Deventer den 7 van zomermaand 1951. Myn beste vriend Jah Japsen, Iff en nummer z^T'ikvm^et behoeven op het adres te zetteq^ waiit ik wil .wielden dat geen ander te Peking zoo V^^ieet.^lJësfdVar gij een liefhebber van oudheden zijt, schrijf het nederduitschdat ik van mijnen grootvader geleefd--'llcb. Alleen liet adres komt in onze galvanische we reldtaal of de struisëi-pruimen zouden te laat overkomen die ik u hierbij zend. Naar mijne berekening moet de Tele- graaph morgen bij u in Peking zijn, en dan hoop ik dal ze met het volle waas op uwe tafel zullen verschijnen, eer de soep komt. Immers de vingers der voorvaderlijke bennekij kers rusten op hunne louweren, en zullen ze niet betasten. Maar die pruimen gaan slechts voor de aardigheid mee. Ik wilde u eigenlijk verhalen, dat ik nederduitsche papieren ge vonden heb, juist van honderd jaren oud, in een half-ver- gaan speeltafeltje van surinaamsch kleurhout. Daar heb ik uit gezien, hoe destijds hier te Deventer op de markt in het begin van zomermaand nog radijsjes en zuurkool verkocht werden, terwijl er pas cene maatschappij van landbouw was vergaderd geweest. Gisteren heelt hier een petersburgcr koopman eenige duizenden ponden boter op de markt ge kocht, cl ie morgen tc Home moeten zijn, waar dit jaar de wetgeving van Italië vergaderd is. Ik zie juist uit mijne vonstdal hier voor honderd jaren slechts eenige ponden boter ter markt kwamen, in vunsche houten vaatjes; en dat overigens de boeien gewoon waren hunne boter bij eenige kooplieden aan huis te leveren tegen den prijs dien dezen er voor besteden wilden. Wat moeten destijds de mensehen alles langzaam ontvangen hebben cn zich met onbeduidend heden hebben opgehouden! Want, denk eens, de bloote tijding uit Warschau, dat een russisch keizer eenen mandui- vel had omarmd, was eenige dagen onder weg geweest; cn er werd gehaspeld over het graven van vaarten door Over ijssel, welke dienen zouden voor schuiten met turf. Gij, die beter dan ik in de oude fabelkunde ervaren zijt, weet misschien te verklaren, wat onze voorouders onder eenen man- dui\el verslonden. Ook werd hier toen een zeker feest, gevierd hetwelk den naam van kermis droeg. Waarin zulk een feest bestondkunt gij misschien gedeeltelijk opdelven uit den historischcn oorsprong der benaming. Ik denk dat het eene verbastering was van kerkmis. Wat mis beduidde, weet gij misschien uit oude boeken te vinden. Ik vat het niet. Het feest was zeker kerkelijk. Dit denk ik te meer, omdat ik uit de papieren opmaak dat er draaiorgels werden door de stad gedragen. Immers mijn grootvader heeft in die groote gebouwen welke in het nedeiduitsch kerken genoemd wer den muziek bijgewoond uit groote instrument-kasten aan de muur, welke den naam van orgels droegen. Doch het feest moet gevierd zijn, niet om het missen, maar om het heb ben van eene kerk. Ook andere bijzonderheden bij dat feest zijn mij nog onklaar. De laatste plegligheid komt voor onder den naam vaji kermisdril. Wat misdril is, begrijp ik vol strekt niet. Een feest zal zich toch niet als het ware be roemd hebben dat het ten slotte de menschen had mis ge drild. Toorts was op het feest een zondvloed te koop, nota- bene van poppen en koek. Weet gij dat te rijmen? En eenige der draaiorgels waren schor en valsch. Zou dan toen de straatjeugd katoen gedragen hebben tot binnen jn de ooren dat zijniet althans een zeer beleefd uitgeleide deed aan valsche muziek? Maar ik moet eindigen. t Nederduitsch houdt mij te lang van 't werk af, doordien ik het niet weet te stenographiëren. Maar hebt gij vernomendat gisteren de Nijl zoo rood was? Om de sprengen van den Witten Nijl schijnen steeds ongekozen tyranncn te heerschen. ln dat ach terland kan nog wel gevochten zijn. Mijne papieren gewagen van deventersche vestingwerken. Die zullen wel getuigd hebben van de bloeddorst onzer voorzaten ter plaatje waar wij nu, om de oude binnenstadons onder het groen gaan verkwikken. Ja, de zon zelve is hier toen bloedrood ge weest. Het schijnt, dat de stomme veenboeren nog geen an deren mest kenden dan de asch van hunnen vernielden gronden dat zij daarom het toen zich beschaafd noemend Europa op verslikkenden rook geliefden te vergasten. Tot weerziens! En dan zal ik u eene honderdjarige prijscourant verloonennaar het schijnt van die europesehe en ameri- caansche schuldbrieven die sedert Jang met de metalen der Noordpool zijn uit de wereld geholpen. Groet uwe huis vriendin van mij. Totus tuus Klaas Klaasscn. Jf. I. de Bruin fiiops cn E. van VoorfBisiijzeuenz- In het bij uitstek verlichte Utrecht, maar wiens verlich ting naar kaarsvet riekt, is een nieuwe profeet of ziener op