zoodat de algemeene productie, en hierdoor de vraag naar werklieden vermindert; alle belasting als betaling be schouwd, heeft dus eene strekking om de dagloonen te ver lagen maar vóór eiken stuiver van dat loon kan men nog evenveel brood koopen als vroeger; de welvaart der werklo den verminderde dus in dezelfde reden als het dalende loon. Maar eene belasting op de eerste levensmiddelen geeft veel grooter vermindering in welvaart, want 1° zij verlaagt het loonen 2° verhoogt den prijs van hetgeen dat loon moet verschaffen." Ziedaar eene theorie, welker waarheid u ieder werkman en wie met den gewonen gang van den arbeid uit zijne be vindingen bekend is, zal bevestigen, en die tot uitkomst geeft, dat niet alleen de bewering van den heer van Hall en de zijnen dat de werkman door de accijnsen niet zou ge troffen worden, volstrekt uit de lucht gegrepen is en allen grond mist, maar ook dat hij er niet slechts enkel, maar zelfs dubbel door getroffen wordt. De h. d. 1). Kops begeeft zich verder in een lezenswaardig onderzoek omtrent de dagloonen en komt tot de bevestiging der stelling: duurte van levensmiddelen werkt op daling van dagloonenwelke door eenige getuigenissen van staathuishoud kundigen en voorbeelden uit verklaringen bij gelegenheid van enquêtes in Engeland nader wordt aangedrongen. Wat do voorbeelden aangaat, wij herhalen het, vraag ze aan onze werklieden, vraag hun, wat zij ondervonden hebben in 1847, toen in de Bonimeier- en Tielerwaard voor een stuiver daags gedorscht werd, toen in Twente de wever voor een loon moest arbeiden dat geen derde van het gewone bedroegzij zullen u allen antwoorden dure tijd geeft weinig werk grooter aanbieding van arbeid en kleiner loon, want de eene arbeider biedt zijné diensten al voor minder aan dan de andere. Na het betoog der genoemde nadeelcn behandelt de h. d. B. Kops eenige argumenten die tot verdediging van het accijostelscl worden aangevoerd. Hieronder bekleedt eene eerste plaats: dat overal waar accijnsen zijnwordt daarin bijgedra gen door vreemdelingenhoe kort zij ook vertoeven. Dit schijn baar groote voordeel wordt zeer klein, als men de consumtie der vreemdelingen in cijfers brengt. Te Amsterdam waar de toevloed van vreemdelingen zoo aanzienlijk is, staat deze vermeerdering van consumtie tot de bevolking als 1 :256, en het voordeel komt neer op vier tienden van één percent. Yoor andere sleden zal dit nog veel minder zijnmaar daarenboven de tijdelijk afwezige ingezetenen ^^feemifeii'n1 gVn over net geheet' genomen zeer na opwegen. Een ander argument is: de direkte belastingen zijn aan min- (er ontwikkelde stalen eigenterwijl bij toenemende beschaving de indirekte belastingen in het leven tredenof, zooals de heer Ihiers het uitdrukt: s de accijnsen zijn de belastingen der t beschaafde volken, de direkte belastingen, die der barbaar- >sche natiën." Hier tegen wordt aangemerkt en beredeneerd, dat het uitbreiden der indirekte belastingen wel de medgezel was bij een der stappen op den weg der beschaving, maar dat het geenszins de laatste stap was en bij nog verdere beschaving ziet men weer voortdurende poging om van de indirekte tot de direkte belastingen terug te komen. Nog worden behandeld de belastingen zijn nu eenmaal een noodzakelijk kwaadde belasling op het verbruik drukt alleen hemdie wil betalenvooral: de belastingschuldige doet de betaling zonder het te merken, wij bevelen de lezing van hetgeen hier over zijn stokpaardje gezegd' wordt in 't bijzonder onzen Minister van Financiën aan. Eindelijk, de uilgaven van vele steden zijn zoo hoog, dat men ide middelen nimmer door direkte belastingen zou kunnen vinden. Maar die hooge sommen worden meestal voor een deel yoor opgenomen gelden, voor een deel voor het armwezen vereischt; en in zulke steden is het juist, waai de accijnsen het meest zijn opgevoerd: welnu, het eerste waaraan zulke gemeenten behoefte hebben, is aflossing van schulden en vermindering van armen: beide kan slechts bereikt worden door verlevendiging van vertier en vermeerdering van het belang van zulke gemeenten eischt dan voor alles afschaffing van accijnsen, als zijnde het beletsel van de eerste voorwaarde der verbetering van hunnen toestand. Het spijt ons de ruimte te missen om ook uit het tweede gedeelte dezer korte beschouwingenhetwelk over de wijze der hervorming handelt, het een en ander mede te deelen doch bevelen de lezing en behartiging van het geheele opstel met vertrouwen aan. met premie aan de beurs aldaar verkocht worden R 1 te Amsterdam gearriveerd de heer kolonel Palmar 'b S Zljn heer ingenieur Simpson ten einde een' aanvan^ 'mAMVenS bereidende werkzaamheden te maken. e