NIEUWS- EN ADVERTENTIE-BLAD 22 u li ij 18o0. X\ 25. ülJfto i?|Wk méÊÊÊmMW H- •>- 'v. v n 9e ainauHÏemeiiieii. ÏWOLIE, DEVENTER Dit blad verschijnt geregeld alle Zaturdagen. De prijs van het abonnement is voor Zwolle, Deventer, Zutphen en Apeldoorn 75 cent in de drie maanden; overal elders franco per post87'/2cent* Alle post kantoren uemen bestellingen aan. De prijs der Advertentiën is van dén tot vijf regels 50 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be halve 35cent zegelregt bij iedere plaatsing. iVfTOWflMf aSsË^.«S!»r. »4-x f^-ZV.rT'S- ZUTPBESI, APELDOORN. De Advertentiën moeten vóór Vrijdag middageie uur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden. Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten franco geschieden hetzij door bemiddeling der Post kantoren, of te Zwolle bij W. E. J. Tjeenk Willink; Deventer, A. Ter Gunnb; Zutphen, J. II. Mollak; Apeldoorn, B. Gu.vhing. De Kieswet is, in weerwil van de tegenspartelingen dei- verschillende vijanden van het ministerie en van de beginse len, welke tegenwoordig de bovenhand hebben, door de tweede Kamer aangenomen. Dat is eene hoofdzaakmaar nadat men zich hierover verheugd heeft, zal het goed zijn dat de Kiezers den loop der beraadslagingen en de stemmingen nog eens bedaard nagaan, want, zooals te voorzien was, de behandeÜDg dezer wet moest een proefsteen zijn voor de leden der vertegenwoordiging waarvan een gedeelte eerlang zal af treden en zich op nieuw als kandidaten voor zal stellen. Daarmede zullen wij echter moeten wachtentot het Bijblad der Staatscourant thans door een stel van vlugge stenografen v!u~ gemaakt, maar toch nog niet heel vlug, met zijne ver slagen zal gereed zijn. Intusschen kan men opmaken wat de wet door de breede behandeling der grondslagen en de flikkerijen der 68 Kamerleden gewonnen of verloren heeft. Het eerste amandement, dat in de voordragt is opgenomen, is afkomstig van den heer van Doorn, uit Utrecht, een dei- genen, die, zoo als de Arnh. Cour. het uitdrukt, zamen- spandèn om het ontwerp, dat het grondwettig beginsel van de mederegering der Nederlandsche burgerij lot waarheid maakt en een groot gedeelte van het Nederlandsche volk tot een constitutioneel leven oproept en aan de constitutioneele orde van zaken verbindt, te doen vallen, ofzoo dit niet gelukken wilde althans zoo veel mogelijk te verminken en onkenbaar te maken. Art. 1 der voordragt eindigde aldus: «Eene bij deze wet gevoegde tabel wijst de som aan, die «men, om tot het kiezen van leden der Tweede Kamer be- voegd te zijn, in de directe belastingen moet betalen. Tot de bevoegdheid van kiezer van leden der Provinciale Staten n wordt betaling derzelfde som gevorderd. Tot de bevoegdheid «van kiezer van leden van den gemeenteraad wordt betaling «van de helft dier som vereischt." Deze bepaling omtrent het vcreischte van het kiezerschap der gemeenteraden is in r ven enstemming met de natuurlijke opvatting van de be- wooi dingen der grondwet, maar spitsvondigheid en advokaterij heeft ook cene kunstmatige opvatting dier bewoordingen uit gedacht, en daar men geen kans zag om die kunstmatige te doen triumferenbeeft de heer van Doorn er op verzon nen om de beslissing te doen uitstellen tot de gemeentewet zal behandeld worden, en de laatste woorden Art. 1. dus geamandeerd«Tot de bevoegdheid van Kiezer van leden van vden gemeenteraad wordt de betaling gevorderd ecner som bij de gemeenleivet vast te stellenen met 33 tegen 32 stemmen is zulks in de wet opgenomen. Deze verbetering van de voordragtwaartoe ook de heeren van Zuijlen en van der Linden