Vestingwet. Minister het een en ander geeft op te merken. Van eene zaak zwijgt hij.* van de toegezegde besparingen en bezuinigin gen. ftoch hij beüoort tot een Ministerie, 'twelk woorden órTnó&di^ achtwaar de daden moeten spreken, en de daden zijn hfèr de twaalf begrootingswetten en de eene wet op de middelen. En spreken zij? Helaas, maar al te duidelijk. Het geza menlijk cijfer der begrooting bedraagt f 69,308,788.65en is alzoo twee ton hooger dan die van het loopeode jaar, welke alleen om den drang der omstandigheden werd toege staan en onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat zij slechts als eene kredietwet gelden zoude, en dat de Ministers reeds dadelijk zouden uitwinnen, wat bespaard kon worden, en intusschen hun algemeen plan van bezuiniging zouden ont werpen. Noch aanmerkelijke besparing heeft er plaats ge had noch eenig plan van bezuiniging is er ontworpenge tuige de begrooting voor 1851. Zoo zeer was de vertegen woordiging, toen dit ministerie aankwam, doordrongen van de noodzakelijkheid van herziening en grondige verbetering in de uitgaven en inkomsten van den staat, dat zij het beter oordeelde eene geheel op de oude leest geschoeide begrooting goed te keuren dan zulk eene, waarin om den korten tijd slechts hier en daar en zonder zamenhang eenige verminde ring was aangebragt. Het ministerie heeft na verloop van een jaar geene herziening, gecne grondige verbetering weten aan te brengen getuige deze begrooting. Bij de beraadslaging over die vorige bcgrooling zeide de Minister van Binnen), zaken: «Wij hebben deze begrooting «niet voorgedragen als eene raming van uitgaven der staats huishouding, die wij ons hebben voorgesteld te volgen, maar wij hebben het budget behouden, omdat wij geen tijd «hadden eene nieuwe begrooting te ramen, en dit meen ik, »kan tevens een antwoord zijn, verlangd op den wensch van »een spreker uit Tieldie gezegd heeft: een programma in "algemeeneu zin, neen, dut verlang ik niet, maar ik verlang «eene schets van onze toekomstige staatshuishouding in korte trekken. Wel, Mijne Heerenindien wij voor het einde «van dit jaar eene zoodanige schets hadden kunnen voordra- »gen, dan zou die uitgedrukt zijn in de begrooting. Ware "het vorige ministerie op een ander tijdstip gevallen, had dc «ministeriële krisis niet zoo lang gediïurd, had de optreding »van dit gouvernement niet op 1 November maar op 1 Oc- tober plaats gehad, dan zou zoodanig programma, als de «spreker uit Tiel verlangt, zijn vervat geweest in eene voor- gedragen nieuwe bcgrootiug." Welnu, zie hier die nieuwe begrooting, die het programma van het Ministerie omtrent onze staathuishouding bevat: gcene herziening, geene verbe tering bestendiging van het oude. Een mooi probeerseltje, die vestingwet! Vragen staat vrij, en (gelukkig) het weigeren er bij. 't Is dan nog niet ge noeg, dat sommige plaatsen de eer en het voorregt genieten van hetzij voor het vaderland hetzij voor de magtvoerenden of hun stelsel, te kunnen worden platgeschoten! Ook de grondeigendom rondom die plaatsen zal bezwaard worden met lastige dienstbaarheid! Zal er zelfs mede bezwaard worden zonder schadeloosstelling, laat staan voorafgaande! Ja, overal in den lande waar schansen zijn of worden opgeworpen, zal het berooven en raseren van vrijen grond hangen aan genade of luiui van twee haagsche hooiden enbij onrust of pla gerijvan éénen krijgsman ter plaatse. Het schitterendste en rondste is, dat het nieuwe wordt voorgedragen als een middel om vele grondstukken des beminden Michels, van dienstbaarheid te vcrligten. Aan het ministerie van oorlog weet immers ieders oude slof wel, dat, in de hoofdzaak, de bestaande vestingwet bij ons onuitvoerlijk is en geene dienst baarheden heeft opgelegd. Alleen in het overige Frankrijk was die fransche wet in haar geheel uitvocrlijk: daar waren de vestingen geclassificeerd. Lang genoeg had men onze suk kels in den waan trachten te houdendat zij om vestingen niet mogten bouwen of planten. Zeer velen zelfs had men getracht aan banden te leggen die zich lieten verschalken tot notariële contracten. Ieder leze toch aandachtig art. 147 der Grondwet, en lette er op ieder woord! Ieder leze insgelijks art. 625 van het Burgerlijk wetboek! En zoo eenig wets artikel mogt worden bijgebragt in het voordeel der voor- dragt, vergete niemand, dat wel, volgens art. 3 additioneel der Grondwet, vorige wetten worden gehandhaafd tot dat zij door andere worden vervangenmaar dat geene nieuwe wetten op oude kunnen gebouwd wordennoch oude door nieuwe kunnen vervangen worden, derwijze dat het nu met de Grondwet zoude strijden. Wel is waar is, volgens de wetsbepalingen alleen de grondwettige of de Grondwet on schendbaar is; maar, heeft de krijgsman eenmaal eene onh staanbare wet vóór zich dan gaat hij er ligtelijk zijnen eanJ mede, meer op zijne orders dan op de Grondwet lettend en dan kan de overheerde voor zwaar geld regt "aan va bij den regter, om misschien eenmaal regt te krijgen auT^ te laat is. 