aanslag op de kohieren der direlte belastingen op den 30 April van dit jaar, na aftrek van do 0 opcenten voor de Provincie en 7 voor de gemeente, dus van 13 opcenten; kosten van taxatie, telling enz. komen niet in aanmerking! Ieder die daaromtrent twijfel voedt, kan dus zelf berekenen of zijn aanslag hem aanspraak op het kiesregt geeft, of niet. Naar wij vernemen heeft hier Dingsdag avond 1.1. eene vergadering der Kiesvereeniging Vrijheid en Orde plaats gehad in welke eene voorloopige nominatie van kandidaten voor leden der Provinciale Staten is opgemaakt; waaruit heden avond eene nadere keuze zal geschieden. Over 't geheel zou den wij ons met de namen die ons ter ooren zijn gekomen zeer goed kunnen vereenigen; alleen hebben wij hooren spre ken dat het voornemen bestond den Heer Burgemeester dezer stad in de eerste plaats te verkiezen. Het zij ons vergund met een enkel woord hierover onze bescheidene meening te zeggen. Wij vereeren den Heer v. Loghem zoo zeer als iemand wij erkennen ten volle zijne uitstekende verdiensten wij willen niets afdingen op den lof die hem algemeen wordt toegebragt wij zouden niemand liever tot Burgemeester wenschen wat meer is, wij zouden gecne gelukkiger keuze voor de Provin ciale Staten kunnen bedenken dan Zlid.zoo hij geen Burge meester ware. Maar juist daarin zit soor ous het onoverko melijk bezwaar. Is het dan alles ijdel en ongegrond geweest wat vroeger over het ondoelmatige der vereeniging van beide betrekkingen werd gezegd en geschreven waarover de klagten zoo algemeen weerklank vondenen die grootelijks hebben medegewerkt onze vorige regeringsinstellingen in miskrediet te brengen, en tot eene nieuwe orde van zaken te voeren? Wij gelooven dit nietwij houden in 't algemeen de betrek king van burgemeester voor gewigtig genoeg om de onverdecld- ste zorg te behoeven wij houden het voor ongepast de Bur gemeesters tot de Commissarissen des konings in eene betrek king te stellendie hen van de eene of andere zijde in eene onaangename positie zou kunnen brengen; in één woord, wij zijn tegen 't principe om Burgemeesters tot leden der Pro vinciale Staten te kiezen. Maar, zegt men misschien, men wil dit in dit geval slechts als eene exceptie, als eene bijzondere hulde der burgers aan den Burgemeester. Wij hebben niets tegen eene bijzondere hulde der burgers aan den'Burgemeesterintegendeel wij zijn hiervan ijverige voorstanders en verklaren ons hartelijk bereid er uit alle kracht toe mede te werken maar tevens moeten wij belijden geen ongeschikter middel te kennen om die hulde te betuigen dan eene benoeming tot lid der Provinciale Staten. In het midden latende in hoeverre deze betrekking door den bedoelde gewenscht wordt of hem aangenaam zou zijn; beseffe men vooral dat het hier geene keuze geldt van eene enkele stad of gemeente, maar van een geheel kiesdistrict. Men beginne toch niet de algemeene belangen weder egoïstisch te versnipperen; eene kwaal waartegen zoo haid gestteden is en die men met zooveel moeite overwonnen waande. Is het daarbij billijk, is het consequent te vorderen dat de overige gemeenten, die ieder haar eigen Burgemeester hebben in deze hulde gelijkelijk zullen deelen? Integendeel geeft men haar daardoor geen regt, ja brengt ze eenigzins in de noodzakelijk heid om evenzeer ieder haar Burgemeester te kiezen Zoo groote gemeenten hiervan het voorbeeld geven hoeveel te natuurlijker en verschoonbaarder is het dan in kleine gemeenten, wier inwoners in hun eigen kring vaak niemand beter voor deze betrceking geschikt kennén dan hun burgemeester. Gaarne gelooven wij dat niet alle misschien slechts zeer weinige Burgemeesters in dezelfde mate die hulde verdienen als onze Burgemeester; maar stelt men daardoor niet tot principe voor iedere gemeente, om in de eerste plaats haren Burge meester als 't ware te ponderen Zou het geene openlijke beleediging voor hem worden zoo men hetn als te ligt bevon den afkeurde, en zou bij dus niet met meer of minder sym patic worden gekozen? Zouden wij als hoofdgemeente niet evenzeer verpligt zijn deze verschillende kandidaten aan te nemen, als wij willen dat ze den onzen als onzen Burgemees ter, aannemen? En zou het eindresultaat van dit alles niet zijn dat men ten slotte eene Provinciale vertegenwoordiging van louter of althans grootendeels Burgemeesters be kwam? In hoe verre dit nu wenschelrjlt zij, laten wij aan ieders oordeel. Alleen wenschen wij zoo het baten rnogt dat men met verstand cn koel overleg te rade ging. Even als wij steeds het belang van 't algemeen zonder persoonlijke consideraties op den voorgrond stellen hebben wij dit ook hier gewaagd. Die hetzelfde doel bcoogen zullen deze poging waardeeren, die, zoo onze nieuwe staatsinstellingen eene waarachtige kracht zullen zijn, algemeen behooren gevolgd te worden. Ofschoon wij ons, bij den hier heerschenden graad van staatkundige verlichtingniet voorstellen dat onze woor den