N°. 42. 18 October 1881. He ircvolutfoimaire tlieorie. Arm- schoolwezen# De Maartsche buijen van 1848 hebben onzen staatkundigen atmosfeer verpest; zij hebben de revolutionnaire theorie bij óns ingevoerd, die alle levenskracht, alle kiemen van vrij heid en zelfstandigheid bij de natie verstikt. De revolution naire theorie, die onmagtig is iets, dat goed of heilzaam kan worden genoemd, tot stand te brengen; een beginsel van stilstand, van dood en verderf, dat het beeld der vrijheid aan verdwaasden voorspiegelt, maar de vrijheid zelve nooit *even kan welke magteloosheid hoe langer zoo meer open- 9aar wordtzoowel om te behouden als om te scheppen lat Maar lees liever de redevoeringen van den profeet Groen ;n vergelijk wat zijne beide vizieren Mackaij en van Lijnden nabaauwenen gij zult een getrouw tafereel zien opgehangen van al de ijsselijkheden en jammeren, welke de revolution naire theorie, die vrucht der Maartsche buijen van 1848, over ons land hebben gebragt. De revolutionnaire theorie is magteloos om te behouden! Het is zoo. Wij bezaten vóór het jaar 1848 eene berooide en beroofde schatkist;'' 's lands vergaderzalen weergalm den van de telkens herhaalde bedreiging met een naderend staatsbankroet; echt nationale te korten, misrekeningen en teleurstellingen" op wier behoud de natie zoo gezet was, kwamen ons telkens verrassen en verheugen en zietde revolutionnaire theorie is magteloos bevonden tot het behoud van die nationaal- historische zaken Het is nu omstreeks drie jarendat wij in dien verpesten den dampkring der revolutionnaire theorie ademen en leven; wij vingen aan met een dreigend tekort van bijkans 10 mil- lioen gulden, hetwelk het ministerie de Kempenaer zoo zeer Verschrikte, dat het, als eenig redmiddel.eene buitengewone itefiing op de inkomsten- voorstelde. Die buitengewone- maat-, regel is echter achtetwege geblevenen sedert heeft onze Revolutionairen regering tonnen schats aangewezen tot de uit voering van te lang vertraagde openbare werken; mdlioenen kot dekking van den achterstand tot afbetaling van oude vor deringen ten onzen laste, tot delging van schuld, tot de ves- jtiging van een geregeld muntwezenen met dat alles is het te kort, waarmede wij aanvingen, verdwenen, verneemt jmen van geene misrekeningen meer, ten zij in ons voordeel; fbehooren de teleurstellingen tot het verledenc, en ziet men [met welgevallen aanzienlijke overschotten in de schatkist, die [eensdeels weder'gelegenheid geven tot uitdelging van schuld, landerdeels vrije hand laten om een meer en meer invreten- Iden kanker voor goed uit te snijden, en het Indisch munt stelsel op vasten voet te regelen. Dat alles is zeer revolutionnair. Is het niet geheel in strijd met alle historisch-nationale overleveringen, wanneer de minister van finantien durft komen opgeven, dat over het dienstjaar 1850 jjde werkelijke uitgaven ruim een en een half millioen beneden de geraamde behoeften en de bij de begrooting toegestane sommen gebleven zijn? Hoe? Te besparen op eene begroo- «ting, ruim drie tonnen alleen op het hoofdstuk voor Bmnen- landsche zaken; even zoo veel op het hoofdstuk voor on voorziene uitgavenweinig minder op die voor marine en oorlog, toont dit alles niet zonneklaar aan, dat wij ons op den allerverderlelijkslen weg bevinden, dat wij geheel en al breken met het vet'ledene, ten eenenmale onze roemrijke antecedente verloochenen en in revolutionnaire goddeloosheid een nieuwen weg inslaan? Het ongehoorde feit van schuld delging, in weerwil van die albetaling van een achterstallig tekort van bijna 10 millioen gulden, in weerwil van groote buitengewone uitgaven, zonder buitengewone middelentoont meer dan al het overige aanin welk eene poel van ellende en dwaasheid ons dc revolutiekoorts heeft gestort. Naauwe- Kjks drie jaren lijden wij aan die kwaal, en reeds zoo ont zettende vorderingen heelt zij gemaakt, dat men aan herstel moet wanhopen, in weerwil van do heroïsche middelen, j welke mijnheer Groen voorschrijft, maar die de patient niet slikken wil, en in weerwil van de aderlatingen die een zeker doctoraal collegie zou willen appliceren en van dc reagentia, I die eene andere kliek zoo bijster gaarne zou willen aanwenden. Het schijnt wel, dat wij voor goed verloren zijn, als