op trouw ces waas'lkeicL TijdverJrijvers die gcwoóa 'iifni£ de zittingen onzer hoven] Nu zwegen w en gcreglen toepte schouwenJ^icuïi-ïfen er althans e*»|ppr#l h».h. tv L ben, dat het onyooiiigiig^s$jfóstonds gelijk te geven aan bliift u?1]/-111"°? n,et' hoe bu'tcnlander ongetroffen o 'J feeven aan pltjlt, hoe de inlander verhinderd woidt oü V-- u V. - D J 1 g^vtti titllJ de partij die hc£.fjcrstc spreekt,.- ben volgend spreker brengt wei eens dingem^n «fcn-dag welke de toehoorder niet ver dacht had. Ijbtl Zoo gaal het"%-' méér opzigtcn. Wij willen dat met een paar staaltjes nagaan. In wetenschappen en kunsten zijn de menschen misschien tiet minst geneigd om elkander om den tuin te leiden. Want met wetenschappen en kunsten gaan veelal de bcschuafdsten om tn evenwel kan de menschelijke bekrompenheid hun leelijke parten spelen. De knapstcn kunnen zich' vergissen som Ijds grof vergissen. Ook daar is de waarschuwing zeer noodig, dat niemand zich te ras late wegslepen. De gehecle geschiedenis en voortgang van wetenschappen en kunsten is vol van latere en latere ontdekkingen die het vroegere lo gons raffen of verhelpen. Wie weet, hoe vele mecningen over honderd jaar van de baan zijn die thans voor vast en zeker doorgaan r Aan allerlei geloofshelden zal dan óók wel eens mogen wor den voorgehouden: «hoor ook de andere partij". En dit .vooral, omdat die helden gewoonlijk in cenen afgesloten kring zijn opgegroeid, waar uit de hoogte wordt nedereezicn op alwut de zaken anders begrijpt. En welk ccne menigte van andere partijen zijn daar niet te hooreneer iemand zich zou mogen vleijenhet aan 't regte eind te hebben! Ongelukkig staan de menschen dikwijls het stijfst op hun stuk ïu zaken waar zij het minst van kunnen weten. Maar in de politiek! O, hoe vide meeningen, hoe vele paitijenEn leelijke dingen schuilen daar dikwijls achter, ieelijker nog dan domheid en belangen; namelijk begerighe den, inhaligheden, afgunstigheden. Komt, wij willen alle partijen hooren. Wij willen goed onderzoeken, eer wij 00r- deeleneer wij z-eroordcelen. En wij hopen, dot de zeer wijze heden die dikwijls en gaarne op ons kleinen Kaleidos- koop lulminerenhem ook vooraf wel eens zullen gehoord hebben. J Ter gelegenheid van het hoofdartikel over het zeyelregl op de dagbladen 111 het Handelsbl. van 29 en 30 dezervragen wij nog eens om bewijs en betoog dat hetzelve zegelregt is grond wettig. Jt ls niet genoeg, te vermeenendat tlie belasting billijk of nuttig is. ;t ls ook niet genoeg, om de vraag heen te clraaijcn of haar links te laten liggen. Grondwettigheid is geen balletje om voor de pret mee op te gooijen of mee ach teruit te schoppen. Wie eens trek mogt hebben in een proper staaltje van kwezelsgeleuterdien bevelen wij het genot aan van de regel of wat, voorkomende onder ;t opschrift De doode boomin het ZoJidagsbl. van 25 dezer. Yan de voordragten van wet, den 24 febr. bij de Tweede kamer ingekomen is die tot belasting op interessen van kapi talen ongemeen belangrijk. Dit is voortreffelijk in het plan, dat het niet drukken wil op inkomsten door nijvere vlijt verdiend maar op de op brengst van bezeten rijkdom. t Is waar, het kapitaal te treffen, treft ook vertering en weelde. Evenwelhet kapitaal moet vergoeding vinden in ij nog over inhoudingjan versprokene renten, »atKjet. ongetroffen m renten te beu ren op buitenlanders naam. Het plan veroorzaakt ook een loven en bieden. Wie nos trouw bij den eed zou zijn, begint misschien met te beproe ven, hoe ver hij het brengen kan met verzwijgende aangaven. Zou de wet ook voorgedragen zijn in hollandsche hoop op verwerping? Men kan dan zeggen: ziet, gij hebt belaslin" op de inkomsten gevraagd; en nu wilt gij zelve niet. Ach, zoo er eene bruikbare en zedenbeschermende manier op die interessen-belasting ware uitgevonden zou de holland sche^ glimlach nog altijd met eene tronie van goede maatjes de Eerste, kamer aangluren. In het tijdvak van 1 April tot 10 Mei 1852, moet Frank- rijk, volgens zijne grondwet, eene nieuwe nationale Verga dering en een President der Republiek verkiezen. lenzelfden tijde houdt derhalve de function van beide staatsraagten cp. Dit wordt van beteékenis, als men daarbij denkt, dat lang reeds vóór de verkiezing van een anderen president de invloed van den aftredende begint af te nemen en hetzelfde plaats heeft met de 750 leden der Vergadering die daarbij in den laatsten tijd zich zullen bezig houden met hunne herkiezing te bewerken. Frankrijk gaat met het aanstaande jaar een tijdvak te ge- moet van twee besturen te hebben wier vermogen met den dag afnemen zal; en dat nog wel voor Frankrijk! Wat daaruit kan ontstaan ziet ieder in. Gelukkig, dat men nu reeds den