't Is gaauw gezegd, dat het bijzondere beland moet onderdoen voor het algemeene. Maar regt is re*t o k het bijzondere regt. Dit behoeft niet onvoorwaardelijk onder te doen: dan ware het geen regt meer. Juist het algemeene belang vereischt, dat nergens onregt geschiede. De Staten generaal zullen, zoo wij hopen, niet mcenen dat toch eene ongrondwettige of onuitvoerbare wet geen kwaad kan. Want zij zouden er niet alle misbruik van weren. Hiervan kan ook bij vestingen, de ondervinding spreken. Indien de hofl stad eene vesting ware, zou de voordragt er wel anders uit zien. Lftmbnrg: cai adoiodiatSe. De staten van Limburg hebben gepetitioneerd tot afschaf fing van de geadmodiëerde accijnsenzoo als te zien is uit ons vorig nummer. Zij zeiden met waarheid, dat aldus de belastingschuldige niet belast wordt naarmate van zijn vermo gen, maar naarmate zijner behoefte. Die staten hebben eene groote dienst aan het nederlandsche volk gedaan. Want, of zoo eene petitie kwam uit noordelijker provinciëndaar zou men weinig om geven. Maar Limburg te verliezen, daar is men bang voorofschoon Nederland weinig aan dien zuide lijken staart heeft, cn de limburgers, zich hun lot getroos tende, de noord-nederlandersvooral de' hollanders, weinig mogen lijden. Ons land zou er beter aan toe zijn met Kleeft bentheiin enz.dah met Limburg. De taal van den landzaat daar buiten-langs onze grenzen is ook veel minder hoog- duitsch, dan de taal in Twenthe en de graafschap Zutphen nederduitsch is. Dus, als de duitschers willen land inslokken op grond van daal, dan moeten zij, öf ons geheele land in slokken, met "Vlaanderen er bij, èf ons zoo veel afstaan tot waar het hoogduitsch den boventoon in de volkstaal krijgt. Als dan eerst overal de volkstaal tot hare oorspronkelijkheid wordt teruggebragtna aftrek van den invloed der boeken talen en^ der scholen, dan zou Noordnederland een heel eindje Westphalen en Oostvriesland komen in te springen denkelijk nog wel verder. Ondertusschen kunnen wij ove rige noordnederlanders wel eens petitioneren tot admodiatie van alle accijnsen. Daarmede zou ieder beter weten en voelen wat hij opbrengt,- en zijn aandringen op afschaffing voorbe reiden. Niet, dat het volk de afschaffing om niet zou heb ben. De dagloonen zouden er op dalem Maar de* last zou niet meer het zwaarste drukken op huizen vol kleine kinde ren. Ook zou het dalen der dagloonen de gelegenheden tot werk vermeerderen en ons leiden tot fabricatie van artikelen die nu slechts met lage dagloonen hier of daar in het buiten land kunnen gemaakt worden. IleÊSig;© Éyfi'aiBEsaj-JesakéCa In de Tweede kamer is op het gesprokene tusschen van Dam en den minister aangaande het onderwijs, door Groen en Mackay het nagebed uitgebragt. Wij zien dus op nieuw waar het onder den naam van vrijheid om te doen is; name lijk om wettig verlof tot tyrannij van koppige dweepersila- liaansche ambtenarenleepmakende talmudisten en bezoldigde stelsels tij vers over den geest van wecrlooze minderjarigen. Ja zelfszoo ieder in zijn kringetje maar meester over de jeugd isgeeft hij daarvoor de groote rest der wereld prijs aan me- detyr annen wier stelsels, hij verfoeit. Zoo niet al wat kerkelijk is voor goed en tot in alle bijzonderheden van onze scholen gescheiden wordt, zal alleerl regtschapenheid en beschaving der meerderheid nu nog verhoeden kunnendat onze jeugd worde teruggevoerd tot eeuwen achteruit, deel: naar de mid deleeuwen, en aan kerkelijke troepjes worde geschift en ge- inregimenteerd. Nieuwe krieweStfjes* Voor de zeer belangrijke en kunstkeurige nijverheid onzer nederlandsch-geboren kleermakers (en snijders) is het aller- noodigst, dat toch niet meer van die nieuwe dubbeltjes en stuivertjes worden rondgespreid. Er hebben zich reeds ge vallen voorgedaan, dat deze of gene nederlander die de kwade gewoonte had van zijn geld in vest- of broekzak te steken een nieuw dubbeltje had gebeurd. Mogt dat méér voorval len dan zullen die zakken zoo naauwkeurig en fijn genaaid moeten worden, dat er geen doen aan is. Misschien zelfs heeft reeds hier of daar iemand een nieuw stuivertje ont vangen. Wicn dat in t vervolg overkomen mogt, die koope I Ann O o n c-f nn< e a i-P rT (ie uronawet zouue siniaen. wei is waar isvolgens de fnrh aanc+nn/lc köi,„, c- o T artt. 115 en 113 der Grondwet, deze Grondwet de eerste en óebXnde enTnoonende niilXhfc ""T' u hoogste der onschendbare wetten, zoodat van twee strijdige) tenkansje hebben. C?I,S €6n

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1850 | | pagina 2