21 Jmiij imi.
NIEUWS- EN
ADVERTENTIE-BLAD.
m.
HALEIDOSKOOP
ZWOLLE ji DEVENTER
Bil blad verschijnt geregeld alle Zaturdageu. De
-prijs van bet abonnement Ï6 voor Zwolle, Deventer.
Zntphen en Apeldoorn 75 cent in de drie maanden;
overal elder# franco per post87i/2«!nt. Alle post
kantoren nemen bestellingen aan.
De prijs der Advertenliën is van één tot vijf regel»
50 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be
halve 55cent zegelregt bij iedere plaatsing.
ZÏITPHENAPELDOORN.
De Advertentiën moeten vóór Vrijdag middag ic
uur ter Drukkgrij te Deventer ïijn ingezonden.
Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten
franco geschieden betzij door bemiddeling der Post
kantoren of te Zwolle bij W. E. J. Tjkenil Wiluxk
DeventerA. Ten Guknk; Zutphen J. H. Melliks;
Apeldoorn, B. Gunning.
Dc tweede Siamea» ovei* accijtascifi en
direkie belastingen.
Thans krijgen wij weder met een tegenstander der accijnsen
en dus ook der voordragt van wet te doen. De heer Wint
gens, afgevaardigde uit Delft, is geen man van de weten
schap der staathuishoudkunde, en hij heeft opgemerkt, dat
men bij de mannen dier wetenschap soms de zonderlingste
anomaliën waarneemt. Zoo was Adam Smithde groote
■voorstander van den vrijen handelcommissaris-generaal der
Schotsche douanen, en Malthus, wiens theoriën omtrent den
te sterken aanwas der bevolking in verhouding tot de ver
meerdering van den arbeid of der verdienste algemeen bekend
zijn, was in zijn huwelijk met elf kinderen gezegend.
Zeker krachtige bewijzen tegen de staathuishoudkunde.
Daarom wenscht hij, dat die vraagpunten door de schrij
vers over de politieke oeconomie behandeldproefondervin
delijk mogen blijken goed te zijn, alvorens over te gaan,
om die voor altijd bij de wetten des lands in werkelijkheid
toe te passen. Ik heb vernomen zegt hij, als met min
achting op eigen beoefening der staathuishoudkunde tiedcr-
z,iende ik heb vernomen dat de theorie de indirekte be
lastingen verwerpt', maar nu merk ik op, dat de theorie,
om deugdelijk te kunnen worden verklaard, in de praktijk
van hare deugdelijkheid moet doen blijken; dat zij moet zijn
gelouterd en beproefd en ik geloof, dat men met die stel
lingen in dat opzigt, pog niet zeer ver is gevorderd.1'
Dezelfde deun, dien alle behouders, van welken aard ook,
tegen veranderingen aanvoeren: het onze is beproefd, het
uwe is onzekere theorie. En zegt men: ja, maar die proef
bewijst, dat het bestaande op den duur ten verderve leidt,
en dat verandering onvermijdelijk is; zij herhalen maar: het
onze is beproefd, het uwe is onzeker,e theorie; geheel en al
gelijk aan dien onnoozelen hals, die zwoer nimmer te water
te zullen gaanalvorens hij zwemmen geleerd had. Ziet
vereerders der indirekte belastingen die nu zoolang met uwe
theorie naar lust gezwommen hebt, ook de voorstanders van
een ander stelsel moeten niet altoos op den kant blijven
staan, te water moeten wij. Maar niet plotseling in eene
stroomende rivier; in effen en ondiep water moeten wij^be-
ginnenwaaruit men weer spoedig aan den wal kan komen
als het niet goed gaat. En waarlijkkan men deze eerste
pogingen der regering om eenige wijzigingen in ons belasting
stelsel te brengen anders noemen dan voorzigtige proeven
waarop men telkens zal terugkomen.9 En wat naam verdient
het, als de heer Wintgens en zijns gelijken deze beperking
der gemeentebesturen in het heffen van accijnsen reeds aan
merken als eene toepassing in werkelijkheid voor altijd bij de
wetten des lands van de onbekookte theoriën der wetenschap
Een tweede loopje, dat door tegenwerkers van verbeterin
gen in den regel gebruikt wordt, is dat de zaak nog niet
genoegzaam onderzocht is en dus moet uitgesteld worden.
