Hebbr je kiezers dier steden, bij de eerste algemeene verkiezingen, werkelijk getracht invloed op de onderkies- distrikten uit te oefenen, thans schiet er voor hen niets over dan allen anderen invloed, behalve dien der zuiverste be doelingen en van het beste inzigt, op te geven, op gelijken voet in overleg te treden, en zich over de keuze van den eer lijkste en geschikste ter vertegenwoordiging van het Nedcr- landsche volk welwillend te verstaan, niet als Zutphenschen en Deventerschenmet als leden van een hoofd kiesdistri kt en een onderkiesdistrikt, maar als burgers van hetzelfde land, die een en hetzelfde belang hebbenen daarom eene en de zelfde wenschen koesteren, niet slechts voor den bloei van Deventer of Zutphen, maar voor den bloei van Deventer en Zutphen, en van het gansche vaderland, en voor het heil van allendie de Nederiandsche taal spreken. Ci'.itfïe voo!' en na. Een zeer verspreid geloof houdt de koninklijke gratie voor eene genade die alleen aan werkelijke misdaad kan worden geschonken, dus ook alleen aan hem die begint met zijne misdaad te bekennen. Uit de hofdstad wordt zeker dat ge loof niet hard tegengegaan. Want het draagt eenen nasmaak van die vorstelijke oppermagtigheden welke eenen verjaardag zoo luisterrijk versieren konden, niet alleen met nieuv/e rid ders, maar ook met teruggave van losgelaten boeven aan de blijde maatschappij. Het bekleedt ook den vorst met een af schijnsel van orthodoxe goddelijkheid; het verheft den troon en de genademiddelen boven regt en orde, Wij voor ons beschouwen de gratie liever niet als een voorregt voor vor- stengrillen en voor den droesem der bevolking, maar als een middel tot verhelping van al wat de strafwet bij de toepassing hards kan hebben door hare algemeenheid en onvolmaaktheid. De nieuwe Grondwet heeft op het stuk van gratie en dispen satie de vorige merkelijk verbeterd. Maar die verbetering, zoo als vele andere verbeteringen .is nog slechte eene toena dering tot eene redelijker toekomst. Onze tegenwoordige gra tie is nog steeds een laatste en administratief appèl in straf zaken. Zij goochelt de regterlijke magt in strafzaken over naar twee personen, den koning en den minister; twee per sonen, welke door de groote menigte en verscheidenheid van verzoeken om gratie worden afgetrokken van gewigtiger en algemeener belangen; welke, als figuranten, omtrent gratie bijna altijd uit andermans oogen moeten zien en dus alleen dan er zich zelve mede bemoeijen, wanneer het geval zeer gewigtig of bijzonder is, en regt en orde het meest gevaar loopen van te worden opgeofferd aan de politiek of aan groote-heeren-belangen. Onze gratie kan echter niet alleen achterna, maar ook vooraf worden geschonken. Men heelt wel gezorgd, dat hieraan door de nieuwe Grondwet geen hinder wierd toegebragt. Immers art. 5 der Wet op de regterl. organisatie "Onderwerpt steeds de ambtenaren bij het openbaar ministerie aan n beve len" van hooger hand. En het Reglement op de eedsafleg ging enz. heeft zich in art. 53 ter harte genomenom dat art. 5 niet in het vergeetboekje te laten zinken. 't Zijn maar een paar appeltjes vau den boom. De rege ring moet aan zich de beschikking houden over eer en oneer der onderhoorigen dat maakt de kindertjes zoet. lliiit^rhc comcdic. In de Rinnenl. berigten der Staatscourant van 1 dezer la zen wij een zeer opmerkelijk vertelsel aangaande koninklijke bemoeijingen met den haagschen schouwburg. Dat de koning zijne hofstad zou willen bevoordeelen boven de rest van zijn rijken dat hij de hollandsche tooneeldichters zou willen aanmoedigen met uitsluiting der overigens nederlandsche, van zulke bijzonderheden hadden wij eene zoo ronde en naïve ontboezeming wel het allerlaatst in de Staatscourant gezocht. Misschien gaan wij in onzen voortsnellenden tijdvan meer zulke bijzonderheden vernemen; misschien wei van de be noeming eener commissie, om te adviseren, hoe het grootste gedeelte van 's konings tractemenl in het vei volg behoort te worden omgeslagen over de hofstad en verder over Holland. Voorts is het ons, of de schim van eenen eersten Willem nog rondspookt in uitgeloofde medailles. Wel zeker, als de hand van eenen boogschutter het beven moet aflceren door haar vlassen op eenen prijs, waarom zou dan bet echte dicht vuur en de muziek der hemelbollen niet geketst worden uit eene medaille? Past maar op: wij krijgen nu alle jaar eenen TartufJ'e en eenen Barbier. 