- f 0 I', I
moord jen brand -geséhreeuwc] wordweigering van ker-
keliikV^i^llWèl^b aan een lijk', e-n^'at door die zeilde li
beralen fty^êtïCe de formaliteiten verlangden.. Het hoogwijze
Engeland stond onlangs op stellen om de prüllenj van éene
kardinaalsbenoeming. Maar wij nederianders moeten ons nog
riet inbeelden, tot het toppunt te zijn genaderd. Hiervan
zal nader blijken als onze wetten op armwezèn en schoolwe
zen onder handen komen. De terreinen van het maatschap-
•neliike en van het kerkelijke zijn bij ons nog met zoo duide-
Jiik van elkander gescheiden, dat reeds eene goede wetgeving
od arm- en schoolwezen mogelijk is. In beide opzigten zul
len wij ons vooreerst met de bereikbare verbeteringen moeten
vergenoegen. Wie dat bereikbare zullen weten te vatten en
in te voeren, zijn in hunnen tijd hoogst-verdienstel.jke mannen.
Door couranten van meer liberalen stempel is reeds de ver
schijning begroet van het nieuwe weekblad De Gemeente
stem". Ook wij willen het gaarne begroeten als eene hand
leiding waar, bij de nieuwe inrigting der gemeenten veel
uit tf leéren ial zijn want het wordt m/t Haagje uitgege
ven, en daar moeten ze van die zaken vnjwat weten. Maar
wij voe-en er bij, dat de lezers des te meer u,t eigene oogen
móeten zien. Bij voorb.wie er in leest, dat eene achtbaie
meerderheid van den achtbaren raad |er achtW
Amsterdam heeft begrepen, dat het land zfgeG en
tre-gelden van de ingediende papieren der nieuwe raadsleden
moet afstrijkenkan op zijne vmgers narekenen, dat hage
naars niet ongaarne zulke geruchten rondbazuinen.
Bij de jongste verkiezing is het district Arnhem voor een
lid der provinciale Staten is op nieuw gebleken hoe doodend
voor de belangstelling het tweetrappenstelsel is. De provin
ciale Staten kiezen de leden der Eerste Kamer; de kiezer
de ledem.der provinciale Staten; en bij deze keuze schijnt
men al meer en meer het groote gew.gt uit het oog te
verliezen dat de provinciale Staten politieke collegieti in
overeenstemming met tien geest der natie, lJven' e
voorbeeld van Belgie, waar men den senaat ontbinden moest,
de stemming onzer Eerste Earner over de onteigeningswet doen
zieD hoe spoedig er eene spanning tusschen ce eic e a ten
der vertegenwoordiging ontstaan kan, die nie opge os van
worden dan door ontbinding van een van beide. De pro-
vinciale Staten zijn echter onontbindbaar; en van hen.zou
het afhangenzoo te eeniger tijd de Eerste Kamer ontbon-
jl wo -r ---7.0" provincial
Sfaten dus niet in den geest der natie zamengesteldeen
onoplosbare strijd zal er ontstaan tusschen de twee takken
der vertegenwoordiging, eene stagnatie in het iaderwerk
der regering.
Wij zwijgen van het eigen bestuur der provinciale Staten
dat, vooral voor zoo ver dit door de keuze van gedeputeeide
Staten eene bepaalde rigting erlangt, van onberekenbaren
invloed op den dagelijkschen gang van zaken, met name op
het gemeentewezen is.
Men doet dus zeer verkeerd de verkiezing vaD een lid der
provinciale Staten als eene zoo onverschillige zaak te be
handelen.
Te dier zake hebben wij vooral een appeltje te schillen
met de vrijzinnige kiezers van Apeldoorn. Blijkbaar hebben
zij 38 stemmen aan den heer Rok Ankersmit gegeven. Hoe
voortreffelijk nu ook die keuze mag zijnwisten zij in het
gegeven geval toch zeer goed, dat deze candidatuur geen
kans van slagen had; zelfs hebben zij, zoover wij weten,
geene moeite gedaan om die elders aan te bevelen. Slechts
voor één kandidaat is gewerkt en gewurmdnamelijk voor den
burgemeester van Rhede overigens is de zaak geheel onvei-
schiliig behandeld. Het gevolg is nudat er, bij herstem
ming eigenlijk geene goede keus meer te doen is. Hadden
de Apeldoornsche kiezers zich vereenigd met de libeiale
kiezers van Arnhem er ware nog kans voor eene betame
lijke keus geweest. Nu moeten zij van twee kwaden het
beste kiezen, en hunne stemmen geven aan iemand, dien
zij waarschijnlijk van den aanvang af aan niet hadden verlangd.
Zoo volgt de straf op de zonde; en zóó wordt de burge
meester van Rhede lid van de provinciale Staten van Gelderland.
LAREN. De afgunst is te schande geworden Gedeputeerde
Staten hebben geen gehoor gegeven aan de nijdige inblazingen
van halstarrige betweters; wij behouden de onsterfelijke eer van
in onzen Gemeenteraad een ex-minister, ex-lid der Tweede
en de Eerste Kamer, een commandeur van de Nederlandsche
Leeuw en van de Eikenkrooneen president van een pro
vinciaal geregshof, in één woord den onvergelijkelijken jonk
heer van Rappard zitting te zien nemen.
Nu moet het ons dorp wélgaanwie er nog aan twijfelen
kan is een uil.
En welk eene glorie zal er niet op ons afstralen als het
bekend wordt, dat ons dorpje de bakermat, of liever de
wieg is, van de wedergeboorte des jonkheeren Rappards?
Dat wij hem voor het eerst wéder in de politieke luren
leggen; of omgekeerd hij ons? En als hij dan eens weder
minister geworden zal zijn en waarom zou hij niet, daar
hij thans lid van onzen gemeenteraad is? we|k een
zondvloed van gunsten en zegeningen zal het dan niet regenen
over het gelukkige Laren?
