Oorlog?
het afgetredene gemaakte en ingediende bcgrooling te bren
gendrong de Minister Thorbecke op de aanneming dier be
grooting aan o.a. niet deze belofte, dat die aanneming niet
ten gevolge zou hebben, dat de uitgaven, bij de wet van
be°rooting te autoriseren alle gedaan zouden worden op den
voet, waarop het Gouvernement die, met de aangenomen
begrooting in de hand, zou kunnen doen. Het zou gaande
weg in de publieke dienst veranderingen voorbereiden en tot
stand brengen het zou met de noodïge hervormingen niet
wachten tot aan de volgende begrootingmaar nu reeds
verwezenlijken wat kon, even alsof het op de begrooting van
1850 ware voorzien. Ook van deze belofte is niets gekomen;
want, hadden de Ministers 'op de begrooting van 1850 be
sparingen weten te maken wij zouden ze op de begrooting
van 1851 gevonden hebben zoo als werkelijk een paar uit
zonderingen bewijzen. Wij achten het eene fout van deri
Minister van Finanticn dat hij in zijne redevoering, waar
mede hij de begrootings-ontwerpen in de kamer bragtvan
die belofte met geen enkel woord gerept heeft. Had hij
verontschuldigingen, wigtige of minder afdoende, bijgebragt,
men zou gezien hebben dat de Ministers er ten minste nog
aan dachten; nu weet men niet, of overkrö'pbhcid met andere
zaken en opzien tegen de mocijelijkheid hen hierin verhinderd
heeft dan of zij bij nader inzien op hun gevoelen terugge
komen zijn en besparing voor ondoenlijk houden of de ver
klaring van den Minister van Dinncnl. zaken bij de optrede
van dit ministerie, in de kamer afgelegdWij hebben be
vonden dat ouders cl'teiden deelen der publieke dienst veraridering
behoeveneene voorbarige en ligtzinnige uitspraak geweest
zij, waaromtrent zij thans niet beter weten te doen dan
een volkomen stilzwijgen te bewaren.
^éesaassscas era eoamiïSssIes.
De Arnh. cour. n°. 221 heeft kort en goed aangewezen
hoe en waarom in eene vergadering van provinciale staten,
ieder lid komt, niet om zich buiten stemming te houden,
maar om mede te stemmen. Verder wordt er uitvoeriger ge
waarschuwd tegen het benoemen of voordragen van com mis
siën door 's konings commissaris. Inderdaad, zoo deze de
commissaris des vaderlands of des rijks ware, zou hij nog al
tijd zijn persoonlijk inzigt hebbenen dit in de hand kun
nen werken door het uitkiezen en voorbijgaan van personen.
Wat is er in den goeden ouden tijd al niet beklonken door
het prae'advies van vertrouwde en bejabroei de commissies
Drenthe, 0¥£5»iJs9€S, eesz»
Het zou er naar toe kunnen loopendat er eenige vrees
ontstond voor verkeerde aemulatie tusschcn Overijssel en
Drenthe, of zeggen wij liever, tusschen overijsselsche partijen
en drentsche partijen. Allemaal wafer-gehaspelEerst was
er te doen over afwatering van Coévorden langs de Vecht,
toen over drentschen overlast aan vollenhoofsche polders, la
ter over scheepstollen op het Zwarte water, en nu over
waterwegen naar Duitschland. Mogen toch in al dat water
alle vuurtjes verzuipen die verkeerdelijk worden aangestookt!
Overijssel en Drenthe zijn van wel overeeDkomstigen landaard.
Het goed verstand tusschen die twee gewesten kan niet ge
stoord wordendan door overdreven belangenom niet te
zeggen intrigantenwerk. In beide provinciën zie de wel-
meenende en regtvaardige landzaat toe, dat mooipraters dat
goede versland en de gelegenheden tot ontwikkeling door
gezamenlijk overleg, niet bederven voor nul ik hou er één!
De vrees kon misschien worden afgewend door verceniging
van Drenthe met Overijssel, of met Groningen. Want bij
eene nieuwe rijks-indeeling zal Vriesland wel op zich zelf
moeten blijven. Gelderland en Overijssel kunnen één wor
den maar de vriezen zijn eene aparte natie, bij de nieuwe
uitrekening door de wet (maar wij zien er nog niet veel van)
kan wel Leeuwarden een hof van appèl hebbenmede over
andere deelen, Groningen eene academie, Assen eene land
bouwschoolUtrecht de koninklijke residentie, Zwolle of
Arnhem den hoogen raad, 's Gravenhage de militaire en veeart
senijscholen Deventer of Zutphen een provinciaal gouverne
ment, Kampen eene zeevaartschool, enz. (zoo wij veel ver
keerd zeggen, is 't omdat het altijd anders moet wezen);
maar administratief hebben wij geene provincie die zoo on
versmeltbaar is als Vriesland.
