8 November 18» 1. N°. 45 IV E IJ W S- E i\ A B V E II TENTS E-B L A I). Sic ©plscfifiog vaai koniaiklijk Medes*- fiasadscli BiiistUuul. OSMOS» ZWOLLE DEVENTER, jKIJTPHENAPELDOORN. Du blad vorschijut geregeld alle Zaturdagen. De prijs vao het abonoemcnt is voor Zwolle, Deventer. Zutphen ea Apeldoorn 75 ceut iu de drie uiaandeo; overal elders franco pet postST/joent. Alle post kantoren uemeu bestellingen aan. De prijs der Advertentiên is van één lol vijf regelt 50 cent, en 10 cent voor e,keu meerderen regel, be halve 55cent zegelregt bij iedere plaatsing. De Advertentiên moeten vóór Vrijdag middag vier our ter Drukkerij te Deventer lijn ingezonden. Alle toezendingen voor-dit blad bestemd moeten franco geschiedenhetzij door bemiddeling der Post kantoren, of te Zwolle bij VV. E. J. Tjbenk Willihk; DeventerA. Tbr Gunnb; Zutphen, J. H. Me luns; Ai>eldoorn, B. Gimams. Wegens de toenemende belangstelling en de meer en meer te kort komende ruimte om al liet daarvoor bestemde in dit blad op te nemen, is de uitgever bij genoegzame deelneming voornemens aan het herhaaldelijk uitgedrukte verlangen te voldoen eu met het begin des volgenden jaars ook des Dingsdags van iedere week eene Courant uit te geven die in de eerste plaats aan de handelingen der Gemeentebesturen van hier en elders zal gewijd zijn, eu overigens met nieuwstijdingen, gemengde bijdragen en advertentiênop de wijze van den KALEIDOSKOOPaangevuld; terwijl dezelfde geest van vrijmoedigheidonpartijdigheid en onafhankelijkheid ook hier beerschen zal. Beide bladen zullen den naam van dragen en zoowel afzonderlijk ais vereenigd verkrijgbaar zijn. De Dingsdag- en Zaturdag-editie zullen ieder afzonderlijk te ZioolleDeventer Zutphen eu Apeldoorn 75 cent in de drie maanden kosten; overal elders franco per post 87'/2 cent. De beide edities te samen in genoemde plaatsen f 1.25; elders 1.50. Geabonneerden buiten de stad, welke slechts ééne der beide edities verkiezen, gelieven dit vóór het einde dezer maand te berigten zullende anders gerekend wordendat zij beide wenscheu te oulvangen. Eene zaak, die inderdaad de aandacht van het publiek niet in bijzondere ruate verdient, heelt nogtans dezer dagen in zekere kringen buitengewoneu indruk te weeg gebragt en daar den wrevel en onwil tegen de Regering, en met name tegen den minister van Binnenlandsche zaken zoo zeer gaande gemaakt als waren 's lands dierbaarste belangen opzettelijk met voeten getreden. Ja hoe ongelooflijkhoe belagchelijk zelfs, het schijnen moge, de opheffing van het koninklijk Nederlandsch instituut heeft de gal van een aantal geleerde cn ongeleerde personen vreesselijk in beweging gebragt. De professor stuurt alles in de war; sloopt alles!" was een kreet van veronwaardigingdie ons van verschillende zijden in de ooien klonk. Wij willen dus een oogenblik bij de zaak stilstaan, hoezeer anders waarlijk het overleden instituut de eer niet verdiende eener openbare en opzettelijke behandeling. Koning Lodewijk ging, gelijk men weet, zeer kwistig om met 's lands penningen en had de bijzondere zucht om zijn jeugdig koningschap door allerlei schitterende instellingen, van elders overgeplant, op te luisteren. Zoo stichtte hij in den jaie 1808, geheel in navolging van de Fransche Academie, het koninklijk instituut binnen Amsterdam, en verbond daaraan een aanzienlijk subsidie uit s lands kas. Het was eene dier instellingen die meer op den schijn dan op echt Holiandsche degelijkheid gegrondvest strekken moesten om door het uitgehangen lokaas de ijdelheid te vangen