50 November 1850
ADVERTENTIE-BLAD.
NIEUWS- EN
Ill:
digde.
Het tweede
hij bij dezelf<
dige zucht d
het creëren
bezoldigingen
aanleiding to
ZCTPHENAPELDOORN.
De AdvertentiSn moeteD vóór Vrijdeg middag ie
uur ter Drukkerij te Deventer xijn ingezonden.
Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten
franco geschiedenhetzij door bemiddeling der Post
kantoren, of te Zwolle bij W. E. J. Tjeehx Willis*;
DeventerA. Teh Gühnb; ZulphenJ. II. Melmüi;
ApeldoornB. Guswiso.
ZWOLLE DEVENTER
Dit blad verschijnt geregeld alle Zaturdagen. De
Prijs van het abonnement is voor Zwolle t Deventer.
Zulphen en Apeldoorn 75 cent in de drie maanden
overal elders franco per post8T/2oent. Alle post
kantoren nemen bestellingen aan.
De prijs der Advcrlentiën is van dén tot vijf regels
50 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be
halve 35cent zegelregt bij iedere plaatsiug.
AMBTENAREN.
Onder de heillooze geschenkenwaarmede Willem I het
land begiftigd en vergiftigd heeft, is, na de staatsschuld en
misschien het hertogdom Limburgde menigvuldigheid van
ambtenaren het noodlottigste. Het was zijne liefhebberij de
huishouding van zijn nieuw koningrijk regt wijdluftig in te
rigten en de behandeling der zaken zoo omslagtig mogelijk
te maken. "Veel hoofden van departementen, veel ministers
van staat, veel staatsraden, gouverneurs, distriktskommissaris-
sen enz. veel overtollig en dubbel werk, vele ambtenaren
om al dat werk te doen vele om het werk op te geven
vele om het na te zienvele om te vragen of het nagezien
was. Dat was zijne uitgelezen schaar, zijne heilige phalanx,
geflankeerd door gepensioneerden zonder gedienden door
gegratificeerden zonder iets verdiend te hebbenwant hij
was gulhartig tot weggooijens toe, wanneer het op 's lands
kosten ging. Die keurbende moest hem en de bestaande orde
van zaken schragenwant zij was er door eigenbelang aan
verbondenzij stond of viel er mede.
Tweeërlei is het leed, hetwelk hierdoor over ons land ge-
bragt is. Het eerste schetste de heer Westerhoff in zijne
krachtige redevoering over de begrooting voor 1850, toén
hij zeide: uWecr zal de Nederlandsche natie, het lijdzaamste
»en getrouwste, maar ook het zwaarst belaste volk der aarde
bij kwijnenden en ziekelijken toestand, de krachten moeten
inspannen, de grootste ontberingen en opofferingen zich
«moeten getroosten, om het reuzencijfer van nagenoeg zeven
tig millioenen gulden bijeen te brengen, en zulks ter hand
having en instandhouding eener huishouding, welke in ha-
»ren voorgevel tot opschrift voert: weeldegrootheid, luister
omslag en verkwistingHet spreekt van zelf, dat die woor
den velen aanstoot gaven en pogingen tot teregtwijzing uit
lokten. Zoo zeide de Minister van Finantiëndat hij die
schildering van het finantiëel gebouw van den staat voor
overdreven en onvoorzigtig hield. Toch voegde hij er bij,
dat hij, indien hij in algemeene trekken de bestaande ver
keerdheden in de staatshuishouding mogt schetsen en die in
één denkbeeld te zamen vattendan zou zeggen dat er te
veel ambtenaren zijndie in den regel [namelijk die eigenlijk
het werk doen] slecht betaald worden. In die overtuiging,
dat er te veel ambtenaren zijnhad hij'zich gehaast tot eene
stelselmatige vermindering der ambten over te gaanen de
bezoldigingen voor de ontvangers'der middelen, van welken
sommigen te hoog bezoldigd waren, op [het bagatel van]
f 4500 te bepalen, hierdoor waren aanzienlijke besparingen
tot stand gebragt, en tweehonderd twee en vijftig ambten,