Met Spoortrein -praatje*
Rekent eens; Kaleisdoskoop heeft de eer gehad van geciteerd
te wordenniet alleen voor eenigen tijcl in de Arnhemsche
courant, maar nu zelfs in een fatsoenlijk -blad, ja in een
haagsch blad, dat wel-is-waar nog niet in de: taal du beau
monde uitkomt, maar dan toch... weet je?...; brefy in De
s gravenhaagsche nieuwsbode (n°. 967). Zeker, de citatie
komt daar niet vóór in een artikel van het blad zelf. Zoo
hoogop zou onze ambitie niet durven zuchten. Wij morsen
maar zoowat met inkt, uit eene "provincie1' welke soms. en
door het Haagje zelf, gecajoleerd wordt als eene "belangrijke
»en zich ontwikkelende" (Rem zóóveel!}.; en dan, uit dat leelijke
oude, zwarte stadje waar men, pour peu quon se pique du
comme il-fauty den naam niet van noetut als ;>t niet noodig
is. Men mogt anders denken dat men op reis verdwaald-
geraakt, daar eenen nacht zou hebben kunnen doorbrengen.
Daaromdat nest moet maar makendat het zich door de
wereld schaffe. Zou men er óók nog zijn hoofd mee hebben
te breken? EnfinKaleidoskoop komt zoowat aan deze zijde
van de grenzen vandaan, en wij weten wel, dat eigen
lijk het Moffen land aan de grens begint, maar
Onder de "Ingezonden stukken1'
Kon het toch voorwaar wel lukken.
Wij vinden daar een Spoortrein-praatje" tusschen drie praat
jesmakers. En daarin komt voor
»Adgil. Hij" (indien wij Kaleisdoskoop ons, van zoo ver
uit de buurt, aan eene gissing mogen wagen, is hij hier ten
naaste bij zooveel als Thorbecke) »had moeten doen wat de
Kaleidoskoop gezegd heeft, zoo dadelijk toen de groote man
»aan de zaken kwam.
»Reinald. Wat is dat, de Kaleidoskoop
Teistehbant. Het Deventer-kwispedoorversierd als eene
«vlag op eene modderschuit, mei een naam die Nb. Schoon-
d kijker bcteekent.
dAdgil. Uw patroon11 (is dat van Hall?) «figureerde er
«nog ai eens in, en het blijft niet te min waar, wat ruim
ween jaar geleden daa/in stond te lezen: tO, men verniele
ons toch hem niet. Het kunstje zou niet nieuw zijn, juist
datgene voort te helpen, wat men dan des te spoediger
«denkt te fnuiken. Als minister van een druk departement
moet hij blijven ver beneden hetgeen de Natie van hem
»»kan hopen en verwachtend
Alzoo, volgens Teisterbant (het bilderdijkiaansche element?)
zijn wij Kaleidoskoop versierd als eene vlag. Waarmede?
Met eenen naam. Waarop? Ach, oude stad, troetelkind van
al wat baasspeeit! waarop?
Maar wat zullen die drie neuzen zijn te gast gegaan toen
onder de haagsche geuren, dat kwispedoor door hen werd
nagesnuffeld, en zij er een klontje uit ophaalden dat er over
het jaar had ingezeten!
't Is raar. Les extremes se touchenlVan dat klontjeuit
zoo'n vunsch vaasje, wordt nu nog, en in den Haagnotitie
genomen; rekent eens, notitie!
Hadden ze er wat vroegeren in tijdsnotitie van geno
men mogelijk waren wij een weinig verder. Het stuk staat
in ons nummer 39 v&n 1849. Daar is er de rest van na te
zien. In nü. 41 hadden wij Thorbecke gebeden kaptein van
het schip tc wordenmaar bovendien niet zelf het roer in
handen te nemen, 't Heeft niet mogen baten. Meermalen
hebben wij aan het denkbeeld herinnerd. Zou er nu kans
zijn, dat er eenig gevolg op kwam? Nu het veel te laat is.
Nu men zijn doel reeds gedeeltelijk heeft bereikt. Nu Thor
becke niet meer frisch uit het volk en uit hem zeiven komt,
maar een jaar heeft moeten doorzwoegen tusschen de kuren
van pretensies en de hongerigheid van buralisten midden'in
het geparfumeerd contagium der oude scholen. Neenals
Thorbecke zijn modderbad uit zaldan mag hij eerst wel
eens vrij en zorgeloos zijne oude vrienden rond en de ruime
wereld inom zich af te spoelen in regen en wind om uit
te rusten, om de vleugels te verluchten. Dan kan hij kaptein
worden. Jammer, dat juist de winter komt*.
Wie schuld hebben aan het tijdverlieszullen wel niet
klappen van de nachtmerries die hen bezoeken. Het zit er
toe. Maar althans"dat zij niet langer het verkeerde besten
digen Tot de kapteinsrol den koning te verzoeken, is al te
mooi. Eerst ware dan 's konings willen nog niet al het noo-
dige. Ten anderen is het bezorgen van goede wetsontwerpen
niet in allen deele koningswerk.
Ondertusschenonderaan het Spoorweg-praatje is een ver
volg aangekondigd. Daar zal de aap wel uit de monw ko
men. Men wil liever eenen Thorbecke die het slecht moet
maken, dan die het goed kan maken. Des te eer heeft men
weer een kansje, althans om beter van de vergelijking af te
komen.
Aan dien hessenbaas is nu toch te zien wat soort somtijds
potentaten zijn. T Is waar, ze kunnen het maar half hel
pen. Ze zijn altijd omringd van gretige fortuinzoekers, die
hen zoo verzot op zich zclven maken, dat het wonder is,
zoo ze niet barsten aan bewondering van hunnen ik. Ze zijn
evenzeer omringd van de ergsten dergenen welke door de
communisten als bloedzuigers betiteld wordendie hen op
stoken cn gemeene zaak met hen wakcD. Ondertusschen