s xj K
over t afgemc|tt^ife^jt^av-eh Veel jaget gedaald zijn dan daar
Ie Jande. Hf-drfe laréTcf tijds zijn Wip tot op het punt geko
men. dat nietmag, o\%rsch>edeir wórden zonder den staat
en haar dienst in gev&ar Tè si-eden/'-y
Het is zoo; niets w&ce bijv. ^ehfakkelijker dan nog weder
de begroeting voor Oorlog een millioen 'lager te steilenof
het half millioen voor openbare werken van de 'Bcrooting
van Uinnenlandsche Zaken le weren.
Maar wie zou de verantwoordelijkheid op zich willen nemen,
het jaar 1852 in te gaan en tevens het leger tc desorganiseren
Wie zou onvermijdelijke rivier- en waterkeerende werken
willen uitstellen?
Na vraagde de Heer R. liet woord over een personepl feitin ver
hand met de opgelezene notulen, 'hetwelk hem NB. eerst na eenige
herfstachtige doch weinig diplomatische discussiën werd verleend, om
zich van den hlaani als onwaarheidspreke?te zuiveren. Doch de Heer
Burgemeester trok zeer voorzig tig lijk, ru>g alvorens dc Heer R. aan het
Wij zijn volslrekt niet kinderachtig jaloersch op het uit
sluitend regt ter verspreiding onzer denkbeelden en wij heb
ben er niets tegen, dat andere dagbladen of Couranten over
nemen hetgeen wij aan het publiek ten beste geven. De
eerlijkheid brengt echter mededat men opgeve van waar
men het overgenomene heeft ontleend. Verzuimt men dit
met eene kleinigheid, met enkele regels wij zien het dooi
de ing ers; maar zóó grof als de Tielsche Courant het vak
der letterdieverij uitoefent, kunnen wij niet onopgemerkt la
ten voorbij gaan. In het no mm er der Tielsche Courant van
19 dezer staat namelijk, van het begin tot het einde woor
delijk, ons hoofdartikel over de opheffing van het konink
lijk Nederlandsch Instituut afgedrukt; en dat zonder eenige
vermelding van oorsprongeven als ware het een eigen werk
der redactie van de Tielsche Courant. Dat gaat te ver.
Ditmaal willen wij het laten ✓bij cene openlijke waarschu
wing maar meeneo toch der Tielsche Courant te gelijker tijd
indachtig le moeten maken dat cr in Nederland weiten be
staan die het copieregt beschermen, en dat die wetten ook
ten behoeve van Raleidoscoop gelden.
De Arnhemsche Courant doet ons de eer aan op te komen
tegen onze beschouwing van het regtmatige eener belasting
op het jagt- en vischregt.
De Arnhemsche Courant gewaagt van misverstand. Ook
v/ij geloovendat er misverstand heerschtmaar aan welke
zijde? Zietdaar dc vraag. Slechts céne opmerking, in
verband met ons hoofdartikel der vorige weck.
De Arnhemsche Courant noemt het jagen en visschen op
eigen grond geen bedrijf. Wij willen over woorden niet
twisten cn toegeven dat het enkel de uitoefening is eener
burgerregtelijkc bevoegdheid volgens het in het wetsont
werp aangenomen beginsel dat een ieder bevoegd is zich
het wild toe te eigenen dat op zijnen grond aanwezig is, of
de visch die zich in zijn water bevindt.
Is het echter geheel bij uitzondering dat van het jagen en
visschen belasting wordt geëischt, terwijl de uitoefening van
elke andere bevoegdheid van eigendomsregt vrij zou zijn?
In geenen deele. Wij noemden het koopen en verkoopen
huren en verhuren alle uitvloeisels van het eigendomsregt.
Ja maar, zegt de Arnhemsche Courant, dan oefent
gij een bedrijf uit. en jagen en vissschen is geen bedrijf.