voor- Met genoegen vernemen wijdat men zich eindelijk tot 7 TT den Paus zal wenden om de normale regeling der Kerk 1 de Kerk ook hier te lande te verkrijgen. Wij drongen daar" toe herhaaldelijk op aan. Wij gelooven echter dat het n 1 del van volkspetitionnement der constitutionele stateiwe dien einde minder passend is, en dat mén beter had gedaan het verzoek alleen te laten teekenen door hen die weten en begrijpen wat zij doen. (/V. JSijm. Cl.) Aan de N. Rott. Cour. schrijft men uit Leiden, d.d. 13 April: De hoop, die men voor eenigen tijd had, dat het ge schil met het huiszittenhuis zoude geregeld worden is groo- tendcels verdwenen, De kerkeraad heeft drie voorwaarden de regeling en het beheer der finantien betreffendegesteld, die door den raad wel niet aangenomen zullen of kunnen worden. gelegenheid der wereld-tentoonstelling, die veel menschen naar Londen zal lokken, beveelt de heer Jobard tc Brussel een eenvoudig middel aan dat dc reizigers ter zee tegen de zoo onaangename zeeziekte kan beveiligen. Dit middel bestaat in cenen band te dragen oin het middenlijf onder de laatste ribben. De spanning van dien band belet de schudding der ingewanden., welke schudding de eenigste aanleiding tot de braking uitmaakt. De heer Jobard verklaart de uitmuntend heid van dit middel zelf ondervonden te hebben. Ook de personen, die er van gebruik maakten op zijn raad, hebben zich er zeer wel bij bevonden. Het koningrijk der Nederlanden mag, volgens kon. besluit d. d. 18 Januarij 1.1. No. 6, een maximum bezitten van 735 Notarissen, arrondissementswijze verdeeld, hetwelk op eene bevolking van 3 millioenen zielen voor elke vier duizend één notaris geeft. Nu wordt aan het respectieve genootschap voor candidaat-nolarissen in het arrondissement 's Hertogen- bosch (waarvan wij lezen in de Arnh. Courant d.d. 17 Jan. 1850, No. 12) beleefdelijk gevraagd, of het niet eens in over weging diende genomen te worden waarom wel andere ge- examineerden b. v. genees-, heel- en verloskundigen, zich mogen nederzetten waar het hun goeddunkt, maar zulks den i io, en of het niet in het regtmatig belang ware des publieksdat liet tot nog toe bestaande monopol,e op dit sluk, cl die te beperkte keuze Uil zoo weinigen plaats maakte voor eene vrije concurrentie onder behoorlijke waarborgen en of men tot verkrijging van dit goede regt geene besclieidene pogingen moest aanwenden waar zu ks behoort? Bij zulk eene vrije concurrentie zoude het spoedig wel niet meer noodig zijn, om bij Z. 111. onthef- hng te verzoeken van de bepaling van art. 8 alin. 2 der wet van 9 Jul ij 1842 (btaatsblad No. 20). Wij hebben uit Zeen opstel ontvangen, behelzende in tie eerste plaats klagten over de verregaande onbeschoftheid en brutaliteit van den hondenslager der Groote kerk aldaar Men trooste zich echter met de gedachte dat deze karakter trek aan het gansche ras eigen schijnt en een beleefde ker- kcnknecht bijna als eene rariteit naar de Londonsche tentoon- stelling zou mogen gestuurd worden. Men hoore wat van Ellen hiervan reeds zeideHet ambt van hondeslager is eene soort van kerkelijke bediening, hoewel nut, zekerlijk niet van de aanzienlijkste. Maar daar is een zeker bewind en gezag aan gehecht, en degeendie het bedient, heeft in bet ledige gedeelte van de kerk een volstrekt commandement Men verneemt van goederhand, dat de negotiatie voor de Rijnwater-leiding naar Amsterdam te Londen niet alleen voi- teekend is, maar zelfs tot een bedrag van het dubbele van bet benoodigde kapitaalzoodat de aandeelen daarvan reeds Vr - - -v-ix, commandement over blaffende honden en baldadige straatjongens. Wil men onderzoeken of dit bewind zijn lust tot gebieden op eene aangename vvijze kittelt, men zie hem maar eens, met aan dacht in de uitvoering van zijne heerschende bediening. Aoodra hoort hij niet een onbetamelijk gerucht of hij treedt derwaarts met een deftigen gang, stuursch wezen en opge- sparde blikken In t gemeen wacht hem de vijand niet af: honden en kinderen verstuiven op zijne aankomst, als stof dat van den wind gedreven wordt. Hij keert terug, ten uiterste vergenoegd over zijnen krijgstogten, de omstanders met een verwaand gelaat aanziende, schijnt hij in hunne oogen te willen lezen de verwondering, in hen uitgewerkt door de blijken van zijn uitgestrekt gezag en door zijne be haalde victorie. Biedt men hem tegenstand of overvalt hij onverhoeds zijne tegenpartij, hetzij mensch of dier, hij weet hen door de gevoeligste reden en door de ongenadigste be handeling te doen bespeuren, dat hij al de vooregten xan Bloemlezing, 2e dl., bi. 167.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1851 | | pagina 2