Cirooèe ©sa Jileine lomperds.
1?artnffe op "t ËiSjpesa.
nil voer geönagt worden. Maar hoe onzeker ook buitendien
deze raming is, werden wij nog kort geleden gevoelig gewaar
toen bleek, dat het werkelijk batig slot van 1848 om de
helft beneden de raming gebleven was en niet meer bedroeg
dan f 7,720,000, hetwelk een verschil met dat van het vorige
jaar in minder uitmaakte van 6,377,000en alzoo niet eens
voldoende was om de f 9,800,000 der Indische renten te
voldoen, laat staan nog eehe bate voor de schatkist over te
laten. En toch raamde men voor 1850 weer f 14,450,000;
en toch raamt men voor 1851 weer f 14,500,000. Waarom?
Omdat het zoo uitkomt met de begrootingOp welken grond?
Dit willen wij den Minister van Financiën met zijn eigene
woorden uit de Memorie van Toelichting op de begrootin^s-
wetten laten beantwoorden: N. Voorloopig beschikbaar op
t het vermoedelijk batig slot der koloniale administratie hier te
ulande. De volgende afzonderlijke berekening van ontvan^-
nsteti, voortvloeiende uit de waarschijnlijke opbrengst van
pdc verkoopbare produkten en van de uitgaven daartegen tc
ïdoen, is zoo zeer afhankelijk van toekomstige ornstandighe-
»den, van meer of minder spoedigen aanvoer en van den
v stand van de prijzen der producten, dat die berekening als
v,globaal en in velerlei opzigten als onzeker moet worden aan-
»gemerkt. Wanneer dezelve verwezenlijkt mogt worden, dan
?£al er als het batig slot der koloniale administratie beschik-
nbaar kunnen worden f £>0,000 meerder dan de raming van
het loopende jaar heeft aangewezen; want het overschot ge
stéld wordende opf 14,500.000
b zal daarvan dienen tot dc rentevodloening
onder M. vrmeld9,800,000
»en alzoo als batig slot nader door de wet
»te regelen, kunnen overblijvenf 4,700,000."
Ziedaar de waarborgdat de middelen de uitgaven zullen
dekken
Wie is hij die zijnen kruiwageu midden op straat laat staan
of zijne mest- en andere wagens en karren zijne buren voor de
deur en den neus zet? Wie is hij die 's avonds met heigeen hij
draagt de voorbijgangers tegen het lijf loopt; of zijnen hoed,
stok en mantel bergt op zitplaatsen voor anderen YVie is hij die
bij hetgeen er te zien is zijn ligchaam voor de overigen plaatst,
en niemand eene beurt laat; die eeoe zamenkomst van vrou
wen vergast op tabaksdamp, of zijnen buurman op stanken en
gedaver; die ieder in het woord hakt, en hetn dan uitstoft;
die u lange verhalen brengt, als gij uit moet of noodig werk
hebt? 't Zijn lomperts. Goedhartig misschien maar onachtzaam
en ongelikt. Weinig beter zijn zeer gepolijste personen van
politieker! invloed die duizenden van menschen wagen aan het
doorzetten van hunne groote-heeren-belangen. Dezen mogen
óók wel lomperts en vlegels heeten. Bovendien geven zij
eenen glimp aan hunne geweldenarijen, als of hierdoor volks
rumoer en onrust moest gedempt worden. Beide soorten van
lomperts hebben dit gemeendat zij zich wel om zich zeiven
maai' weinig om anderen bekommeren. Maar die groote lom
perts zijn lomp uit fijnheid, de kleinen zijn lomp ifit lomp
heid. Indien die grooten van hunne lompheid genezen wor
den, dan mag men liever zeggen, dat zij zijn terug gehouden
door een voorrekenen van hun beter begrepen belang. Indien
de kleinen van hunne lompheid genezen wordendan is er
hoop, dat alwat zij goedhartigs hebben zich ontpiooijen zal
tot beschaafder en oplettender eerbied voor hetgeen den
medemensch toekomt of den medemensch kan gerijven en
gelukkiger maken.
Met veel belangstelling lazen wij het volgende nieuwtje:
D Onder de boeken die te Napels door de censuur verboden
azijn, behooren volgens een berjgt van daar aan de Wan-
»derer: de Kosmos van Humboldtde Faust van Gölhede
Roovers van Schillerde werken van ShakespeareGold-
i smithMolièreLamartineVictor HugoPaid de Koch
i George SandThiersen daarenboven die van OvidiusLu-
cianusLucretius en Sophocles
Het spreekt van zelf, dat onder de boeken welke uit zul-
ken hoek worden "afgeweerd altijd iets voorkomt dat min of
meer in den reuk van zedebedervend staat. Daar mcenen
die fijne heeren al het overige van het verbod mee te heili
gen in oogen waar zancl in te strooijèn valt. Voorts wordt
dat zedebedervende tevens te gretiger begeerd en opgezocht
door dc nieuwsgierige tegenstreversdie nu ook des te eer
zich aan het nooit overtroffen persifflage van Lucianus gaan
verlustigen of de wetten en geschiedenis der natuur toepaslijk
zouden achten op het koningrijk Napels. Men kan toch niet
weten, hoe juist door het zedebederf de gemoedsbezwaren
en confidenties productiver worden.
