6 December 1851.
X\ 49.
TlTItorfseeke
Dc aanneming; des* Bcgrooting van Binnen»
lanclscfac Sakcn.
Eene meer schitterende zegepraal dan de minister van Bin
nenlandsche Zaken in de avondzitting van laatstleden dingsdag
heeft behaald, is ondenkbaar. Na belangrijke, met veel
warmte gevoerde, discussien werd zijne begrootiDg, in haar
geheel, met algemeene stemmen aangenomen.
Wij zeggen met algemeene stemmen want het antirevolu
tionaire driemanschap, de profeet Groen met zijne beide vi
zieren Mackay en van Lijnden, kan men niet mederekenen.
Integendeel, hadden zij voor gestemd, wij zouden den zege
niet compleet achten, en bevreesd zijn, dat er eene adder
Kon schuilen onder het gras. Hun tegen pleegt de kroon te
zetten op het goedkeurend votum van de verstandige meer
derheid der vergadering.
Allermerkwaardigst was het de discussie over de begrooting
van binnenlandsche zaken gade te slaan. Vroegere tegenstan
ders van den minister, in wien ieder de leidsman der Rege
ring erkent, zijn ééojvoor één getuigenis van hunne toenadering
komen afleggen en de verklaring van hunne ministeriële ge
zindheid.
Van Golsteinvan DamHoffmanBauden eindelijk van
Hall zijn het hoofd komen buigen voor de zedelijke kracht
der Regering, en hebben hunDe vijandige stelling verlaten
om te treden in het gelid der regeringspartij. De oppositie
is ontbonden. Alleen staan daar nog op eene verlatene hoogte
op hun «geïsoleerd standpunt" de drie befaamde voorvechters
van het Goddelijk regt, van wie het moerjelijk is te zeggen,
of men hen, wegens hunne verbijsteringmoet beklagen dan
wel wegens hunne buitensporigheden moet bespotten.
Vooral was de bekeering des heeren van Hall opmerkelijk
opmerkelijk zoowel wegens de omstandigheden waaronder zij
plaats vond, als wegens de oorzaken, die hij zelf daarvoor
bloot legde.
Hoe men ook denken moge over de verdiensten van den
heer van Hall jegens het vaderland niemand zal hem groote
bekwaamheid betwisten. De heer van Hall is een man van
staatkundig inzigtis een staatsman. Hij heeft ingezien dat
het geene vruchten kon dragen, dat het tot geen doel kon
leiden bij voortduring tegenover de Regering te staan of
zich van haar te verwijderen; en hij is zich aan hare zijde
komen scharen, openlijk, onbewimpeld. Laten wij den heer
van Hall hulde brengen voor die zelfverloochening, maar er
kennen dat de steeds toenemende zedelijke kracht der Rege
ring hem tot dien stap, als het ware, heeft, gedwongen. Als
iemand van politiek doorzigt, als staatsman wil hij niet lan
ger ronddoolen in eene eenzame woestenij, zonder uitweg et»
toekomst, waar hij hoogstens tot medgezellen zou vintien den
profeet Groen en zijne vizieten, menschen wier onvermogen
om iets redelijks tot stand te brengenvoor geen verstandig
man meer een geheim is.
Wie zou het gelooven, de heer van Hall is de grootste
lofredenaar op de tegenwoordige Regering, of liever op den
minister van Binnenlandsche Zaken geweest. Juist liet hij
op hoogst gevoelige wijze, in tegenoverstelling, zijne afkeu
ring blijken voor dc rigting van den minister van Justitie,
dien men anders zou hebben gemeenddat eer op zijnen bijval
zou mogen rekenen, als meer met zijne beginselen verwant,
p De begrooting van Binnenlandsche Zaken," sprak de
heer van Hall behoort wel met algemeene steramen te
worden aangenomen, du zich slechts 17 stemmen tegen die
van Justitie hebben verklaard." Is het mogelijk door het
stellen van scherper kontrast zijn standpunt te kiezen?
Het was de heer van Hall die luide aan de natie de
verblijdende tijding verkondigde dat Regering en vertegen
woordiging ten onzent homogeen zijn. Het was de heer van
Hall, die met nadruk op dit geruststellend verschijnsel wees,
en deed uitkomen, hoe dien ten gevolge, ten onzent de
constitutionnele Regering zich in haren volkomensten vorm
openbaart.
Waarlijk, wij hooren die taal liever uit den mond van
den heer Halldan uit dien van een bekend bondgenoot der
Regeringzij moet er te onpartijdiger en geloofwaardiger om
voorkomen.
Maar de heer van Hall bezigde nog een ander argument
om op onverdeelde ondersteuning van den minister van Bin
nenlandsche Zaken in wien bij de ziel der Regering er-
O
r a Barona— i mum
kent aan te dringen. Het was een argumentdat met
verrassende snelheid tot eene waarheid is geworden.
