken
met ordeteekenen van een bankbreukigen staatzoo als
Spanje? In hoe ver stemt het met onze eer en waardigheid
overeen dat de Nederlandsche gezant bij den duitschen
hondsdagprijke met eene orde van den Groothertog van
Hessen? in hoe ver.... maar genoegwat beteekent het tweede
lid van artikel 65 der Grondwet, zoo alle ordendie vreemde
poténtaten aan Nederlanders gelieven toe te wijzen, onver
schillig wie ze geeft en waarom ze gegeven wordendoor
Nederlandersmet verlof des lwnings worden aangenomen
en gedragen?
'VSchijnt, dat in den^Haag de knoopsgaten te kaal in den
wind loopen, sedert dc groote wolkbreuk van ridderkruizen1
eene dorstwekkende droogte ten gevolge hadgedurende welke
zeer zeldzaam een kruisje kwam nederdroppelen. Een minis
ter moet al zoowat doen.' Aanleiding is wel op te schomme
len, als een klerk -een uurtjeStaatsblad snuffelt. Nu
was men klaar met artikeltje 33 uit de schutterswct van
anno 1827,.
't Is ccne moeilijke vraag, ol een mensch beter dan slech
ter, gedweeër dan ij del er moet worden',' als hem een pluimpje
op den rok wordt gestrikt, 't Is eene vraag, het nadenken
van wijsgeèren -waardig. Maar eene tweede, misschien nog
moeilijker vraag is, op hoedanige navorsching en uitspraak
die strikkerij zou moeten geschieden. Zullen-door het geëerd
publiek de bestritten beoordeeld worden naar den bestrikkcr
of de bcstrikker naar de bestrikten? Is het beter, dat de
bcstrikkerij geschiede naar vaste en wettelijke regels door
eene vierschaar, of dat zij geschiede door éénen magthebbende?
Zijn de meeste menschen dwaas, en is het genoeg hen te
winnen; of zou strenge regtvaardigheid te opgeblazen maken,
en den nijd te gevaarlijk opwekken?
Terwijl wij ons zulke muizennesten in 't hoofd zetten
kan voor praeadvies worden gelezen het besluit van 5 dezer
(Staatsblad no. 149), waar art. 4 aldus aanvangt: Het
ueereteeken wordt door Ons toegekend".
Alzoo, te oor deelen officieel te oordeelen, te voJinissen
over pligtbetrachtingover zedelijke waarde, over de eer
van nederlandersnemen wij aan n Ons".
En zal nu bij vrouwen, kinderen en anderen die de strik
ken aangapen, zonder na te vragen naar de bpstrikkers, een
kale oude schuttersrok officieel tot eene soort van schaudtee
ken zijn gepromoveerd?
APELDOORN17 December. Voor weinige dagen werd
de handboog-vereenigingDoelen van Koning Willem III,
te Apeldoorn", bezocht door twee personen waarvan de eene
voorgaf te zijn Ledru Rollintot staving waarvan hij, bij
dezen zijnen waren of verdichten naamin het introductie-
boek nedcrschreef: s Barricadenbouwer." Ilieruit meenden
sommigen te moeten besluiten, dat de tweede dier personen
ongetwijfeld was Louis Blanc, die thans met zijn vriend Rol
lin, Londen verlaten hebbende, welligt een toertje door
Nederland deed. Bij nader bezien is het echter gebleken
dat de zich noemende Rollin iemand is die zich ten koste
van anderen door zijné' leugens boosaardig zoekt te vermaken
en de vermoede Louis Blanc op een kantoor in dezen om
trek behulpzaam is.
Gisteren avond omstreeks 8 uren keerde M.. O.. 8 een
eertijds welgezeten schoenmakersbaas te dezer plaatse, zwaar
beschonken en te midden eener ontzettende duisternis, naar
zijne armoedige woning, zijne door hem ongelukkig gemaakte
vrouw en twee nog jonge kinderenuit den kroeg terug.
In de nabijheid zijoer woning, even beneden de eerste sluis
van het Griftkanaal gekomen zijnde, had hij het ongeluk in
het water te geraken en zöude hij ongetwijfeld verdronken
zijnindien zulks niet als bij toeval ware ontdekt door
G. Oosterbroek, aan wien het, met zijne op zijn hulpgeroep
toegeschoten buren M. BroekhuisJ. Loois en W. van Wer
ven na veel inspanning mogt gelukken gezegden M. O. van
eenen anders gewissen dood te redden. Dat drinkebroers en
vooral Apeldoorns jenever-koningen, hier leerenwat dc ge
volgen kunnen zijn hunner ongebondenheiden in hoeveel
ellende zij zich zeiven en hun gezin door eigen schuld storten/
Aanvulling lot het Verslag der Raadsvergadering op den le deter
medegedeeld in de Zutphensche Courant van den 6e iV0. 49.
Alvorens het voorstelbetreffende het -wegnemen der lantaarns van
voor de hulzen der Raadsheeren, en het verkoopen of verhuren der
Regerings-zitbanken in de kerken, in discussie komt, wordt, op ver
zoek, eerst nog herlezen het rapport der Commissie, bestaande uit de
üeeren van Löbehsels, Thooft, Colenbrandeb Cobnen en Tadama. Dit
rapport behelst in substantie: dat men zich, wat betreft liet le punt,
het amoveren der lantaarns, niet liet voorstel wel zou kunnen ver
eenigen, voor zoo verre die niet in de regeling der.Stads-verlichting
onmisbaar zijn, en mitsdien de plaatsing geheel aan Burgemeester en
Wethouderen over te laten; inaar omtrent het 2e punt, de kerk-
zitbanken, observeert dc Commissie: dat haar wel voldingend is geble
ken dat de bedoelde kerkbanken steeds de onbetwistbare eigendommen
dezer gemeente zijn geweest; dat nog de Stad, bij rësolutie van 27
Februarij 1826, uit Staks-kas eene bijdrage van f 7.00heeft verleend
voor de vertimmering der Regeringsbank indeBro$dren-kerkonder
voorbehoud en onverkort de eigendorasregten dezer Stad. D^t echter
de Stads financiën nog niet zoo déplorabel zijn, om die banken produc
tief te moeten, maken. Gecommitteerden beschouwen ;:deze 'zitplaatsen
niet als éhiolument, maar als eene onderscheiding. Dé tegenwoordige
Staatsregeling neemt alle prioriteit tusscheq ;de>ingezetenen toch niet
weg: zij laat die wel degelijk bestaan. De jGropdwet spreekt van
adeldom en Ridderordenszij plaatst aan liet,jhoofd der.. Gemeente eenen
Raad; de census stelt even tastbaar een .verschil tusschen de ingezete.
nen, tusschen Vreemdelingen en Ingezetenen; zij vordért, tot vervul,
ling van onderscheidene bedieningen, verschillende hoedanigheden; enz^
Gevolgelijk oordeelt dc Commissie, dat ook in Godsdienstige bijeenkom 1