waaronder verscheidene van hongeren rang, komen te ver
vallen, en dit' alles zonder op eenige wijze den geregelden
gang der administratie te stremmen! Maar levert niet juist
die teregtwijzing het sprekendste bewijs op van de waarheid
der schildering van den heer Westerhoff, van overdaad en
verkwisting, wanneer men in één enkelen tak eener adminis
tratie, behalve de vermindering der bezoldiging, 252 ambten
kan doen vervallen zonder dat de gang der zaken er iets bij
Doch beneden zullen wij ziendat het gansche ver
van rapporteurs over de tegenwoordige begrootingswetten
eene doorloopende bevestiging is dier zoo veel ergernis
hebbende woorden jan den Groningschen afgevaar-
kwaad had de heer Zijlker in het oog, toen
dezelfde gelegenheid als zijn roede-afgevaardigde, de
woorden sprak De bestaan hebbende onverstan-
zucht der Regering voor het uitdeelen van gunsten en
i) het creëren met dat oogmerk van een legio ambtenhooge
bezoldigingen en andere voordeelenis ongelukkiglijk de
aanleiding tot eene ambten-jagerij geworden, zoo buiten-
»sporig groot, dat de veerkracht van een aanzienlijk deel der
Natie en de ontwikkeling van eigene vermogens hierbij ver-
loren is gegaanzoodat het hunkeren naar het opnemen
onder die uitverkorenenwelke op kosten van den staat
worden verzorgd en gevoed, paal noch perken meer kent."'
Regt droevig is die opmerking, dat de veerkracht van een
aanzienlijk deel der natie en de ontwikkeling van eigene
krachten bij dat gemakkelijk en eenvormig ambtenaarsleven
is verloren gegaan maar zij is zeer waar. Hoort maarom
u hiervan te overtuigen, de redeneringen van hen, welke
tot die ambtenaarsfamiliën behooren betrekkelijk hunne kin
deren. Wat moeten wij, vragen zij in den hoogsten ernst,
wanneer die bezuinigingen doorgaan en de ambten vermin
derd wordenniettegenstaande de sollicitanten vermeerderen
met- onze zonen beginnen? De passende carrière voor het
fatsoenlijker mans kind wordt moedwillig gesloten; wat uit-
zigt hun overblijft, weten wij niet." En zij zeggen de waai-
heid-in opregtheid weten zij geen anderen levensloop dan
dien van een rustig ambtenaar voor hunne aankomende zonen
uit te denkenzoo zeer heeft de gewoonte om ambtenaar te
zijn en de zijnen te zien worden alle gedachte aan de moge
lijkheid van een ander bestaanmiddel, van een door eigen
krachten verdienen van zijn brood, ontwend en verstomd.
Bij dezen stand van zaken en een zoo aanzienlijk gedeelte
der natie, als zich aan deze ambten-jagerij heeft overgegeven
moeten de stemmen die zich tegen de vereenvoudiging van
het staalshuishouden en verlaging van het cijfer der begroo
ting verheffen en de tegenwerkingen en bemoeijenlijkingen
talrijk en krachtig zijn; vooral in het vorstelijk 's Gravenha
gen, 't welk voor de helft uit ambtenaren bestaat, terwijl
de andere helft van hunne verteringen leeft. Daar zag men
dan ook onlangs het nieuw geval van eene wraakoefening
tegen een lid der vertegenwoordiging, die zich wat forsch
over de uitgaven en de belastingen had uitgelaten. Ofschoon
in alle beschaafde staten de volksvertegenwoordiger voor het
geen hij als zoodanig oordeelt en zegtgeacht wordt boven
verantwoording te zijnbegrijpen dat die perfect geciviliseerde
en met soins geëduceerde Haagsche hecren anders, zij de-
balloteren zulk een Staat (Haagsche benaming van een lid der
Tweede Kamer] uit hunne fatsoenlijke sociëteit.
Maar hoe zullen zij dan nu wel gehumeurd zijn nu zij
kennis hebben kunnen nemen van het verslag der Commissie