Hij wees op den toestand van Frankrijk en op de mogelijke
gebeurtenissen die daar in de naaste toekomst de rust van
Europa zouden kunnen bedreigen. Hij deed uitkomenhoe
noodig het is voor een klein land, gelijk het onze, om zich
sterk te maken door naauwe aansluiting aan eene krachtige
Regering; om alle inwendige tweespalt, waar zich die mogt
vertoonen, in de geboorte te stuiten, ten einde de gevaren,
die van buiten dreigenmet vereenigde krachten te wederstaan.
En ziet, de begrooting van Binnenlandsche Zaken werd met
algemeene stemmen aangenomen op den 2 December, den
zelfden dag toen Parijs, met ongelooflijke stoutheid, een
coup d'état zag volvoerenwaarvan de gevolgen niet te bere
kenen zijn.
Het doet ons genoegen, dat de begrooting van Binnen
landsche Zaken is aangenomen vóór te 's Gravenhage de ver
rassende gebeurtenissen van Parijs bekend warenhet zou
anders den schijn kunnen hebben of de vrees voor een nakend
gevaar aandeel had in het verwerven van die eenparigheid
van stemmen.
Neen, ook zonder invloed van die geweldige ommekeering
in Frankrijk, alleen wegens innerlijke verdienste en kracht,
mogt onze Regering zich verheugen in de eenparige onder
steuning der vertegenwoordiging. Ook zonder anderen drijf
veer, dan het vrijwillig geschonken vertrouwen, schaarde
de tweede kamer zich, als één man, om hem, die als de
Regering moet worden beschouwd.
Het is bemoedigend en geruststellenddit te mogen ge
tuigen. Wie zou, in de dagen die wij beleven, met eenige
gerustheid de toekomst te gemoefc zien, zoo inwendige ver
deeldheid het vertrouwen verbande? Wie zou het land
veilig achtenals hij eene zwakke en weifelende hand het
roer van staat zag houden? En wie verheugt zich Diet eene
Regering aan het hoofd te zien, die eene mate van vertrou
wen geniet, en eene zedelijke kracht oefent, zoo als wij dus
ver nog nimmer hebben aanschouwd?
Waarlijk wij mogen ons bijzonder bevoorregt en gelukkig
rekenen! De organisatie van den staat is in hare voornaamste
grondslagen voltooid; onzekerheid heerscht in geen opzigtde
beginselen, die ook den opbouw van het overige moeten
leiden, zijn bekend en worden algemeen toegejuicht; de
finantien zijn in een toestand zoo als wij dien nimmer
hebben gekend; laat ons dus moed houden, zoo zware
schokken ons dreigen te teisteren. Wij zijn een,volk, klein
in zielental, maar wij kunnen sterk zijn en magtig door
eensgezindheid en zedelijke kracht.
Wij hebben de stormen van het jaar 184B met bewon-
deri ngswaardige kalmte doorgestaan en wii zijn gelouterd
en gesterkt uit de beproeving herrezen. Laten wij vertrou
wen stellen in ons zeiven, vertrouwen in de Regering, en
met even onverstoorbare bezadigdheid dc stormen afwachten,
die ook nu ongetwijfeld weder zuilen opsteken.
Het was een schoone tegenhanger op dien 2d en Decem
ber; in \s Gravenhage ontving de Regering het treffendst blijk
van parlementaire ondersteuning, terwijl in Parijs het Parle
ment door baïjonnetten werd uit een gedreven.
Maar Thorbeckehoe konriet gij Groen zoo lang en breed
antwoorden? Gij hadt zeker liever u en uw werk door hem
hooren prijzen, hé?!
Ach, bezorg hern morgen een schooltje met twintig bin
ders, een schooltje waar geen 'ander boek in komt dan de
notulen van het Dordsche synode en de Kussinghe des Heylis
gen Gheestcs door Vaader Smytegelt. Die twintig kinder
kómen er wel al zou Groen er een mooi sommetje bijpas
sen. Anders, pres die kinders bij loting. Waarom niet?
Van twee kwaden moet het minste gekozen. Worden er
niet oneindig méér geprest bij conscriptie? 't Kan even
goed bij besluit, als lnstituuts-hcrschepping. En overmor
gen gelooven wij (is gelooven niet genoeg?), bedankt Groen
om langer lid te zijn van de revolutionaire Beëlzebubs-verte-
genwoordiging,
Maak u niet dik toch. Het spookt hem erger in den gevel
dan in het hart. 't Is een nawee zelfs van deugd en vlijt.
Wat wonderals een uurwerk in 't OraDje-archief een paar
eeuwen achteruitdraaft? Daartegen is geen kruid gewassen.