(öhaze voorspraak M SkBaveialaodBv ook in het vej-sianiïelyktóL$ns wordt nog evenzeer de Jigtgeloovigheid a Is-' frat7 Jj ën.eyer- drinken het stelen cn het bedriegen ondervezen.' £\V Wetgeving,Vh^|^enng kupben veel doen en veel verbeteren tot uilroeijiiTg a c htwerkMaar zonder hulp en goeden wil;van d^jvolk, van huisvaders en huismoeders, van de jeugd en^jf^oeijenden zelve, gaat het er den slak kengang mede. v>j Thans mova^jl^cMeroud' en jong, er op bedacht, dat meer slimmè-dan velen wel gissen zouden door hunne vrees voor hét' nieuwe rumoer van opgewonden volksmenners zich gaarne vastklampen aan het oude. Zij weten zeer goed, hoe weinig de oude grollen deugen maar zij gebruiken ze tot hun voordeel. Gelijk dikwijls de artsen een vergif toe dienen tot geneesmiddel, zoo^ook die slimme vogels; en zij overdrijven cr zeer veel bij. Het is altijd eene tyrannij welke den domper drukt op den geest en op de zeden. Alle tyrannen welen weldat hun vlieger vergeefs opgaat bij een waarlijk beschaafd volk. Zij voeden veel liever de begerigheden en de baatzucht. Een krachtig voedsel hiervoor is 'ligtgeloovigheid en onverstand. 'sMenschen neus speelt daar eenc groote rol bij. Ligtge- Joovigen zijn bang, en gemakkelijk bij den neus te leiden. On verstand igen zien niet verder dan hun neus lang is. Zulk volkje dient de tyrannen van allerlei slag en soort. Door zijne begerigheid valt het. spoedig in den strik: want iets meer voortreffelijks dan lokaas kent het niet. (Onder de nieuwerwelsche soorten en variëteiten van grollen mogen wel worden opgeleid die stelsels van schaapscheren welke ons arme drommels melaniorphoseren tot smokkelaars, draaijers en leugenaars. Want dat ontduiken en stelen loopt niet allemaal op schade uit voor verhevener halfgoden die zich bij 't vuurtje weten te warmen.) Uil. Weenen wordt gemeld van den 17den dat door de post alle brieven gerigt aan de redactiën van verboden dagbladenals onbestelbaar aan de afzenders worden terug gezonden. Zeer beleefd, zeer vaderlijk, echt ooslcnrijkschDe post is natuurlijk gcene inrigling voor de ingezetenen, maar voor de regering! Dagbladen te keuren en te beoordecle»vooral ze te verbieden, is geen werk van het volk, maar van de regering Eene regering kan ook veel beter beoordeelen wat al of niet dienstig is... namelijk voor het volk! De potentaten van OostenrijkRusland en Pruissen over leggen nu zeker in Warschau of in Olmutz, wat hunne vol ken het best gelukkig kan maken, en hoe de nadeelen van post, dagbladen en dito dito kunnen worden uit den weg geruimd. De geleerde dilettant uit Berlijn had in Hessenland zulke proeven van liberaliteit en van ronde opregtheid ge leverd, dat zijne tusschèn- cn toetreding zeker veel keeren en verbidden zal. Wij.mogen daarover wel hoe ra(ar) roepen. Krachtens het thans gesloten concordaat met den vorst der Roomsche Kerkis de Roomsche de eenige godsdienst voor Spanje; dit concordaat is alzoo eene van het échtste water voor Rome. Pio nono mag de Spaansche inwilligers wel eenige graden van heiligheid bijleggenen Isabella de eerst volgende gewijde roos aanbieden. De Spaansche geestelijkheid kan triomf roepen over hare bevestigde absolute rnagtbij het zorgeloos genot van het vetste der aarde. Het staat aan haar om de tijden en de na tie te doen blijven zooals zij sedert Philips II geweest zijn. Philips begon met op het goud uit de koloniën te teerenen thans is men bezig, om de protestantsche geldschieters, voor goed af te zetten de aalmoes hun toegedacht wordt nog be twist. Het zout der aarde zal voortaan de Spaansche natie nog niet doordringen mogen. Moet dan de Spanjaard even als de Napolitaan hij nakend gevaar, de pop welke hij zijn beschermheilige noemt, met waskaarsen verlichten, om, het gevaar voorbijzijnde zijn beschermheilige in een hoek te wer pen en tot zijne vorige zorgelooze, 'plantaardige levenswijze terug te keeren? Of.... Bestudeer de volkeren der aarde óver de ■uitwerkselen der uitsluitingen van het protestantismus. Neem Europa, neem Amerika, ten opzigie van de Yerecnigde Noord- Amerikaansche Staten, wel onderscheid makende, tusschen de Noordelijkst gelegenewaar het protestantsch element be staat, en de zuidelijk gelegene, waar het Roomsch element is, die slavenhouders zijn, en statenroof plegen, men denke aan Cuba. Waaraan heeft Frankrijk zijne welvaart van vóór 1848 te danken, dan aan de, over zijn geheel verspreide, en bijna eenigst bemiddelde protestantsche inwoners? Waar aan zijne beroeringen, dan aan zijne zedelooze Roomsche schrij vers, en lijdelijk aan deze geestelijkheid. In de kindschheid onzer christelijke Maatschappij en d middeleeuwen, was die