Hemelsei* regtf. Een Hrickoaiiigen-zwSjiierijtje. rie dank fe zeggen voor de ronde verklaring"hun als it het hart gegrepen, dat er geene groote bezuinigingen meer moge- dijk waren; vervolgens kraaiden zij triomf, dat dit zoo vurig «ewenscht en zoo populair ministerie erkend hadwat zij zelve altoos beweerd hadden; eindelijk haalden zij al de gronden bij, waarom men van dit ministerie billijkerwijze bezuinigingen had mogen verwachten, en de bewijzen, dat de meerderheid er ook zeker op gerekend had, alles om tot het besluit te komen, dat deze meerderheid, wilde zij zich zelve niet geheel en al ongelijk worden de begrooting moest verwerpen. De voornaamste der ministeriëlen daarentegen to «en aan 't bewijzendat er wel bezuinigd was, weer den de beschuldiging van inconsequentie, zoo goed of zoo kwaad als het gaan wilde, van zich af, en, de leus van bezuiniging opgevende, voerden zij met kracht de gronden aan waarom het ministerie bij voortduring behoorde onder steund en bestendigd te worden. De meesten volgden dien weg doch enkelen bleven de leus van bezuiniging getrouw. In een volgend nummer willen wij dezen nagaan, en zien lot welk een luttel getal de bezüinigingspartij in de Tweede Ka mer gereduceerd is. De plannen van duitsche despoten met duitsche constitution zijn plat van duidelijkheid, onbeschaamd van opregtheid en verbazend van vermetelheid. Ze slaan aldus vermeld: y- *aI aan dc kamers het regt worden onttrokken, om ae heffing der '"belastingen te weigeren; 2. zal het leger niet meer den eed op de konstitutie afleggen; 3. zal het der regtcrlijke ma°t niet meer vrijstaan ovw de wettelijkheid der besluiten der regering een oordeel te vellen." a^rlijk drie punten van klink. Misschien heeft de duitsche Michel noodig zoo kort en goed gesard te worden, om kort en goed zijne des poten weg te jagen, 't Zou zoo tamelijk .een triumph zijn van hemeische regtvaardigheidals 1. de despoten met eigene hand het geld uit Michels beurzen nemen, 2. Michel dwin gen of doodslaan voor Michels eigen geld3. bevelen wat zij verkiezen en de justitie den kop intrappen. Inderdaad, als een heer geen regt hoegenaamd heeft, en toch regt hebben wildan is hij kant en klaar met te beweren, dat zijn regt uit den hemel komt. IN iemand kan 't Davragen, Maar Michel kan zich de les ten butte maken. Michel behoeft zich niet op zijn regt te beroepen. Michel is kant en klaar met te beweren dat zijn regt uit den hemel komt. Niemand kan navragen. Ja maar, de raenschen vragen het aan huone heilige boe ken. Welaan dan. 1t Zij te regt of te onregt aan boeken gevraagd, wat zeggen de heilige boeken? Dat de regeringen uit den hemel komen. Goed. Maar ze zeggen ook, dat geen muschje op de aarde valt buiten den hemelschen wil. Dus onder dat stelsel komt evenzeer alles uit den hemel dat tegen despoten en dwingelanden ondernomen wordt. Uilen en dompers weten u precies te zeggen welke fami- liën of personen al of niet hemelsch regt van regeren heb ben. Weten ze dat ook uit de heilige boeken? Met evenveel regt, met meer regt (zoo daar regt is) zeiden de italiaansche democraten Dio lo vuole (God wil het). Zoo het regt minder heili* is dan de boeken, dan is ook democraten-geweld niet mincfer heilig dan despoten-geweld. Op die manier worden geweld, eigendunkelijkheid, geluk en gebeurtenis heihgei dan het regt. Met Driekoningen, zeiden de menschen, zou er wel een vorstje komen. Gissen doet missen. Anderen (misschien kooplui met zolders vol granen?) voorspelden reeds, dat slakken den oogst van aanstaanden zomer zouden opvreten. Of meenden zij eenen slakkengang in anderen zin? In beide zinnen hopen wij, dat gissen hen zal doen missen. Ja, wat is er omtrent de Driekoningen zelve al niet gegist. Zijn t waarlijk koningen? Zijn 't wijzen? Zijn zoowat toove- iiaars? Waar komen zij vandaan? De eeiste biagt goud. Waarheen? De tweede bragt wierook. Voor wien? De derde, die achteraan komt, die zich zoo stilletjes achteiaf houdt, schijnt nog wel de'kwaadste niet van de drie. Gissen doe toch niet altijd missen! Ach, hij heeft door zooveel vuils te baggeren dat nog rondom de voetstappen ligt van die hem voorgingen. Zoo zijn dan inderdaad de Nederlandsche beulen afgezet cn op wachtgeld gesteld. Nu is zeer onlangs de minister komen verklaren dat men alleen «wachtgeld aan zoodanige ambtenaren zou toekennen, die men geschikt achtte spoedig weder in eene andere betrekking werkzaam te zijn en dat men bij voorkeur de op wachtgeld gestelde ambtenaren plaat sen zou. Nu vraagt men zich af, voor welke andere ambts bedieningen de beulen toch wel geschikt zijn, en in welke