men ten minste mijnheer Groen gelooven mag; en daar hij nu een zeer geleerd heer is, die de wijsheid en de absolute waarheid alleen in pacht heeft, zoo zullen wij die uitspraak maar blindelings behooren aan te nemen, en ons moeten schikken in ons lot. Wij zullen het ons moeten getroosten dat de oude', ingekankerde misbruiken één voor één worden afgeschaft, dat de oude teleurstellingen in blijde verrassingen veranderendat de oude misrekeningen thans in ons voor deel uitvallendat de tekorten in overschotten verwisselen en het voormalig schuldenmaken schulddelging wordt. Bij dat alles zullen wij het ons moeten blijven getroosten de meest mogelijke spaarzaamheid en orde in eiken tak van openbaar be stuur te zien invoeren; geene spaarzaamheid, die schroomt uit te geven, maar die op het nut der uitgave let, en die er niet tegen opziet, waar het noodig is, millioenen uit te geven, voor de verbetering onzer rivieren en waterkeeringen voor Haarlemmermeer en Rhijnspoorwegvoor het binnen- landsch en Indisch muntstelsel alle uitgaveDveel le lang vertraagd wegens de onmagt der schatkist, cn die, zoo niet regtstreeks althans middelijk dubbel terug vloeijenhet zij in de beurzen der ingezetenen het. zij in de schatkist zelve. Alle goede dingen komen laDgzaamzegt het oudeware spreekwoord. In een paar jaren tijds kan, des noodswel eene staatkundige, maar geene finantiële en, om zoo te zeg gen, eene gansche maatschappelijke hervorming plaatsgrijpen. Onder den invloed der revolutionnaire theorie zijn wij ech ter reeds een goed eind op weg; welk eene aanmerkelijke wijziging in onze handelswetgeving en de posterijen en hoe zeer wordt de verwachting der revolutionnairen daarbij niet bekroond. De posterijen, om bij dit voorbeeld te blijven, bragten in 185Ö, onder hel verminderd porto meer op dan vroeger onder het hooge briefport, en de Staats Courant van 16 dezer verkondigt ons, dat in de negen eerste maanden van dit jaar 1851 al weder eene aanmerkelijke toename der "^OlTtVahgob-,L-crvcrx --n-w«. -0~ovJ-ggU.aai'_i!v nnep- merkt. In het geheel was het jaar 1850 een zeer gunstig jaar. De belastingen bragten aanzienlijk meer op dan vroegercn dan waarop gerekend was. En diezelfde Staats Courant van 16 October geeft ons het verblijdend berigt, dat in de eerste negen maanden van dit jaar 1851 de belastingen leeds f 1,068,552 meer hebben opgebragt, dan ^in de eerste negen maanden van het bijzonder gunstige jaar 1850. Dit berigt is niet alleen verblijdend, omdat daardoor het uitzigt op een aanzienlijk overschot in de schatkist over het loopende dienstjaar wordt geboren, maar ook voornamelijk omdat daaruit blijkt van algemeeue welvaart, van vooruit gang en bedrijvigheid. Wij zwij°en van de politieke vruchten der revolutionnaire theorie. Die laten zich in cijfers niet zamenvattenmaar durven, in spijt van mijnheer Groen en consorten bewe rendat onze tegenwoordige gunstige toestand een dadelijk gevolg is, van het regtstreeksche kiesstelsel. Want zonder dat kiesstelsel hadden wij geene vertegenwoor diging zoo ijverig en naauwgezet als de tegenwoordige. En zonder die vertegenwoordiging en hare vastberadene houding hadden wij zeer stellig geene regering als de tegen- woordige. Beide zijn vruchten der revolutionnaire theorie. Het Weekbl. v. h. regt in rijn no. 1264 schonk ons eene sehets Tan s Regering en regtswezen van Turkije en deed f Kii aan te wiizen voor belangstellenden zeer wel, er wegen bij aan te wij^ die er meer van wenschen te weten. Ei is uit te zienhoe iii Turkije het bestuur nog is zamengeweven met het moham- medaanseh- christelijk- cn israëhtisch-kerkelrjke. En geen wonder. Niemand tóch uit onzen omtrek zal aan Turk™, riles zamengenómen reeds rang toekennen onder de minst- onbes'chaat'de natiën. Rij ons zijn wi] zoo ver dat ieder vrij- hefd heeft 1ieböwd le worden te trouwen en te sterven buiten kerkelijk bcmoeisel. In het minder beschaafde Puil en is, niet lang geleden, met de regering van den Romein- 9 P.. ,1 nopr nruisische huwelnkentoen sehen staat geharreward over pruisische huwelijken, toen zulke dwaasheid reeds bij ons onmogelijk was. In het malle en verwarde Frankrijk is het nog mets vreemdswanneer

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1851 | | pagina 1