Om er maar een speldje bij te stekendat verbod zal wel
zijn uitgegaan uit den roes bij de berigten die den bokspoot
van alle soorten reeds voorstelden als bijna opgeslokt door
het zuidduitsche lawaai: na het kopje thee echter eeliikt dat
verbod vrij frappant op eenen doodsprong.
De Ncderlandsche regering heeft den heer Greve jne
van den waterstaat, naar Bremen gezonden, ten einde
de groote en merkwaardige sluis, ontworpen en volt M
door den heer J. J. van Ronseleneenen voormalwen °N(
derlandschen ingenieur, in oogenschouw te nemen! Me^i
leest omtrent deze sluis in de Weser Zeitung van den* 9 No
vember het volgende:
De nieuwe Haven en Stoombooten te Bremer haven.
Toen in het jaar 1846 eene regelmatige stoombootvaart
tusschen Bremen en New-York tot stand kwam, bleek het
dat Duitschland geen haven bezat, in welke groote stoom!
schepenmet eenen diepgang van 24 25 voet en eene
breedte van /0 <l 75 voet, met inbegrip der raderkastèn
eenen zekeren toegang konden vinden. Toen besloot Bre
men, gedachtig aan zijne verpliglingen'jegens Duitschland
en jegens zich zei venen overwegende, dat het vaarwater
van Bremerhaven tot in zee, op de ondiepste plaatsen, bij
den vloed meer dan 32 voet diep, en zelfs gedurende den
winter gewoonlijk bevaarbaar is, op zijne kosten, in Bre
merhaven, een tweede haven, voor de groote stoomschepen
bestemd, aan te leggen.
Den ingenieur van Ronselen werd het maken van een ont
werp opgedragen. Het was eene groote zaak: een dok,
maar vooral eene sluis te bouwen op eenen grond, welke
gedragen werd door eene groridelooze en weeke slib, en
daartoe werd ook buitengewone moed vereischt, zulk een
werk te ondernemen.
Aan het oordeel der voornaamste Nederlandsche water
bouwkundigen en aan de grootste zaakkundigen van Engeland
werd het plan onderworpen. Zij keurden het onder geringe
wijzigingen goed, maar verbergden niet, en vooral niet de
Nederlanderswien de bezwaren van het bouwen op lagen
en waterachtigen grond het beste bekend warendat het
ondernemen van zulk een kolossaal werk, op zulk eenen bo
dem zeer gewaagd was, vooral daar de zamensteüing van de
voornaamste deelën van het bouwwerk geheel eigenaardig
was, en zij, naarmate van de onbekende gesteldheid van
den giond, misschien aan veel verandering zouden onder
hevig zijn.
Niettegenstaande de gevaren voor het wclgelukken van dit
groote werk, welke men niet gering achtte, en de groote
kosten, welke bijna een millioen Thalers zouden beloopen
weid de boow begonnen en is, in weerwil van wisselvallig
heden, hindernissen cn zwarigheden, thans in zoover volein
digd, dat welligt over 14 dagen het water kan ingelaten
worden.
De groote sluis heeft eene wijdte van 76 voet. Het schip
der zelve gelijkt aan een omgekeerd reusachtig gewelf; de
deuren voor ebbe en vloed zijn reeds ingezet. Deze zijn van
ijzer, inwendig hol, met vakken afgedeeld, zoodat zij letter
lijk in het water zwemmen, en hare beweging slechts dooi
de duimen worden geleid; want er zouden zoo min duimen,
welke den zwaren last dezer meer dan 40 voet breede deu
ren zoude kunnen dragen, gemaakt kunnen worden, als er
middel kan worden uitgedacht, om zulke duimen in den
muur te doen houden. Deze deuren zijn derhalve eene nieuwe
uitvinding. Slechts in Liverpool vindt men sluizen van ge
lijke grootte, maar daar heeft men rotsgrond, en kan men
de deuren op rollen laten loopenhier echter, waar in plaats
van rotsen, eene weeke slib is, voorziet een kunstig metsel
werk in datgene, wat elders de natuur aanbiedt.
Het dok heeft thans, van muren omgeven, eene leDgte
van 800 bij eene breedte van 300 voet. Aanstaande jaar zal
de lengte op 1600 voet gebragt worden.
Dit werk, geschikt om de grootste oorlogschepen, zoowel
zeil- als stoom-vaartuigente ontvangen, hetwelk zelfs in
den winter aan eene talrijke handels- en oorlogs-vloot een
zekere schuilplaats biedt, is bijna gereed. Nog slechts J4 da
gen zal men in het dok, zoowel als in de sluis, droogvoets
kunnen wandelen, dan zal dit reusenwerk, door het
inlaten des waters, voor ecu wig aan het oog onttrokken worden.
De gedeputeerde Staten van Overijssel zijn voor eenigen
tijd door den minister van Binnenlandsche Zaken uitgenoo-
digdom alle zoodanige inlichtingen in te winnen, als tot
beoordeeling van den tol op het Zwolsche diep dienstig kuD-
nen zijn. Door gemeld collegie zijn dientengevolge reeds vóór
de vergadering der Staten de noodige inlichtingen ingewon
nen bij de verschillende gemeentebesturen bij de kamer van
koophandel te Zwolle, bij den raad van administratie der