Ook dit wordt door den heer Wintgens niet overgeslagen.
Bij de Kamer zijn thans wetsontwerpen aanhangig, waarbij
de herziening van het algcmeenc stelsel van belastingen
wordt voorgedragen en nu had de regeling der plaatselijke
belastingen naar die wetten moeten wachten. Er zijn ook on
derscheidene andere stelsels opgeworpen, zoo als: dat de staat
alleen belastingen zou heffen en aan de gemeentennaar
gelang harer behoeften, uitkeeringen zou doen; en: dat
de belastingen tusschen het Rijk en de gemeenten op eene
andere wijze zouden verdeeld wordenzoodat b.v. de staat
de indirekte belastingen, de gemeenten het personeel en de
patenten behield. Zulke stellingen (onbekookte theoriën?)
verdienen overweging. België zij het voorbeelddaar is de
behandeling van het vraagstuk grondig voorbereid. In 1845
een rapport van den Minister over de octrois municipaus: in
lijvige folianten; in 1847 eene commissie, zamengesteld uit
specialiteiten en practise he mannen in 1848 rapport dezer
commissie; en, wij voegen er'bij, in 1851 nog niets
verrigt, nog alles zoo als het was in 1845. Ziedaar het
ideaal van den heer Wintgens: de zaak van den weg der
behandeling op het rustbed van onderzoek brengen:i en alles
laten, zoo als het is; dat heet dan afkeerigheid van theorie,
in ingenomenheid met praktijk! Van de voorbeelden
welke de heer Wintgens heeft opgescharreld later.
De heer van Zuylen van Neyvelt behandelde in zijne nette
redevoering hoofdzakelijk het punt, dat de plaatselijke belas
tingen in vele, bepaaldelijk in onze aanzienlijkste gemeenten
zoodanig zijn ingerigtdat noodzakelijk de zwaarste druk
moet nederkomen op hendie het minst in staat zijn dien
druk te dragen dat zij dus op eenen onbillijken onnatuur-
lijken, onfioudbaren voet zijn geregeld. Bevat de bewe
ging van den lieer Jongstra, dat de verhouding van hetgeen
de rijke tot hetgeen de behoeftige opbrengt, staat ais 15
tot 2 veel waarheid omtrent de belastingen in 't algemeen,
geheel van toepassing is het met betrekking tot de inrigting
der belastingen zoo als die in de gemeenten en bepaaldelijk
in onze groote steden bestaat.
Er is reeds veel getwist over de gebreken van ons belas
tingstelsel en over de middelen om het te verbeteren maar
over één punt is men vrij eenstemmig, namelijk, dat er in
ons belastingstelselzoo als het nu isgeene juiste verhou
ding tusschen direkte en indirekte belastingen wordt gevon
den en zeker niet tusschen de direkte belastingen en dé
accijnsen. Is die verhouding bij ons gebrekkig, zij is tevens
des te drukkender, omdat onze accijnsen bijna uitsluitend op
die voorwerpen drukken, die men onder de allereerste en'
onmisbare levensbehoeften kan rangschikken hetgeen bij dc
indirekte belastingen in andere landen niet, althans niet
overal in die mate het geval is. En hier maakt de heer van
Zuylen dezelfde aanmerking, welke wij in ons No. 17, van
23 Maart j.!., maakten ten opzigte van het vergelijkend
overzigt, hetwelk de Minister van finantiën bij de indiening
der wijzigingsvoorstellen mededeelde betrekkelijk de verhou
ding tusschen de direkte en indirekte belastingen hier en in
andere landen. »Het heeft mij dan ook bevreemd, zegt'hij,
dat de Regering deze omstandigheid voorwaar geene on
verschillige zaak geheel en al uit het oog schijnt te heb
ben verloren."