daner effecten voor te koopen! Regt naïf overigens, dat de Zufphensche zulke onbehulpzamcn en zedelijke steekin deren vim wil gesteld hebben van belasting. WflucIs&SIte* weer een van die tusschen tij den van verademing wanneer de kranten niet weten hoe ze vol zullen komen. Eer het onweer in Hessen opstak, beleefden wij cenen dier- moet er nu komen? Broeit de zoelheid Hoe harder daar liet papieren geld achteruit loopt, hoe onbeschaamder er zich het ijzeren voor hoofd opsteekt, ierwij 1 in lurkije de regering worstelt te gen oude volksbegrippen, en vooraan wil op den weg der beschavingstaart de dompers weder pal en dreigend boven het verwaande puikiand der christenen, en deelen de lands- vaderen er hunne zegenende genaden uit, even als men in onze Oost. Wat ons betreft, trachten wij die windstilte te genieten! Wie weet, hoe spoedig de eerste bliksem flikkert? Die stilte is gunstig voor nijverheid, kunst, wetenschap, vuur verbetering onzer wetten. Genieten wij die stille, zonder- haar te vermorsen met kleingeestigheden of inhaligheden zonder haar te vei babbelen op stokpaardjes niet staarten van uren gaans! 1t Is gelijken tijd. Wat reeds in Oostenrijk? voCph]i™ClKneUr Tan,leUernfB> llie af Jlit belast zijn voedt. Kan men den minderen man gruwzamer honen?] AST REA. Maandsckri.fl voor Sclioone Knr>A door Dr. Waf. enz' Doktor Wap laat zich weer hooren. Als Astrea van het schoone en goede, wil hij als het sterrebeeld r! i on nol lii r\ i*^c l*nn m I n r» I O 11 dien naam aanduiden ons tegen Hon keren, ten einde een ieder godin van overgc- zij. BesIUssisag zrske Ptïöeasülregt. Wanneer tusschen controleur en zetters niet opzigt tot dc verhooging van aanslagen wegens de Personele belasting ver schil van gevoelen ontstaatdan worden de wenerzijdsche gevoelens aan de bcsÜsing van den Gouverneur der provincie onderworpen zoo luidt hoofdzakelijk art. 4(J der wet van den 29slen Maart 1333 (Staatsblad no. 4). Voor zoodanige beslising, afgescheiden van de administratie der belastingen, bestaat ook alleszins grondde regtvaaniig- heicl bregt toch mede, dat in alle geschillen van welken aard ook, waaromtrent de beslissing aan een' derde wordt laten, deze buiten invloed op de zaak en onpartijdig Doch onderzoeken wij wat daaromtrent ten aanzien der 'patenten is vastgesteld, dan zien wij uit art. 23 der wet van den Sisten Mei 1819 dat bij verschillen als die in den aanhef dezes genoemde, wat dit middel betreft, de beslissing aan den directeur der belastingen is Verbleven. Mier (lus is de administratie eischcr tevens. Van waar nu dit verschilWaarom moet in zaken van de personele belasting de Gouverneur en in die van het patentregt de Directeur oordeelen Aanvankelijk vermeenden wij dit te moeten zoeken in de omstandigheid dat de wet op de patenten reeds van 1819 dagleekent en wij vleiden ons derhalve, dat eene eerstvolgende herziening daarin verandering zoude brengen maar wij zijn in .deze onze verwachting bedrogen; tevergeefs zoekt men in het dezer dagen publiek gemaakte wetsontwerp naar eene wijziging dienaangaande en men schijnt derhalve met deze verschillende behandeling van zaken te willen blij ven voortgaan. Ten opzigte der patenten is dit echter eene bijzonderheid van meer belang dan oppervlakkig wel zoude schijnen. De collegiën van zetters door dc telkens, op weinige uitzon deringen na, vallende uitspraak van conform den Controleur" afgemat wordende, beginnen langzamerhand deze geheele beslissing als een' wassen neus te beschouwen en berusten daarom niet zelden tegen betere overtuiging en met opoffe ring van de belangen der ingezetenen in de voorstellen van den Controleur tot verhooging der aanslagen. [Ook het doleren van patentpligtigen wegens de orïbiUijkste en onwettigste aanslagen wordt daardoor eene openlijke mystificatie, daar het rekwest in handen van den Directeur wordt gesteld, die natuurlijk ten voordeele der schatkist be slist.] De gelegenheid is nu echter daar ora ook ten deze opzigte verbetering aan te brengen en het is hierom dat wij ver- mêend hebben ons met het ter ncderstellen der bovenstaande opmerkingen eenige oogenblinken te moeten verledigen. Groningen17 April 1851. E. [Is het geene schande voor een land waar zulk eene on staathuishoudkundige belasting als onze patentbelasting be staat, die, op zulk eene willekeurige manier geheven, daar door niet anders dan eene gepermitteerde knevelarij en uit persing van den nijveren man wordt. Men moest iets der gelijks tegen de grooten eens beproeven. Of de 2e kamer er zich clan ook tegen verzetten zou! Maar thans het zijn maar burgers! Zelfs het Zutphensch libel zwijgt van het patent in zijoe verdediging van ons belastingstelselschoon