Maar wij noemden ook het persoonlijk gebruiken door den
eigenaar, bijv. van zijn paard. De eigendom brengt de vol
strekte beschikking over de zaak mede; de eigenaar mag dus
doeD met zijn paard wat bij wil. Hij mag het berijden
met of zonder zadelnaar hem goeddunkt.
O ja; mits hij maar de belasting betalc, gesteld op de uit
oefening van dat regt van eigendom hier evenmin de uit
oefening van een bedrijf.
Wij blijven in onze meening volharden, dat er wezenlijk
geen verschil bestaat tusschen deze wijze van toepassing van
zijn eigendomsregten die van jagen en visschen. Het mis
verstand schijnt ons aan dc zijde der Arnhemsche Courant.
Terwijl eenigen steenen en klagen: ach, ach, die opene deuren! er
geren zich weer anderen, misschien met meer regt, over de onvolledige
of verbloemde verslagen der Raadsvergaderingen in de Zulphcnsche
Courant; doch deze laatslen troosten zich nog al spoedig met do aan
vullingen en verbeteringen, in de meer alom gclezene Raleidoskoop.
Zoo zou men uit het verslag der Raadsvergadering van den 12 de
zer, medegedeeld door de Zutph. Ct.kannen opmaken, dat de Heer
Roosegaarde over de redactie der notulen van de vorige Vergadering
slechts het woord had gevraagd voor ijdele nietigheden; en waarover
men maar zeer pacifiek was overgegaan lot de Orde van den dag.
Niet alzoo, waarde Lezers! de Heer Burgemeester G. P. C. Baron van
Heeckeren had voor den Heer W. van Heeckeren, zijnen neef, eene ver-
liooging van f 50op diens salaris van fb00, en onder den titel van
adjunct ter Secretarie, op de begrooting doen brengen: de lieer R. had,
in zijne bestrijding hiervan, bemerkt dat er geene zoodanige lilelaluur
alhier beslaat, en men vroeger aan tien assistent des ambtenaars van
den Burgerlijken Stand, thans het hoofdwerk van dezen neef, daarvoor
slechts f 100 bad toegestaan. Dit was door den Heer Burgemeester
kort weg verklaard le zijneene groole onwaarheid en de begrooting
ging, in alle zijne deelen met de gewone meerderheid door; want de
Raadsverkiezing tc Zutphcn is voor velca geweest eene droevige teleur
stelling.'
De Heer R. getroffen en door deze (zijns inziens) °löijale handelwijze
des Burgemeesters voldaan, hield diensvolgens een groot deel zijner ge.
projec eer e rede terug; maar zich echter niet gaarne, vooral in het
open aai. atende beieédigenofschoon hij maar een nian uit den bur
gers am is, repliceerde Z.EiL, niet de bewijzen in de hand: dat de titel
van nijunc ter Secretarie vroeger reeds door Heeren Gedeputeerden
per men was geweigerd; dat bovendien, in aanmerking genomen den
slechten toestand der stedelijke finanliën, Hun Ed. Groot Achlb. mcer-
ire ezumigmg hadden wenschelijk geacht, daar de meer aanzienlijke
sieuen Arnhem en Nijmegen geene zoo kostbare administratie voeren,
L,J' Groot Achlb. hij resolutie van 7 Mei 1834, evenwel, op het
dringend aanhouden, er in zouden berusten om f 500 bezoldiging op de
>°groo aa.u te nen)en voor eenen nieuwen geëmployeerde aan de
7 secretarie, en diens voorgeslelden titel van adjunct ter secretarie
tc veranderen m dien van Tweeden Commies.
Na nog eenige frappante ohservaliën en bedenkingen over het woord'
verlcenen voor personele feiten, welke alleen deden blijken, hoe pijnlijk
iet valt om oud ingeroeste privilegiën en aanmatigingen le laten va
ren en daarvoor nieuwe, meer liberale parlementaire beginselen en vor
men op te volgen, of wel een bitter, doch vvenschelijk-lieilznam pilie-
je te slikken, over al hetwelk wij, om des besleks wille, dienen
,e sl;,Ppen stemde nu de Heer Roosegaarde zelf mede voor het
overgaan tol «Ie Orde van den dag. Het vervolg (lus hierna: ach,
ach, die opene deuren!
beu drietal Vragen en Antwoorden over den Eed;
b. v. dien van Zuivering.