hebben medegewerkt om te constateren, dat. zij geen ministeriëlen quand mème zijn, geeft aan de wet twee lelijke knepen. Het verbreekt voor eerst het beginsel, dat het gcheele kiesregt in céne wet zou geregeld wordenten andere doet het de wet het treurige kenmerk dragen van de besluiteloosheid der Kamer. Al had zich de meerderheid voor het min ware doch meer wenschc- lijke verklaarddat de grondwet de vrijheid geeft om den census -voor de kiezers der gemeenteraden op zich zelf te re gelen tusschen de f 10 en ƒ80, zij had dan ten minste be slist, en de zaak tot een eind gebragt; nu zullen de P''ov'n- ciale Staten moeten gehoord worden op een punt, welks be- handeling geheel buiten hunne bevoegdheid ligt. Dat terug deinzen voor het uitmaken van een geschilpunt, dat verschui ven op hl e toekomst, moest met de oude, zoogenaamde, ver tegenwoordiging zijn afgeschaft. Het spreekt van zelf, dat de afgevaardigde van Almelo voor een amandement stemde twelk de wet verminkt, en zoo ook de heeren de Man en D. van Twist, helden der oude Tweede Kamer, daar er uitstellen door ontstond; de heeren Storm van 's Gravesande en Sloet tot Oldhuis stemden er tegen. Het tweede amandement, dat in de wet is opgenomen, is oorspronkelijk door den heer van lloëvell voorgesteld en door den Minister gewijzigd. De voordragt der derde al. van Art. 2 luidde: «(deze wet houdt) voor ingezeten des rijks «hem, die zijne woonplaats gedurende de laatste, aan de «sluiting voorafgaande 18 maanden binnen het rijk gehad nheeft." Dit is thans geworden: "gedurende de laatste, en «aan de sluiting voorafgaande 18 maanden, hier te lande of t in de koloniën of de bezittingen van het rijk in andere we- relddeelen gehad heeft:' Dit amandement stelt dus de over- zeesche bezittingen in dit opzigt als het ware gelijk met het rijk ill Europa, en zal ten gevolge hebbendat Nederlanders die uit lrnlië komen, dadelijk als ingezetenen beschouwd wor den en in hunne regten als kiezers treden, wanneer zij den gevorderden census betalen en aan de andere vereischten vol doen Zij zullen geen achttien maanden behoeven te wachten wanneer zij uit Indië komen, voor ze als ingezetenen beschouwd wordenzooals die Nederlanders zullen moeten doen die vau elders hier komen. De heer Verweij Mejan meende, dat dit voorregt van onze bezittingen buiten Europa boven vreemde landen in strijd was met de Grondwet, maar de heer van Hoëvell verdedigde zijn voorstel goed, en hield er zich van oveituigd, dat het, bij de ten regte of ten onregte bestaande ontevredenheid in Indië, een goeden indruk zou maken, wanneer deze wet ver klaarde, dat de Nederlanders, die in Indië zijn, beschouwd worden als Nederlanders, als burgers van denzelfden staatals te bezitten dezelfde regten, die ze, hier komende, onmidde- lijk uitoeffenen. Het is, bij den tegenwoordigen staat van spanning, die bij sommigen omtrent de Indische zaken bestaat, eene niet on verschillige zaak, dat de Minister zich zonder bedenk dit amandement aantrok, en het volgende als zijne meening op gaf: «Het is zeer te wenschendat in dezelfde mate waarin onze belangstelling dieper tot de kolomen doordringt, het verschijnsel, door mij meer dan eens waargenomen ophoude dat door Nederlanders, vroeger ingezetenen der kolomen, de- kolonie, als eene afzonderlijke gemeenschap, nog hier te lande worde voortgezet. Ook wij verheugen ons over deze instemming van den Mi nister met het beginselwaarop het amandement rustdat overigens met algemeene stemmen werd aangenomen. 0 Vervolg hierna.)

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1850 | | pagina 1