Intusschen hebben wij veel ook aan onzen burgemeester
te danken, die niet schroomde den president van het Gel-
dersch hof, hetwelk te Arnhem gevestigd is eene verklaring
te geven dat hij te Laren zijne vaste woonplaats heeft.
Gedeputeerde Staten hebben gemeend dat zij onbevoegd
waren de waarde dezer burgemeesterlijkë verklaring te
beoordeelen; dat wel is waar artikel 15 der wet op de reg-
terlijke organisatie beveelt dat een president van een' hof
zijne vaste woonplaats moet hebben in de gemeente, waar
het hof is gevestigdmaar dat het niet aan Gedeputeerde
Staten is opgedragen om te zórgen, dat deze wetsbepaling
worde opgevolgd wanneer een president óf een lid van een
hof met der daad die bepaling overtreedt; en dat jonkheer
van Rappard uit krachte van de verklaring des burgemees
ters van Laren geacht moetende worden daar zijne woon
plaats te hebben ter zake der daaruit voortvloeiende over
treding van art. 15 der Wet op de Regt. Org. te dier zake
alleen onderworpen is aan het toezigt van den Hoogen Raadi
Met die beschouwing van Gedeputeerde Staten yereenigen
wij ons geheel. Daaruit blijkt echter op nieuw hoeveel
jonkheer v. Rappard niet over heeft voor zijne dierbare
gemeente van Laren.
Over éénc zaak maken wij ons echter voor den waardigen
man een weinig ongerust- leder weet dat Arnhem een broei
nest is van kwaardaardige advokaten die maar alles durven
zeggen wat hun voor den mond komt. Stel nu dat jonkheer
van Rappard het hof presiderende zoo als hij veeltijds
doet, dezen of genen delinquent harde waarheden toeduwt
en hem bij voorbeeld toevoegt: »Gij hebt de wet overtreden
gij behoort de wet te kennenhier baten geen uilvlug-
len en stél nu, dat zulk een kwaadaardige advokaat,
schampcrwegmijnheer den voorzitter artikel 15 der wet
op de regterlijke organisatie voor oogen houdt en hem zijne
eigene manier van wetsopvolging voor de voeten werpt;
stel dit geval en zou dan de president van het Gelderschc
hof niet met L»ocliaainde kaken voor den zondigsten boos
doener moeten staan
Er is maar eene overweging, die ons bij dit dilemna
gerust steltte weten dat een president van een hof als
mijnheer van Rappard zich nooit schaamt.
Dingsdag den 14 October had de eerste openbare vergadering van
het nieuwe Gemeentebestuur le Brummen plaats, nadat door den Voor
zitter Burgem. de notulen der vorige vergadering (waarin de geloofs
brieven der leden en voorzitter waren onderzocht en goedgekeurd^ waren
voorgelezen en goedgekeurdwerden de voorz. en de leden beëedigd en
plegtig geïnstalleerdde voorz. liet woord nemende verklaarde in
eene korte rede, dat bij de belangen van de gemeente Brummen gedu
rende 85 jaren in verschillende betrekkingen had voorgestaan en dit nog
verder hoopte te doen waartoe hij op de medewerking en eensge
zindheid der leden van den raad rekende waarop de lieer Mr. J. F. B.
van Hasselt kort repliceerde, dat het zijn grootste genoegen zou zijn
aan die eensgezindheid enz. mede te werken. Vervolgens over zullende
gaan tot de benoeming van twee wethouders, werden tot stemopnemers
benoemd de heeren D, van Walree en Mr. J. F. B. van Hasselt. De
uitslag daarvan was, dat voor den eersten wethouder de heer D. van
Walree elf stemmen bekwam en de heer P. Hondiustwee, voor tweeden
wethouder bekwamen stemmen de lleeren P. Uondius zeven, de Heer
Mr. H. A. C. Metelerkamp vijf en de Heer T. F. J. van Wijnbergen een.
De voorzitter verklaarde één stembriefje volstrekt niet le kunnen le
zenwaarop na eenige discussie de Heeren Stemopnemers besloten, dat
de naam van P. Hondius kon gelezen worden; waarop de Heer P. Hon-
dius verklaarde, dat hoewel de keuze twijfelachtig was, hij echter vol
gaarne bereid was de betrekking van wethouder te aanvaarden.
Nadat zich het riu geconstitueerde collegie van Burgemeester en wet
houders eene korte poos verwijderd hadwerden tot secretaris voor
gesteld de heeren L. Tuininga en J. Viehniann, terwijl een adres ter ta
fel werd gebragt van den Heer W. G. van der Dussenhet verzoek in
houdende om voor de betrekking van secretaris der gemeente Brummen
bij de leden van den Raad in aanmerking te komen: verkregen stem
men de fleer L. Tuininga zeven, W. G. van der Dussen vijf, J. Vieh-
mann een.
Tot de benoeming van eenen gemeente-ontvanger overgaande, werden
op de voordragt geplaatst de Heeren Job van Mourik en Joh. Cromhout,
waaruit met algeraeene stemmen is gekozen de Heer Job van Mourik:
de Heer P. Hondius had zich builen stemming gehouden. Verder wer
den bij stemming, herstemming en wederstemming tot ambtenaars van
den Burgerlijken stand benoemd de Heeren L. Hofman, T. F. J. van
Wijnbergen en P. Hondius.
Eindelijk na eenige discussie over tochtsloten en lijgravenwelke tot
geen resultaat voerde, werd deze gewigtige vergadering besloten.
Een vrij aanzienlijk en geciviliseerd publick woonde deze vergadering bij.