veel invloed zullen uitoefenenmeencn wij er echter het voorbeeld van eerlijke cn rondborstige polemiek door te mogen geven. Wie ze hinderen is geen constitutioneel leven waard. Overigens wenschen wij dat de keuzen hier en elders zoo veel mogelijk op menschen vallen die met handel cn nijverheid bekend zijn cn in staat en bereid de belangen van den nijveren stand voor te staan. Zal onze staatkundige hervorming eene waarheid worden, zal ze iets meer zijn dan het kinderachti" pleizier zelf zijne vertegenwoordigers te kiezen, dan moet er eene hervorming onzer burgerlijke instellingen dan moet er de bloei cn welvaart des lands door verkregen worden: dan moeten handel en nijverheid tot dien staat van voorspoed en ontwikkeling gebragt worden waarvoor ze vatbaar zijn, door opheffing van alle belemmeringen en bezwaren, vopral door een billijker belastingstelsel. Wie kunnen hiertoe beter en krachtiger medewerken dan zij die de bezwarenwaaronder handel en nijverheid gedrukt gaan, van nabij kennen, cn weten wat tot derzelver oprigting en bloei vereischt wordt. De kiezers hebben thans de magt hunne belangen in die handen te stellen die ze 't best aanvertrouwd zijn. Zullen ze er een verstandig gebruik van maken? Ingezonden In liet vorig nommcr van den Kaleidoskoop is door een lid der Vereeniging Vrijheid en Orde' het programma van haar bekend gemaakt. Men hoorde reeds vroeger en ook nu de opmerking maken, dat het voor een stad als Deventer te be treuren was, dat er twee Vereenigingen gevestigd waren, welke onder de burgers tweed ragt zouden zaaijen. Wij voor ons kunnen in dit gevoelen niet deelen: de vraag is eenvoudigbestaat er verschil van meening in het staat kundige ten gevolge van bet ontstaan der beide Vereenigingen of zijn beide haar oorsprong aan de reeds bestaande verschil lende staatkundige denkwijzen der ingezetenen verschuldigd? Mij dunkt het antwoord kan niet twijfelachtig zijn. De staatkundige denkwijze van een volk zat zich, bij eene regt- matigé vrijheid volstrekt niet openbaren zoo er van binnen geen staatkundig leven wordt gevoelden naarmate dit in kleur en karakter, door opvoeding, onderwijs en geboorte van verschillenden aard moet zijn, naar die mate zal het zich naar buiten kenbaar maken. Bij gemis aan elke Vereeniging was toch verschil van gevoelen aanwezig; het heeft zich dooi de nieuwe orde van zaken slechts meer openlijk vertoond. Dat beide Vereenigingen tweed-ragt moeten zaaijen ontken ik. Hij die dit beweert, doe afstand van alle voorregten en vrijheden, hem door de Grondwet gegeven; hij begrijpt de ware vrijheid niet, daar hij in het voorregt hem en de zij nen geschonken, geene anderen zoude willen laten deelen. Neenhet regt ons verkregenzij ook anderen gegund elke staatkundige partij moet plaats en ruimte hebbenom voor hare banier te strijdende verschillende staatkundige meeningen in ons vaderland moeten binnen de grenzen dei- wet niet vijandig tegenover elkander staanmaar naast elkan der strijden, ieder met de kracht der waarheid voor hare zaak, cn die het edelste in beginselen is, belangloos van be doelingen het algemeen welzijn najaagtaan deze zij de overwinning, aan deze is de zegepraal eenmaal stellig verze kerd. Men late dan af om de Vereeniging Vrijheid en Orde" met hatelijke kleuren af te schilderen, met namen te bestempelen, die ik hier niet wil herhalen. Het hoofdbegin sel, welke beide Vereenigingen van elkander scheidt, ligt niet in hare nadientnaa1' in Bet verschil der staatkundige denkwijze harer leden. Wat heeft vooral de laatste van de eerste gescheideD. Toen het op de vraag aankwam, olbij de voorloopige stemming van ecnen candidaat voor eenige staatkundige betrekkingde minderheid aan de meerderheid zich niet zoude moeten aansluiten? werd deze vraag ontken nend beantwoord. Van toen af koude men zeggen, dat al het gedane werk krachteloos was, daar elke partij voor haren candidaat bleef ijveren. Zoo bleef het kiesdistrict Deventer verdeeld tusschen de candidatuur van drie leden voor de tweede kamer, een bewijs uit welke verschillende bestand- deelen de vergadering was zamengesteld en welke niet waren te vereenigen, zonder dat de stemming der minderheid ver bindend voor de meerderheid was. Hadde men zich bij de intrede in de zaal eerst over deze kwestie verstaaner zouden dadelijk (bleef elk bij zijne meening) twee Vereenigingen tot stand zijn gekomen. En waarom dan bijeen te houden wat niet is zaam te voegen cn te ontkennen wat zich toch luide deed hooren? Bij elke poging die worden aangewend om weder tot een geheel te komenzij men het eerst over deze levenskwestie eens, behalve dat eik die zich zoude willen aansluitenwel goed van den geest in het programma opge sloten, (door ons in een volgend Dommer te beschouwen) doordrongen iswant het is niet de massa die regeertmaai de geest die de massa bezielt.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1850 | | pagina 2