nieuwe betrekking men hen weldra zal zien optreden?... Er zijn er, die in hen aanstaande ijkers zien van het vaatwerk,» wegens hunne bedrevenheid in het brandmerkenanderen doodverwen hen als zegelkloppers anderen als essaijeurs vim het goud cn zilverwerk; ja, er zijn er, die er controleurs en directeurs van de belastingen van maken willen. Maar welke hunne bestemming ook zijn moge, zij zijn inmiddels buiten functie, hetwelk waarlijk cqn groot vertrouwen van de Regering op de oppassendheid harer onderdanen te ken nen geeftof wel een waarborg dat de doodstraf toch niet toegepast zal worden al dreigt de wet er mede. Maakt u nu nog bang, booswichten! Het schijnt dat de heer Nes, door het afsterven van den heer Bruce, thans niet gaarne als Vice-President naar Neêr- lands Indien wil vertrekken. Dit berokkent de regering voor het oogenblik eenige nioeijelijkheid waarboven zij zich echter zoo wij gelooven en 'hopen zal weten te verheffen. Door het afsterven van den benoemden Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indien, den heer Bruce, hebben 's lands flnantien een zeer nadeelig verlies geleden, namelijk dat van eene gratificatie van ƒ25,000 cn een traktements voorschot ven ƒ90,000, te zanden bedragende eene som van ƒ115,000. Wij mogen dus allen teregt in het belang des lands dit afster ven betreuren. Dezer dagen doorliepen wij den Departcments Almanak over 1851. Ouder de rubriek Stad Deventerklom onze aandacht bij iedere bladzijde en wij zeiden ten laatste in onze eenvoudigheid, dat onze stad wel met een net van Maatschappijen enz. enz. overdekt was. Met het oog' op de laatsten aldaar opgegeven, kwam het on» voor dat de verzamelaar zijn onderwerp, althans voor zijne klasse van menschen, uitgeput had, anders ware hij niet tot het schiet collegie en schaakcoliegie afgedaald want De venters ingezetenen zullen wel evenmin met dezer goede werken gebaat worden, als zij b:j brand eenige onzer brand meesters ooit een klimpartijlje hebben zien doen of hen hier toe in staat achten. Wij hebben er vrede mee dat men ïulke collegietjes een plaatsje gunne; maar dat men nuttig wer kende, en door den burgerstand opgerigte instellingen - men zou haast zeggen opzettelijk vergeet, dat vinden wij onbetamelijk. Want er bestaat wij hebben niet onderzocht, maar noemen wat wij weten, - ten lsten de voor ^minvermogen den en burgerkinderen opgerigte Muzijkschool het staat nog wel met groote letters boven den ingang; ten 2°. Dc Vereenigihg tot bevordering van den bloei der Bouwkunde als wij hare benaming zóó juist aangeven; ten 3°. het Zanggezelschap H&rmonie. Het nut van de 1ste? Wie schetst ons de gevolgen, wan neer eens de geringe stand die gemeene en vuile straatdeunen zal verwerpen voor andere die op het zedelijk gevoel wei ken. Dat van de 2de? Hoe weinige der genoemde instel lingen hebben wel een zoo gewigtig doel, als deze die iri alle ri«tin«en onder den handwerksstandhaar publiek, be schaving en vooruitgang wil bevorderen, en daarenboven nog een penningske afzondert vonr die behoeftige werklieden, welke bij hunnen arbeid soms een ongeluk krijgen. En het 3de? Waarom dit niet genoemd even als die andere Muzijk- en Zan«gezelschappen niet hunne barsche namen. Nog iets. Hoewel het reeds eenigen tijd geleden is, dat bij de Yeieeniging Vrijheid en Orde," in het bestuur nieuwe leden zijn ver kozen voor de aftredende, zoo vinden wij de laatste nog in de opgaaf figureren. Niet dat wij hun die plaatsen, ware het naar waarheid, misgunnen zouden, maar, als men dit verzuim bij de andere voegtdan wordt het van beteekenis bij sommige zwartgalligen. Ten slotte, vele presidenten met hunne assistenten figureren dit jaar voor het eerst in dezen Almanak, en wij hopen dat een volgend jaar deze opgave zoo volledig zal gemaakt worden, dat een burgeroog de revue er over houdende, zeggen moet: ik vind geen stiefkind. En om dat doel te bereiken, noodige de verzamelaar ieder be langstellende tot mededeeling uit, dan bereikt het een dubbel doel: geene verantwoording voor zijn persoon, gecnö stief kinderen dan vrijwillig. Aan de geachte Redactie der Kaleidoskoöp BI. M. Toevallig kwam mij het jongste No. ter hand van het week bladgenaamd de ïlandwijzerwaarin een stuk tegen mij voorkomt, nopens het door UEd: welwillend opgenomen schrij ven van mij: «over het Gebed als ongepast ter opdrcuning in in Provinciale Staten," dat stuk is getiteld: doornen uit den Roozegaarddus een soort van distelkransje. Met de daarin gevondene woordverdraaiingen en dogmatische arlequi-

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1851 | | pagina 2