22 November 1831.
W. 47.
NIEUWS- EN ADVERTENTIE-BLAD.
Me Hea*aaclslaglasgesii ©ver de Ilegi'oótimg.
btS"
K4LEID0SK00P
OEVEMTEB SUTPMEM, APEEBOOMU
iHuaiiiiiaii
Dit blail verschijnt geregeld alle Zaturdageo. Dq
prijs van bet abonnement is voor Zwolle, Deventer,
Zulphen en Apeldoorn 78 cent in de drie maanden;
overal elders franco per post87'/j060Alle post
kantoren nemen bestellingen aan.
De prijs der Advcrlentign is van één tol vijf regels
50 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be
halve SSeentzegelregt bij iedere plaatsing.
Voor zoo ver men uit de tusschen de Regering en de Tweede
Kamer gewisselde stukken en uit de tot dus ver gehoudene
beraadslagingen kan opmakenschijnt het buiten twijfeldat
de Begrooting voor het dienstjaar 18o2zonder merkelijken
tegenstand zal worden aangenomen*
Dit doet ons genoegen uit tweeërlei oogpunt. Vooreerst
omdat het ons in het algemeen genoegen doet aan de tegen
woordige Regering de middelen te zien toestaan om op den
ingeslagen weg voort te gaaD en ten andere omdat het hiei
geldt het dienstjaar 1852.
Elke regering heeft bij gelegenheid van de discussien over
de begrooting, eene algemeene proef door te staan. Dan
komt het geheelc bestuur, in zijnen volledigen omvang, ter
sprake, dan worden de beginselen der Regering getoetst en
eiken maatregeltot in de minste bijzonderheden gewogen.
Natuurlijk moet het eene groote zedelijke kracht aan de
Reeering bijzetten wanneer die proef glansrijk uitvalt, wan
neer het vertrouwen der vertegenwoordiging onverdeeld op
haar wordt gevestigd.
Eene goede Regering nu moet sterk zijn. Niets verheugt
ons zoo zeer dan hetgeen de strekking heeft om de zedelijke
kracht van het uitvoerend bewind te verhoogen. Van zwak
heid zijn geene goede vruchten le wachten.
Is dit in het algemeen waar en ten allen tijdehoe veel
te meer moet het ons geen genoegen doen en ons gerust stel
len dat wij het dienstjaar 1852 onder eene sterke Regering,
onder eene Regering sterk door zedelijke kracht en door het
vertrouwen der Vertegenwoordigingte gemoet gaan.
Het jaar 1852 gaat zwanger van onberekenbare gebeurte
nissendie weliigt ook onze instellingen van staat op eene
harde'proef zullen stellen. De voorteekenen van de dingen,
die komen zullen, openbaren zich nu reeds in de fiansche
Vergadering van wetgeving, en met gespannen aandacht zien
de kabinetten even als de volken van Europa de ontknooping
te gemoet van het groote dramadat z-ieh daai hoe langei
7.00 meer verwikkelt. Welke onvoorziene gebeurtenissen het
jaar 1852 in zijnen schoot verbergt, niemand kan het zeg
gen; maar een ieder gevoelt het, dat een dreigend gevaar,
als het ware, dc lucht vervult.
Zou men dat Europecsch gevaar met eenige gerustheid te
gemoet kunnen gaan onder eene 2-wakke Regering?
Zouden wij, inwendig verdeeld en geslingerd, ons in vei
ligheid kunnen achten tegen de schokken -die ons boven het
hoofd hangen? -
Zekerlijk niet. Men bedenke daarbij dat een gevaar
dubbel gevaarlijk is, wanneer wij het niet met het noodige
zelfvertrouwen durven bestrijden; wanneer het zich, bij zijne
nadering van ons meester maakt. En dan zal men de hooge
waarde inzien en begrijpen die er voor ons in eene krachtige
Regering, vooral gedurende het aanstaande dienstjaar 1852,
is gelegen. Wij moeten het voelen dat wij een vasten bodem
onder onze eigene voeten hebben, om ons onbevreesd en
juist daardoor bestand te maken tegen schokken die ons
weliigt van buiten onverhoeds kunnen treilen.