'AVat nog méér is,, de maatregel moet er den hagenaar en den hollander voor waarborgen dat niet anders dan het werk van weldenkende" dichters en componisten op hunne hofstadplanken zal worden toegela ten. Wij beginnen nu een weinig klaarder in te zien waar om een j weldenkend" nederlander het, onder onze Grondwet en liberaal" ministerie, bij voorbeeld niet vreemd vindt, dat geen bengel een goed student kan wordenof hij moet eerst met een besluitmatig examen voor eene buitenwettige regtbank zijn benaauwd gemaakt; en dat art. 40 der kieswet (men zie ons no. 10) niet aan de Grondwet, maar aan de nuttigheid moet getoetst worden. Want op de Grondwet wordt maar een eed gedaan maar van de nutligheid moeten alle menschen leven. Als iemand die schim eens aan de ooien maalde, met de vraag, of dan niemand zou willen deugen, zonder als een inpalmer te zijn aangehitst met buit en lokaas; zij zou, dunkt ons, staan te kijken, of zij het te Keulen had hooien donderen. Het stamïjc 4e Boesbni'güa 3 uit de vorige maand, moge voor de regering zijn nut kun nen hebben, als aanmaning, om steeds met spoed het moge lijke te verwezenlijken tot verligting en betere inrigling der belastingen; "wij hopen echter, aan" dat standje vooreerst ge noeg te zullen hebben, en dat het zich nergens hcrhale. Want zulk rumoer- treedt de wet met voeten. Het is altijd af te keuren en strafbaar, al zoude de oploop in de zaak die hij verlangt, het grootste gelijk van de wereld hebben. Om zijn regt en gelijk te doen gelden, heeft de nederlander ver scheiden andere, zoo al niet genoeg afdoende, middelen, als daar zijn het indienen van verzoekschriften, het gebruik van de drukpers, het verklagen van ambtenaren, de toevlugt tot de regterlijke magt. Geweld was juist nu te minder gepast, naardien wij in lange jaren geene minder flaauwe hoop op verbeteringen hebben gehad, nadat althans de koning onzen eeuigen Thorbecke en andere geachte mannen in het minis terie had geplaatst. -Er kan iels groots in liggen, als een toornig en getergd volk zijne manen sch-udt. Maar in Does- burgh woont slechts een zeer klein gedeelte van het volk. Zulk een klein gedeelte mag de rust van het geheel niet ver storen. Het volk heeft dan ook reeds regt gedaan op het standje, door er zeer weinig notitie van te nemen. Aan de Maatschappij van baldadigheid zien wij meer en meer, op welke stinkerts het uitdraait, als vorsten of heeren op hun eigen houtje hunne poesmooijigheden in de wereld schoppen, zonder banden der wet te willen dulden. Mag men hopendat het eerst niet veel erger dan onbekookte wijsheid en vliegerij is; spoedig komen er wel bij die er vooral geen vlokje bij laten zitten. Waar is \n Zwol de pret gebleven Van 't vorig overijsselscli leven? 'L Is nu een' stad van hoog fatsoen, Waar meer dan ooit is geld van doen. Ei, als zoo'n parvenu uit de provincies ons jarrtfitirtgcliortiuu van Zuid-Holland met open deuren denkt te doen vergaderen knappen wij aanstonds ons galgenmaal achter de grendels_op! En, wie weet, ingeval er nog meer zulke rekesten mogten worden inbezorgd als over de kerk van Haaftenof wij het toekomende jaar niet van frisschen doen? Maar, nu het prinsje bezweken is, komt er van zelve wel vertroosting; waar wij dan ook nog niets te veel aan hebben. Zou waarlijk Pio nono het systeem van laisser faire hebben aangenomen? Althans hij schijnt een portret van gods moe der te hebben laten begaan met het opslaan van heiligdeszelfs maagden-oogen en zijnen allergeliefdsten zoon" Napje II. te hebben laten, begaan met het beoorloogen van zijne eigene romeinen. Is dat echt liberalisme, als dagbladen die opregt liberaal willen zijn elkander havenen over punten van derde- of vierde-rangs belang? 't Is waar, de gesloten gelederen van intriganten toonen uiterlijk eene voorzigtiger humaniteit. Wij hadden dikwijls van vrijmetselaren vernomen, en van verschillende soorten van vrijmetselaren maar zelden of nooit van eene soort welke Opperuitverkoren meesters" betitu- leerd wierden. Zou eigenlijk eerst die soort zich met opper- uitverkorenheid toewijden aan de opperuitverkoren belangen der„menschheid? Men zou 't haast zeggen uit deze drie pun ten, 1.) dat het geëerd publiek, iets over hen vernomen heeft uit «weldenkende" dagbladen, zoo als den 's Gravenh. nieuwsbode en de opregte Zwolsche2.) dat zij een keurig zilveren kunststuk hebben geschonken aan eenen prins, en 3.) dat zij dit gedaan hebben bij eene voor de menschheid en hare verlichting zoo beslissende gebeurtenis als eene zilve ren bruiloft. De Arnh. cour. van 6 dezer zegt zeer treffend: «Vooroor- »deelen zijn, gelijk spoken, slechts gevaarlijk voor hem die ze vreest en niet voor hem die ze aandurft." Daarmede in verband, ligt, in haar betoog omtrent de indeeling van het

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1850 | | pagina 2