L n
Openbare Raadsvergadering te
Deventer den 15 October 1851.
Den 13 dezer had de eerste openbare zitting van den
nieuwen Gemeenteraad alhier plaats. Al de Leden waren
tegenwoordig, terwijl een talrijk publiek de vergadering bij-,
woonde.
Na aflegging van den eed (belofte) van zuivering (volg.
art. 83 der Grondwet) en den ambtseed (volg. art. 39 dei-
Gemeentewet) verklaarde de voorzitter den Raad geconstitu
eerd, en hield bij die gelegenheid eene zeer belangrijke
rede, die wij hieronder in haar geheel mededeelen.
Tot het kiezen van wethouders overgaande werden daartoe
bij genoegzame eenstemmigheid benoemd de Ileeren S. van
Delden Pz en Mr. D. J. van Doorninckdie beide tegen
woordig zich bereid verklaard hebben die betrekking op
zich te nemen.
Tot ambtenaar van den burgerlijken stand werd benoemd
de heer S. van Delden Pz; terwijl tot adsistenten werden
gekozen de Ileeren Mr. II. van LoghemMr. D. 1. van Door
ninck en Mr. G. E. Jordens.
Wordt besloten de begrooting voor 1852, behalve het ter
visie leggen op de secretarie, te doen drukken en algemeen
verkrijgbaar te stellen.
Tot Voorzitter der Commissie over de Bank van Leening
als Lid van den Raad, wordt op nieuw de Heer B. J. Wer-
nink benoemd en tot Leden der Algemeene Armencommis-
sie worden benoemd de Ileeren Mr. W. A. van de Graalf en
P. Rommenie.
Werd besloten de keuze voor het kollegie van zetters der
Directe belastingen tot de volgende vergadering uit te stellen.
Voorts werden Commissiën benoemd om te adviseren om
trent de wijzigingen in de belastingen tot het ontwer
pen van een Reglement van orde tot preadvies of den
Leden van den Raad presentiegeld zal toegelegd worden
en zoo ja hoeveel; omtrent eene onderhandeling met
kerkvoogden der Hervormde Gemeente wegens de Regerings -
bank in de Groote Kerk; omtrent de verlenging der
IJsselbrug enz.; terwijl de behandeling van een voorstel
omtrent het Poortgeld tot de volgende vergadering is uit
gesteld.
Was deze vergadering merkwaardig om de menigte be
langrijke zakenniet minder was zij het om de waardige
houding en gedrag der nieuwe Raadsleden en bovenal om
de uitstekende bekwaamheid van den Voorzitter. Met zulk
eene Regering mag Deventer met vertrouwen de toekomst te
gemoet zien.
I&ede vasa cScaa Heer Ma». IS. vaga
SLogBöCüM, Jiasfi «ie saaeanw HjxEBioeaaade ELedlesa
vmaa dena E&auad Ssa de vemgadea'BBBg
vjasa IS desefi'.
liet is niet dan met een zeker gemengd gevoel, dat ik
voor de eerste maal het woord tot Ulieden rigt, als wettig
geconstitueerden Raad dezer gemeente. Van dit oogenblik
af houdt de vroegere Raad op te bestaanen kan iemand
het mij euvel duidendat ik met eenige aandoening terug
denk aan die vergadering aan welke ik persoonlijk ver-
pligting heb, met welke ik eenige jaren Stads zaken heb
bestuurd? In tegendeel, ik geloof, dat Gij U gaarne aan
mij zult aansluiten, wanneer ik hulde breng aan den ijver
eu den trouwwaarmede die vroegere Raad de belangen
dezer Stad beeft behartigd. Kan ik alzoo aan den eenen
kant een zeker weemoedig gevoel niet onderdrukken, aan
den andéren kant verbeug ik mij opregtelijk, wanneer ik
Ulieden als regtstreeks verkozene Raadsleden dezer gemeente
voor mij zie. Ik vind onder U verscheidene leden van den
vorigen Raad, reeds lang aan mij bekend als bekwaam en
ijverig in de behartiging van Stads zakenik vinde onder U
verscheiden mannendie reeds vroeger in verschillende be
trekkingen de Stad gewigtige diensten hebben bewezen; ik
zie de verschillende beroepende grondstoffenuit welke
de welvaart van deze Stad bestaat, in Uw midden vertegen
woordigd. Ik verheug mij, dat in Uwe vergadering het
noodige licht en de noodige kennis aanwezig zal zijnom
de Stedelijke huishouding naar behooren te besturen. 11c
verbeug mij bovenal, dat de burgerij, bij Uwe keus, een
voorbeeld heeft gegeven hoe menzonder zijne denkbeelden
en eigen wil geheel op te offeren, echter geraken kan tot
eene uitkomstdie (zij moge dan niet aller wenschen be
vredigen) echter het algemeen welzijn buiten gevaar stelt.
Die prijzenswaardige gematigdheid der Kiezers is mij een
waarborg, dat ook hier in deze vergadering gematigdheid
en eensgezindheidhij mogelijk verschil van gevoelenszal
heerschen en dat daardoor het welzijn der Stad zal worden
bevorderd.
Maar ik zou inderdaad het gewigt van dit oogenblik mis
kennen indien ik alleen over personen sprak. Deze dag
kan voor het individueel gevoel, van verschillende personen
min aangenaam zijn en echter, uit een algemeen oogpunt,
als hoogst gewigtig en heugelijk moeten beschouwd wor
den. Even als in de natuur, zoo ook in de staatkundige
wereldkomen groote en heilzame veranderingen zelden
zonder smarten en schokken tot stand. Wanneer ik dezen
dag gewigtig en heugelijk noem, wijs ik U injde eerste
plaats daarop, dat door de invoering eener nieuwe Gemeente-
inrigtingde laatste hand gelegd is aan het nieuwe staats
gebouw, door Willem II in 1848 aan Nederland geschonken.
Terwijl elders de nieuwe Constilutiën of niet worden nage
leefd of reeds weder zijn ingetrokken wordt de onze geleidelijk
ingevoerd en in werkiDg gebragt. Van onze eigene vrijheids
liefde, maar vooral ook van onze gematigdheid en eerbied
voor de wet, zal het thans afhangen die Constitutie onge
schonden aan onze kinderen over te leveren. Is deze dag
alzoo merkwaardig in betrekking tot onze Staatsregeling,
hij is het niet minderwanneer wij in aanmerking nemen
dat door onze nieuwe inrigtingen aan de Gemeenten in eene
hoogc mate wordt verzekerd zelfregeringvrije keus van Re
genten en openbaarheid. De Gemeentewet laat de vrije
regeling van de Gemeente-huishouding aan den Raad over:
en de enkele beperkingen welke men hier en daar aantreft
zijn een [noodzakelijk uitvloeisel van het beginsel, dat het
deel moet blijven in het geheel en dat, waar het de toe
komst der Gemeente geldteen hooger toezigt moet zorgen
dat die toekomst niet geheel aan het heden worde opgeofferd.
Xen opzigte van de keus der Regenten, waren de bepa
lingen der vorige Grondwet en nog meer van de daaruit
voortgevloeide Gemeente-reglementen het voorwerp van alle-
zins regtmatige afkeuring. De slemgeregtigdcn zagen te