•weinig uitwerking van hunne stemom veel te hechten aan .de benoeming van het Kies-collegieen zoo besliste het toe val veelal die benoeming. Het Kies-collegie was te weinig talrijk om den geest der Gemeente uit te drukken: en al drukte het dien geest uit, dan werd deszelfs vrije werking belemmerd door de uitloting van de helft der leden, door het gemis van eene tweede vrije stemming. Ook het toe val besliste veelal, wie leden van den Jlaad zouden wor den. Voeg daarbij, als onvergeeflijke grief, het levenslang aanblijven der Raadsleden, waardoor elke vrije werking van de denkbeelden in de Gemeente zoodanig werd beperkt -dat er een half menschenleven noodig was om die denk beelden te doen zegepralenwaardoor iemanddie eenmaal op het kussen was gezetenboven elke goed- of afkeuring van zijne vorige kiezers werd verheven. In tegenstelling daarvan verheugen wij ons thans over eene vrije keus van de Raad^ledèn door de gezeten burgerswaardoor de in vloed van dezen op den gang van zaken wordt verzekerd. Niet minder prijs stellen wij op de periodieke aftreding, zoo zeer geschikt 0111 een Collegie niet te doen inslapen en van tijd tot tijd nieuw leven in hetzelve te brengen. Men werpe mij niet tegen, dat de regtstreeksche keuzen hier of daar min gunstig zouden zijn uitgevallen. Waren dan die vroegere keuzen immer boven alle berisping verhe ven En kan men van onze kiesgeregtigde burgersdie vroeger nimmer tot belangrijke keuzen werden geroepen, met billijkheid verwachtendat zij dadelijk op den hoog- stën trap van staatkundige ontwikkeling zullen staan? Voegt einddijk bij dit alles de openbaarheiddie als de lieclitste steun van het nieuwe stelsel moet beschouwd wor den. He tijden zijn sedert lang voorhijdat het bestuur der Gemeente als eene bijzondere, ja zelfs menigmaal als eene geheime zaak behandeld plagt te worden. Rekeningen en Begrootingen werden reeds sedert eenige jaren ter inzage van het algemeen nedergelegd. Door de nieuwe Gemeente wet is dit stelsel uitgebreid en de openbaarheid tot regel, de behandeling met gesloten deuren tot uitzondering ge steld. Naar mijn inzien te regtwant de algemeene zaak dient in het openhaar behandeld te worden enwanneer men mij na eenige jaren al of niet zal inkiezen, naar dat ik blijken zal hebben gegeven van meer of minder geschikt heid naar dat ik de belangen der stad meer of min zal hebben behartigddan moeten ook mijne woorden kunnen klinken in de ooren van bet publiekdan moeten dezelve niet half verdraaid, bij wijze van gerucht, door den een1 aan den ander' worden ingefluisterd. Ik beschouw alzoo de open baarheid als een vooruitgangmaar voeg er hij dat dezel ve niet altijd zal kunnen worden toegepast en dat het be lang der Gemeente (welk belang toch altijd het hoofddoel moet blijven) menige uitzondering zal vcreischen. Zoo heb ik U danMijne lleerende voorregten geschetst welke ons in de Gemeente-inrigting geschonken zijn. Maar mag ik mij nu ook veroorlooveneenige pligten onder het oog te brengen welke daarvan het gevolg schijnen te zijn? Gij zijt door de stemgeregtigde burgers vrijelijk geko zen Uwe roeping eindigt met weinige jaren en Gij zult dan herkozen moeten worden of uitvallenUwe woorden worden gehoord door het publiek, dat Uwe beraadslagingen zal hij wonen. Zult Gij daarom angstig letten op elke wijziging, welke de volksopinie of het volksvooroordeel schijnt te on dergaan en U haasten dien overeenkomstig Uwe woorden, Uwe stem te regelen? Dat zij verre! Gij hebt zoo even ge zworen de belangen der Gemeente met alle Uwe magt te bevorderen: en inderdaad dat belang, zoo als Gij hetzelve begrijpt, moet Uw eenig rigtsnoer zijn. Het zoude in U eene laffe bejaging van volksgunst verraden, wanneer Gij er steeds op uit waart om Uwe gevoelens te wijzigen naar de dagelijksehe golvingen eener steeds veranderende publieke opinie. Ik wil U daarom niet aanraden die publieke opinie te verachten. Integendeelhoort met aandacht naar hetgeen anderen, ook buiten Stads bestuur geplaatst, over Stads za ken oordeelen hoortwederhoort en weegtmaar beslist zelve naar Uw eigen geweten. Is Uw denkbeeld op goede gronden gevestigd, met overtuiging en bedaardheid toege licht dan zult Gij zelve veelal de publieke opinie kunnen leiden, in plaats van derzelver slaven te zijn. En gelukt dit niet, vergeet dan nimmer dat hoven de dagelijksehe dobberingen der volksgunst, nog iets anders staat, hetwelk dikwerf spade kroont hemdien de volksgunst vroeger ver laten heeftde algemeene achting namelijk. Zoo handelendezullen wij kunnen beantwoorden aan de ons opgedragen taak bevordering van de welvaart der Stad Deventer, welke Stad wij moeten liefhebben als ons zelve. Zoo handelende, zullen wij het onze kunnen bijdragen, op dat de ingezetenen dier Stad, met de overige inwoners van het nog altijd gezegende Nederland, rustig en gelukkig mo gen leven onder het genot van vrijzinnige instellingen, on der de hoede van den Constitutionelen Koning uit het geëer biedigde Stamhuis van Oranje." Gedrukt bij A. Ter Gunne G°. te Deventer.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1851 | | pagina 6