en de eigenliefde te streelen. Lid te wezen van het koninklijk instituut was voor velen een zeer begeerlijken titel cn niet weinig een voorwendsel om eene hooge borst te zetten en zich magtig veel te laten voorstaan. Nu zouden wij er volstrekt niet tegen hebben dergelijke titels te zien uitdeelen aan hen die er naar hunkeren, zoo min als wij bij voorbeeld ons ooit geërgerd hebben als St Nikolaas ridderorden te grabbelen gooide ware het niet dat het koninklijk instituut van wetenschappen letterkunde en schoone kunsten uit de schatkist werd onderhouden en betaald. De heerendie tot de vergaderingen opkwamen ontvingen telkens een presen tiegeld boeken die door niemand gekocht en nog minder gelezen werden, moesten op kosten van de schatkist gedrukt en vervelende redevoeringen voor het geld der natie aan de vergetelheid worden overgeleverd. Dat alles was ergerlijk in het oog van allendie zich door geen schijn laten verblin denmaar op wezenlijkheid zijn gesteld. In de laaste jaren was het subsidie voor het instituut op f 10,000 's jaars teruggebragt. De vraag was natuurlijk wat ontvangt de natie in vergoeding voor die uilgaaf? En dan was het antwoord bedroevend. "Wij (lurven gerust zeggen, dat net lionmiaijk instituut zoo lang het bestaan heeft, nooit eenig nut heeft bewezen, noch aan dc kunst noch aan de wetenschap maar in tegendeel de ontwikkeling van deu geest heelt tegengewerkt. En toch heeft het gedurende den loop van zijn bestaan meer dan een millioen gulden gekost. Het instituut gaf zijne werken uitmaar altijd met schade. De werken van het instituut vonden gecne koopers; een dadelijk bewijs dat zij beter ongedrukt hadden kunnen blijven, en de druk eene unproductive uitgaaf, dat is eene loutere verspilling, was. Wij tarten den ijverigsten bewonderaar van het instituut een enkel degelijk werk op het gebied van kunst of wetenschap tc noemen, dat zijn ont staan aan het instituut tc danken heeft. Ja, wij weten wel, dat er keurige verhandelingen van den grooten Meijer, ook <»oede voortbrengselen van anderenen voor weinige jaren nog eene voorlezing van den heei Ihorbecke, over het kicsre°tin de werken van het instituut zijn opgenomen; maar °die stukken zijn juist dien ten gevolge minder bekend geblevencn alleen door latere afdrukken onder het oog van het groote publiek gekomen. Het zou niet onaardig zijn een staat publiek te maken van het aantal exemplaren, dat van de verschillende door het Instituut uitgegevene werken verkocht werd. Daaruit zou, met sprekende cijfers, van het nuttelooze en tijd-en geld ver kwistende van die instelling blijken. Is liet, bij voorbeeld, niet belagchelijk, op 's lands kosten eene prijsvraag over de Arabische kleederdragten te zien drukken, van welke, naar men zegt, drie exemplaren verkocht werden? Vraagt het den belastingpligtigeals hij zijn offer aan de schatkist brengt, of hij er genoegen mede neemt zijne zuur opgebragte pennin gen aan dergelijke beuzelarijen, onder den schijn van geleerd heid, te zien verkwisten? Het instituut verzamelde ook eene boekerijnatuurlijk voor 's lands geld. Nu zou men hebben mogen verwachten, dat die oorsprong aan elk ingezeten het regt zou verschaffen er gebruik van te maken. Maar neen dat was enkel wegge legd voor de bevoorregte geleerden. Trouwens, ook deze hadden er weinig genot van; want de bibliotheek van het Instituut is volstrekt onbruikbaar; vooreerst wegens den zon derlingen amalgama van boekwerkenen ten andere wegens

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1851 | | pagina 1