Ook de Vertegenwoordiging ziet dit in en stelt uil, bij hare
algemeene beschouwing van staatkundigen aard, ten aanzien
der tegenwoordige Begrooting op den voorgrond Wij mogen
derhalve verwachtendat dejvoqrnaamsle hoofdstukken met
De AdvertentiCn moeten vóór Vrijdag middag vier
uur ter Drukkerij te Deventer rijn ingezonden.
Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeien
franco geschiedenhetzij door bemiddeling der Post
kantoren, of te Zwolle bij "W. E. J. Tjeekk Willink;
Deventer, A. Ter Gusnb; ZutphenJ. H. Mellirk;
Apeldoorn, B. Gunning.
eene aan eenparigheid grenzende meerderheid zullen worden
aangenomen. Een voorregt inderdaadwaarover zich slechts
zeldzaam eene Nederlandsche Regering heeft mogen ver-
heugen.
Ik geloof, dat men bij de beoordeeling der Begrooting uit
een algemeen politiek oogpunt, geen ander standpunt behoort
te kiezendan het boven aangeduide. Maar ook de Begroo
ting op zich zelve beschouwdafgescheiden van alle daarneven
liggende consideratienschijnt eene onverdeelde goedkeuring te
wettigen.
Het onderzoek der Tweede kamer is zoo naauwkeurig ge
weest, als billijkerwijze kan worden verlangd; elk onderdeel
der begrooting elke post zijn in oogenschouw genomen en met
welke uitkomst? Ja, dat men hier en daar enkele be
zuinigingen mogelijk achtte, en die wezenlijk voorstelde,
maar van de andere zijde weder verhooging van andere pos
ten meende te moeten aanraden in het belang der publieke
dienst, die tegen die bezuinigingen opwegen, zoodat in het
eind cijfer der begrooting geene merkbare verandering is te
brengen. De ijverigste voorstanders van vereenvoudiging en
bezuiniging zijn dan ook tot de overtuiging en de erkentenis
gekomen, dat er geene belangrijke vermindering der uitgaven
meer mogelijk is tenzij door zoodanige voortgezette bemoei-
jing en bekrimping, bij elke voorkomende gelegenheid, van
de kleinere onderdeel en der dienst, welke ten slotte te za-
men gevoegd toch een aanzienlijk bedrag uitleveren. Maar
daar is geene enkele tak van de Staatsdienst welke zou ver-
oorloven door hervorming en vereenvoudiging, daarop een
noemenswaardig cijfer van bezuiniging te verkrijgen. Alleen
maakt tie inrigting der Regterlijke raagt eene uitzondering.
Alleen is deze nog vatbaar voor aanmerkelijke en dadelijke
vereenvoudiging, waardoor eene besparing van weliigt 3 a 4
tonnen gouds is te bereiken. Maar wat kan de Regering in
dat opzigt doen zoo lang de wet tot organisering van dc
Regterlijke magt niet is tot stand gebragt? Immers niets.
Deze overtuiging, thans onverholen in de Tweede Kamer
door de warmste bezuinigingsvrienden, uitgesproken, moet ook
bij het publiek ingang vinden dat namelijk de minister van
Finantien ten vorige jare eene onloochenbare waarheid uitsprak
toen hij de verzekering gaf, dat in ons land de rij der groote
bezuinigingen gesloten was; dat alleen nog maar door eene
hervorming van het regtswezen eene aanmerkelijke besparing
op éénmaal te verkrijgen is, maar men overigens beperkt is
tot eene steeds voortgezette bekrimping der uitgaven op de
onderdeelen welke echter niet op eens, maar door gestadigen
naauwmerkbaren voortgang, tot eene bezuiniging van eenig
belang kan voeren.
Dit zelfde heeft de minister thans herhaald, en hij heeft
daarbij geene tegenspraak ondervonden.
Trouwens, als men nagaat, dat de begrooting van het jaar
1849, na aftrek van den rentelast, slechts 32Vs millioen
beschikbaar stelde voor de geheele Staatsdienst van Neder
land en dat op dit waarlijk geringe cijfer nog VA millioen
minder door de Regering is uitgegeven dan was aangevraagd
en toegestaandan moet zelfs de halstarrigste ij veraar
voor bezuiniging wel tot de overtuiging komendat inderdaad
de uiterste grens is genaderd.
Men legge onze begrooting naast die van Belgie: men mag
het veilig'doen, en men zal ontwaren, dat hier te lande