gestaan, bezield met een hoogen graad van inspiratie voor zijn volk: de heer E. van Voorthuijzcn. Met zijne akadcmische inwijdingsrede kroop dit profeten, schap hem uit den mouw, en die goede sukkel is nog helder- ziende gebleven tot dezen jongsten dagzonder dat de raven uit de lucht hem liet voedsel behoeven te brengen. In dat geschrift heeft onze profeet een gezigt over eene belasting naar ieders inkomen maar het spreekt van zelve zij is onmogelijk." is het zwakste woord, ln latere geschrif' ten van zijn helderzientrekken eenige belastingssoorten zijn gezigt voorbij, en wordt het zijn volk passende, met i> gezien en goedgekeurd, om het Aristocratische Element, door mij Aspirant-Aristocraat geteekend." Hij zal groot worden in Aristocratie voor Utrecht kan ons niet schelen. De burgerstand het gemeen volgens den Aristocratischen maatstaf, zal nooit iets aan hem te dan ken hebben. Want, op het gezag van een volksvertegen woordiger stellende dat een arbeider 15% tegen een rijke 2% van hunne inkomsten volgens onze tegenwoordige wijze van belasting opbrengen, moeten betalen, zegt niet onze groote van Halleen man van het eerste kaliber in be- houdszin, dat die gelden eerst van de aanzienlijken moe ten gegeven worden? En zoo zegt van Toorlhuijzendat, hetgeen de arbeider, bij eenige wijziging in het belasting stelsel minder behoeft te betalen zal door verminderd dag loon worden opgewogen. Zwijgen wij van meerder. Te ver- gecfsch voor van Voorthuijzcnde teregtwijzigingen in de Gids van 1351, te vcrgeefsch uwe weerleggingen van hem, mijnheer de Bruin Kops. Van Yoorthuijzen verwaardigt zich niet uit zijn standpunt, van waar hij het geheel beter overziet, om daarop te antwoorden». Maar toch, de Bruin Kops, het doet ieder burger van eenige beschaving goed dat gij onzen ziener van Voorthuijzen zoo grondig weerleggen kunt, al is het nog maar ter loops in uw werkje over de indirekte belastingen Niet, dat wij daarbij ook denken op het bekeeren van de behoudsmannen dat is bijna eene onmogelijkheid. Ga slechts voort op uwen weg gij, meer dan menig ander, kunt medewerkenom éene alge- meene openie over onze wijze van belastingopbrengst te ves tigen en wie zal het oordeel eener eenmaal algemeen geves tigde opinie weerstaan kunnen. Ja! de gemoedelijke toon van uw laatste werkje is juist de geschiktste, om de onwetendheid en onverschilligheid beide de grootste tegenstanders van burgerlijke welvaart te bestrijden. Men hoore hem (bl. 117): »Er is in ons vaderland eene partij van het behoud, uit achtenswaardige mannen zamengestelduit mannen wier eerlijke wandel, wier ijver, wier wezenlijke zucht voor 's lands wel zijn niet anders dan opregten eerbied verdienen. Die partij zetelt in de raadzalen en vervullent die plaatselijke besturen vanwaar alleen de geheele hervorming komen kan. Zij is de hier behandelde hervorming, gelijk zoovele ande ren niet toegedaan en over het algemeen mag men zeggen dat zij weinig vertrouwen heeft in de wetenschap als grond slag van regering. Mogt dat wantrouwen verminderen! Wanneer zoodanige verwerping Da een strijd voor de waarheid is ontstaanheeft zij het hoogste regt op eerbied maar wij betwijfelen dikwijls het aanzijn van dien strijd, en van harte wenschten wij dat aan eiken behoudsman dc ernstige vraag werd gerigt»Kunt gij verklaren, met de hand op het hart, met echt Hollandsche trouw, dat gij ze grondig onder- zocht hebt, die nieuwe beginselen die gij verwerpt?? Hebt gij alles gewikt en gewogen wat door die nieuwe school ter harer verdediging wordt gezegd? Dan eerst kan er bij u overtuiging geboren zijn. Zoo ja dan zijt gij in uw volle regt maar waar dat onpartijding en grondig-onderzoek nog niet plaats haddaar is eene verpligting, die op u rust, nog niet vervuld. Want, immers, het geldt hier niet uw persoonlijk gevoelen alleen, maar indien gij in eenig ambt zijt geplaatstzoo is het we zenlijk belang der ingezetenen op het spel, waartoe gij zijt aangesteld, Gelukkig dat wij een anderen dan den aristocratischen lijd zijn ingetreden, anders ware stellig E. van Voorthuijzen in plaats van de Bruin Kops, bij het finanGewezen benoemd gewor den. Bij gelijken ouderdom van leden val.t de Bruin Kops die onderscheiding te beurt, en wel bijzonder om aan eene ar menwet te werken, na alvorens lid van provinciale staten geweest te zijn, na een 2den druk van zijne keurige staat huishoudkundige beginselen beleefd te hebben, en zijne bro chures met graagte gelezen te zien. En wat werd E. van Voorthuijzen aangeboden? Om der wille van het smeer, likt hij den kandeleer der Aristokratcu.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1851 | | pagina 2