kerk misschien de eeni® moffeliik er moest toen, zoo als bij eene opvoeding siren® ee zijn. Het mcnschdom is thans in de jongelingsjaren het negentiende en moet zoo toegerust worden om on eigen verantwoordelijkheid te kunnen handelen. Wordt d aanstoot op zijne levensreis niet gegeven, dan staat de mensch als een onhandige, voor alles bloot. ©e literarische EigeEasSoEü. Vóór eenige dagen hebben de dagbladen ons gemeld dit Frankrijk een' buitengewoon gezant naar de hoven van Brus selden Haag cn Londen heeft gezonden, om onderhande lingen te voeren over eene internationale regeling van den hlterarischen eigendom. Die gezant is reeds aan onzen konine voorgesteld, en heeft het hof van Brussel bezocht. Ons is onbekend hoe men daar en in den Haag over het onder werp zijner zending denkt; maar daar yvij de zaak als van groot gewigt beschouwen, schijnt het ons goed, dat er in het openbaar over gehandeld worde, en zich eene sterk ge- teekende publieke opinie vorme, voordat men misschien worde wakker geschrikt met eene regeling Mezer zaak, dooreen paar diplomaten tot stand gebragt, de hemel weet om welke redenen, maar zeer nadeelig voor het publiek. Het doel toch clcr fransche diplomatie schijnt te zijn, het BelgischeNederlandsche en Engelsche gouvernement over te halen tot het sluiten van een tractaatwaardoor de littera- nschc eigendom van schrijvers der contracterende landen we- derzyds zou worden geëerbiedigd. Niet gering is het getal c eigenen, die meenendat door eene dergelijke regeling aan re schiijvers niet meer dan hun regt zou wedervaren, en in Engeland b.v. beklagen zich de dagbladen, ja zelfs de ver standige Punch, dat in Noord-Amcrika ieder goed Engelsch boek dadelijk na de nitgave wordt nagedrukt. Ons dunkt deze kjagt ongegrond, cn de Amerikaansche .boekverkopper, die hierin eene voordeelige speculatie ziet, zou ons zeer dwaas toeschijnen als hij het liet. Dit gevoelen steunt op deze redenering: Volgens alle gewone regelen van regt zou ieder, die een boek bezit, het mogen nadrukken en den nadruk verkoopen want dit zou slechts de natuurlijke, vrije beschikking over zijnen eigendom zijn. Het is echter ligt te begrijpen, dat, als men hierin geene beperkingen maakte, er naauwelijks een enkel boek zou uitkomen; want een schrijver verdient gaarne iets aan zijn werk (en met regt)doch geen boekver- kooper zou hem een honorarium kunnen geven als het ieder vrijstondzijn boekwerk na te drukken en tegen lager prijs te verkoopen. Daarom hebben dan ook alle geregelde sta ten om de schrijvers in de mogelijkheid te stellen, hunne lettervruchten publiek te maken, hun het octrooi, d. i. de gunst verleend om binnen het land, waar zij schrijven, hun werk te kunnen uitgeven terwijl geen nadruk binnen dat land geoorloofd is. Dit octrooi, aan de schrijvers gegeven, is natuurlijk hoogst nuttig voor de maatschappij, dewijl wij, zonder dat, van zeer veel schoone vruchten van het menschelijk vernuft, die wij nu kennen zouden verstoken zijn. Ieder, die deze beschouwingen met ons deelt, zal moeten erkennen, dat er nooit sprake kan zijn van een regtdat den schrijvers eigenlijk zou toekomenom ook in vreemde landen het monopolie hunner werken tehebbenen als er dus een reden bestaat, om tusschen verschillende landen eene wederkcerige erkenning van den litterarischen eigendom tot stand te brengen, moet deze gezocht worden in het nut, dat de maatschappij er van zou trekken; want dit alleen regtvaardigt de afwijking van het natuurlijk regt, bij welke aan de schrijvers hun monopolie geschonken wordt. Wij gelooven echter, da.t het niet moeijelijk zal zijn, aan te ton nen dat dit nut niet zal bestaan voor Frankrijk, Engeland en Nederland onderling. Laat ons slechts nagaan wat voor ons Nederlanders het gevolg zou zijn van een tractaat, zoo als Frankrijk thans schijnt te beoogen. Geen Fransch of-EngeJsch werk zouden wij anders kunnen lezen, dan in de oorspronkelijke editie. Dat dit voor velen de gelegenheid tot lectuur en aankoop van meesterstukken, in die talen geschrevenontzettend zou verminderenbehoeft geen beloog. Men denke slechts aan de goedkoope Tauch- nitz-editie der Engelsche classici en de talrijke Brusselsche na drukken. Het lezend publick zou natuurlijk zwaar gedrukt worden. Wat voordeel staat ons nu tegen dit nadeel over? Dat Engeland en Frankrijk geen nadruk vaii Hol- landsche boeken zullen toelatenRisum teneatis. Waar lijk, onze schrijvers zullen cr weinig baat bij hebben; ons lezend publiek (en in welk land is het publiekdat vreemde talen leelt, betrekkelijk grooter?) wordt nutteloos op eene

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1851 | | pagina 2