wil heeft om in dezen zamonloop van omstandigheden te voorzienen dit door de grondwet zelve ook kan geschieden. De grondwet zegt: «Wanneer in het laatste jaar van een wetgevend tijdperk, de nationale vergadering den wcnsch uitdrukt, dat de consti tutie, geheel of gedeeltelijk gewijzigd worde," deze wensch kracht van wet kan verkrijgen wanneer zij door ®/i der stemmenden, bij drie, zich met een maand tijds opvolgende beraadslagingen gedeeld wordt. Oin deze stemmen te vereenigen en daardoor de, in eene onzuivere atmosfeer, opgestelde grondwet met bedaard over leg en gezond verstand te herzien, zal inderdaad zoo ge makkelijk niet gaan. Rekent men 200 republikeinen er af, die uit blinde voorlief le voor hunne wonderlijke republiek van geene veranderingen iets willen weten en verder de on verschilligen. Onder de Franschen zoovele! Maar, meent Albert de Broglie, een of tweemaal kan deze wensch afgesla gen wordenwijwij leven in een tijd waarin het stout moedige onverstand niet lang kan staud houden, wij leven in een tijd, dat het gewigt der publieke opinie zich op alle hoofden doet gevoelen. De opinie is magtiger, (plus souve- raine) dan alle vorsten, (souverains). Sedert 1848, ziet ieder, weet ieder, dat de republiekeinsche regeringsvorm het werk is, door de minderheid aan de meerderheid opgedron gen daardoor kan de onwetendste overal als het ware in groote letters lezen, welke de regeringsvorm voor Frankrijk worden moet. ls men zoo ver gekomendan ontwikkelen zich de toestanden van zelve; niet dte of deze partij kan zich daarmede belasten, het is de geheele bevolking. Tot dusver kan men niet zeggendat de artikels in het Handelsbladvan den heer S. Bleekrode, veel licht versprei- pi U l 1' T? 1 vcii-i viv^ii 11 v v, 4 A^lttiviuuc *Cbl ill^Ub VClöl/iCl* sag van andere belastingen. En er wordt een eerste stap den over cje eigenlijk gezegde tentoonstelling, die thans te mede gedaan tot opruiming der belemmeringen van handel J Londcn geopend is. De vier eerste artikels, welke men er en wan e. van ^eept ge]ezen behelzen slechts algemeen bekende zaken; -Maor in e voorgedragen manier ligt een groot kwaad. Namelijk, ieder moet zich zeiven eerst aanslaan, moet opgave doen van zijn verschuldigde, leder kan verder op den eed worden gevorderd. Daarmede wordt ieder te zwaarder getroffen, hoe eerlijker, hoe trouwer, hoe waarachtiger hij is. Het is zoo juist daarin ligt de voortreffelijkheid van den eerlijken, trouwen en waar- achtigen man, dat hij gewillig den zwaarsten last draagt. Maar het is niet billijk, dit van hem te vergen. Het is niet fraaihem in verzoeking te brengen. De verzoekingen welke de inrigtiDg der zamenleving en de strekking van vele belastingwetten oplevert, zijn talrijk ge noeg. Ze moesten liever verminderd dan vermeerderd worden. Er is gezegd, dat onze natie nog eene der eerlijksten is, en dat weinigen door hun misbruik zullen winnen, 't Kan zijn. Maar winnen dan nu zoo weinigen bij den sluikhandel, dat de regering onze commiesen zou durven afdanken? En ligt het niet nog in geheugen en overlevering, hoe, tijdens de heffingen bij den overgang uit de 18de tot de 19de eeuw zeer velen het al minder en minder naauw genomen hebben met het aangeven van hun vermogen? Straf bedwingt slechts: goed beginsel verbetert. Maar straf moet alleen het kwade bedwingen, niet het goede. de gebruikte figuren zelfs zijn oude bekenden, zegt Tubalkaïn, en dit weekblad vraagt teregt of genoemde heer dergelijke stukken niet even goed te Delft had kunnen schrijven. Zoo dit eene teleurstelling was voor het meerendeel der lezers van het Handelsbladdie zeker iets anders verwacht hadden, voor ons, zegt het verder, was het bedroevend, te ontwa ren, dat een Nederlandsch geleerde, dat een leeraar aan de Delftsche Akademie dat een man, wien onze koloniale be langen zoo zeer ter harte moesten gaan, koud, gevoelloos bleef bij de vermelding van de onderkruipende handelingen der Britten ten aanzien der Nederlandsche Koloniën. Immers, een ieder heeft in het derde artikel van den heer Bleekrode het navolgende kunnen lezen De tentoonstelling van Indiscfie producten neemt eene ruime plaats te Louden in.... Eene commissie te Singapore heeft daarvoor zorg gedragen, en geen wonder dan ook, dat de voortbrengselen van Java, Celebes, Borneo, Timor, enz., gerangschikt staan onder de Britsche koloniale bezittingen in den Indisclien Archipel Wij hebben Nederlanders gesprokenvan een bezoek der tentoonstelling teruggekeerddie meer verwonderd waren dan de heer B.dat de voortbrengselen onzer koloniën onder die van de Britsche bezittingen geplaatst zijn, en nu wij in het

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1851 | | pagina 2