I. Viaag. Hoe maakt het iemand toch wel, die eenen pieg-
tigën Eed zal afle
gevoelt?
Antwoord. Eekrompene wezens zweren dan wel eens, uit
ijdele zelfmisleiding, onder het opsteken der vingers van
de linkerhand.
2e Vraag. Maar wordt een Eed dan daardoor te minder een Eed?
Antwoord. Geenszins! doch zulks moet dan zooveel betceke-
nen als: »Ach, Lieve Heer! ik, meen het immers toch.
maar over de linker schouder
5e Vraag. En blozen de zoödanigen dan niet voor het publiek
Antwoord. Och neen die blozen nooit integendeel be
roepen ze zich bij voorkomende gelegenheid of bestaande
animositeiten zelfs wel eens gaarne en driest weg op
zulk eenen Eed, waaraan ze zich, op zijn best, slechts
morganatisch achten verbonden.
{Morganatisch een hulpwoord ter aanduiding van huwelijken
tusschen Vorstelijke met uiet-Vorstelijke-personen ze worden
gesloten met de linkerhand en sluiten de afstammelingen van
de vorstelijke erfregten uit.)
[Wij herinneren ons hierbij een versje, bij gelegenheid eener Belgische
minister-veranderingin een Anlwerpseh blad geplaatst, aldus lui
dende:
Pe Eed der Mi sa asters.
De keuning, onlangs weer gekomen iu de stad,
Riep zijn ministers saêmdie hij gekozen had
En als het uer daer was, zoo kwamen z' allemael
Getreden, stijf van goud, in de vergaderzael.
De keuning met bloot hoofd cn regt voor hun gestaen
Nam 't woord en sprak aldus zijn zes ministers acn
Mijn heerenzweert mij hier getrouwheid aan de wet."
Zij antwoordden terstond: »Ja Sier, wij zweren het."
De keuning die ging voort: »Ik weet, 't is slechte tijd,
En k zie met zeker leed, dat g' allen mager zïjt,
Maer zweert, dat gij u nooit met 't zweet der burgers vet."
Zij antwoordden met vier: »Ach Sier, wij zweren liet."
De keuning zei hun nog: >.Iels dat mij kommer geeft,
Is dat elk van uw soort zoo lange vingers beeft,
Zweert mij dat gij u nooit met dieverij besmet."
Zij antwoordden heel hard: »Ja Sier, wij zweren het."
De keuning, nadat bij bun eed ontvangen had
Verliet zijn nieuwen raedgezind gelijk een kat.
Zij lachten niet dien eed; hem breken is geen scband
Zij hebben hem gedaan met hunne fiBSfikeB^Sftad.]
Dc leden van den Raad der Gemeente Voorst, hebben met 9 tegen 4
stemmen besloten geen presentiegeld le zullen genieten, hebbende Voor
gestemd: P. Kroon (Wethouder), U. J. Nuisink, R. Barmentlo en B.
Brink; Tegen: G. J. van Gendt (Wethouder), H. J. Ankersmit L.
J. Ilavekes, A. J. Bourgonje, W. Bredenoord, J. W. Nijenhuis G J
Belt, J. Willemsen en T. Dolman. Ook de Wethouders hebben voor
hun traktement bedankt.
Het vrouwen-genootschap tot emancipatie der vrouw heeft
dezer dagen een adres aan mevrouw Kossuth doen aanbieden
waarin het verzoek vervat was, dat zij tot die vereenigin^
zou toetreden. Haar zeer verstandig antwoord hierop luidde
aldus: Wat mijne denkbeelden omtrent de emancipatie be
treft, reeds vroeg heb ik mij binnen den kring mijner huise-
lijke pligten bepaald, zonder ooit verder te zien. De ver
pletterende Joop der gebeurtenissen heeft mij sedert nog minder