het onbeschaamd genoeg is de belasting op het gemaal te ver dedigen wals de billijkste die men kan uitdenken, daar eiker in deelt, naarmate hij meer of minder gebruikt." Dus het toppunt van billijkheid dat de arme, die slechts zijn korstje droog brood heeft te kaauwenbetaalt voor den rijke die W ij zuilen zijne liclitsoor, hem wete te vinden bij ziine maandehjksche verschijning aan den letterkundigen horizont Zijne inleiding of geloofsbelijdenis is eene ware jeremiade zooals van lieden van zijn stempel te verwachten isde na tiën die zondebokken door hunne revolution en de (zeer natuurlijke) gevolgen van die, zijn de oorzaken van al het bestaande kwaad. Hij haalt eenige revolutie-mannen aan zoo als Frans Quesny enz. Maar deze, als lijfarts van Ma dame Pompadour, had immers in dien post zijne bekwaam heden opgedaan vóór de revolutie, en middel'ijk eene revo- Jutie noodig helpen maken? Dat is onze overtüigio". Heer Wap! Als ge die toonen wilt aanslaan, dan moet°ge eerst uw speeltuig beter stemmen. Vloek niet de volkeren; zij zijn geduldig en handelbaar genoeg; maar bestudeer regerin gen zoo als van Koning Bodewijk XIV, den Regent, Koning Bodewijk XV, (Koning en Regent liiet kapitale letters, vol gens den Buikslooterbl. 23) met hunne Bijzitten cn Gunste lingen (ook met kapitale letters?). Gij hebt gelijk de volken moeten doordrongen zijn van Zedelijkheid en Godsdienst(de R. K. maar niet minder de vorsten-, om de volken voor te gaan, gelijk de huisvader zijn gezin. Vorsten die hierin uit munten zijn alleen standbeelden waardig. Hadt ge het regt ge voel dezer deugdengij zoudl u alsdan wel geschaamd hebben om, én in prosa, én in poësiebeide vol walgelijke grands- nens over het standbeeld van Koning Willem II, daarna over het portret van Willem III, (Koning Willem I—III niet kapitale letters!!!) te phantaséren. Of verdient men zoo ridderorden of commandeurschappen Maar genoeg Schuif een gordijn over dc Oranjevorsten heenzoodat wij slec'hts van ter zijde onze tegenwoordige Koningin blij ven zien. Hartelijk wenschen wij met Astrea: «God geve, dat haar blik steeds met hoogschatting en welgevallen moge rusten op dat beeld van den Souverein wien het geluk te beurt viel de begaafdste en beminnelijkste Prinses van Eu ropa voor het echtaltaar te leiden." (bl.'25). Onder meer moois krijgen verder de voorstanders van be zuiniging eene behoorlijke portie, en dat ter zake van eene opheffing der Kweekschool voor militaire artsen in het ver lichte Utrecht. Of is het alleen uit vrees voor demoralisatie, doordien de militaire artsen, aan onze burgerlijke academiën dé verte iets mogten hooren van vroedkunde studerende enz.? Maar een grooter reden van demoralisatie van ons leger ligt in de aanslelling van jonge vlasbaarden tot officie ren met voorbijgaan van burgerjongemannen die uit ambitie in dienst getreden zijn, en voor de belastinggelden van wier familiën de eersten grootendeels gestudeerd hebben. Ziedaar een staaltje van vóórrevolutietijd Kunt ge dat gevoelen, werkt dan dat thema in een vol gend noramer eens uit. Daar zal meer eer mede te behalen zijn, dan zoo als op blz. 20 en 21 over de stoomtoepassingen te spreken vooruitgang te smalen en ons bij slot per stoom boot naar Ninivé midden in Asie te brengen. Wat eene Ba- belsche verwarringYoor den toren van Babelin die buurt, waart gij de beste torenwachter geweest. Hoe hartelijk wordt die voortijd met zijn koningen bon plaisir betreurd in de volgende regelen, die ons den geest van't werk geheel doen kennen Gij hebt u door de wijsneuzen die men (generaliter) filozofenen (specialiter) analytici noemt' alle schoone beelden van vroeger tijd laten ontrukken en wat geven zij er u voor in de plaats! voor dien heerlij ken Koning, met scepter en zwaard, wiens zalvingsbalsem door een Engel uit den Hemel op het Hoogaltaar gebracht was; dien Koning, omgeven van zijn Paladijnenwier harts tochten zelfs zich verloochenden, als de So'uvereinileit op het spel stond? Een Minister; een Professor, met een zwarten tabbert, zwart vest, zwarte schoenen, zwart haar, zwart gezicht somtijds. (Thorbecke?) De Conine was in vare Ende waemJe dallet die Duvel ware. Om dat hi so swart was overal (I)-." De Iieeren Albedil en Wapen hunne geloofsgenooten met zwarte kap cn zwarten gordel enz.mogen voor den zalvings- balsem in het stof knielen, wij helpen den zwart zienden Mi nister 'Ihorbecke liever als vrije lieden onze gemeente- en landsbelangen regelen. Na den Hol'.andschen inhoud gegeten te hebbenmoeten wij in het fransch aan het herkaauwen van de inleiding en (1) Caret ende E leg ast, v. 286.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1851 | | pagina 2