gen, bij ons in gebruik, zou evenwel nog een der Je zin kun
nen liggen; namelijk, eene voorwaardelijke inroeping van
boven menschel ij ke hulp. Die korte bewoordingen schijnen zoo
wat hierop neder te komen: »Voor zoo verre ik bij de waar
heid blijf, in zoo verre helpe mij god almagtig en verder
i) niet." 'Wat er van zijalle ónvèrhaspelde menschen zullen
het wel met ons eens zijn, dat de eed eene zeer ernstige ver
zekering, en de meineedige een schurk is. De bewoordingen
houden wij' voor vrij onverschillig. M leniet behulp van
vitterij of'draaijerij. onder .eene formule die voor eed wordt
aangehoord, eenen leugen You uitbrengen ware ons een al-
lerafschuwelijkste bedrieger, al zou hij er den hemel aan ver
dienen. Wij beschouwen dan ook den eed met enkel als eene
relieieuse handeling, maar als behoorende onder het zedelijke
en het rest. Vanhier ook, dat meineed volgens elke wetge-
"ving moet gestraft worden niet alleen als beleeiiiging van
Jan Piet of Klaas, eri als leugen met schadevergoeding maar
ook. als beleediging en verstoring van de geheele maatschappij
met ieed of bedwang aan den lijve. Lit zij, te de?.er gelegen
heid. over den eed zeiven bijgebragt.
line verwaand ook Europa zij op zijne grondregelen en in
stellingen uit de onmisbaarheid van den eed blijkt genoeg
wat vreemde vogels er even wiel trouw en waarheid zijn» In
derdaad, wie er op gelieft te letten, zal dagelijks kunnen
opmerken, hoe driest er verdienste, eer en veiligheid gezocht
wordt in opgaven, toestemmingen en beslissingen over zaken
die voor menschel ij ke nasporing onbereikbaar zijn. Geen mi
rakel zou het wezen zoo de sluwe chinees den gezegeudmn
europeaan genoeg in den neus had om geene instellingen of
f> waarheden" van hem te veinzen aan te nemen zonder botei
bij de visch.
Beschouwen wij nu den eed van de politieke zijde, dan is
het wel te bevroeden hoe de oorzaken van het veinzen van
waarheidliefde zooveel bescherming vinden. Immers, met al-
gemeene invoering van waarheidliefde zou de eed mi rider on
misbaar worden. De eed is een der voornaamste steunscls van
magt en overheersching. De kostwinningen immers welke door
eenen magthebbende worden gegund, laat hij liefst eerst in
werking komen na eenen eed van verknochtheid en onder
werping.
Ondertusschen wordt de lieve gemeente voor eenvoudig- ge
noeg aangezien om niet te merken, hoe weinig zulke eeden
van onderwerping stronken met het vastgeklemde stelsel van
gratie gods. Is de onderwerping inderdaad ingevoerd en als
regt geldig door gratie gods, dan heeft zij geen bijkomend
aanzettertje noodig van eeden of andere bedingen.
Dit wordt nog duidelijker, als wij er bij opmerken, dat bij
keuzen van volksvertegenwoordigers geene eeden worden afge-
veiv 1. Een eed orn naar zijn beste vermogen, buiten alle
inblazing of aandrijvingte kiezen, zou misschien goede uit
werking hebben. Doch wie denkt daarom? Blj zulke eeden
hebben vorstengroote heeren en intriganten geen belang.
Wij lezen, als uit Weenen berigt»Iiet besluit, .waarbij
aan éi. generaals Windischgratz, flaynau en Jellachich, ter
zake hunner uitstekende aan den lande bewezcne diensten
j, uit 's Rijks schatkist schenkingen zijn gedaan van 400,UOU tl.
«in 4% pc. schuldbrieven heeft over 't algemeen eerDongun-
„stigen" indruk gemaakt." Dat is toch raar Want zulke ge
schenken helpen redeneren, als men naderhand met een lan
tarentje zoeken moet naar mannen van geweten welke den
lande zouden willen diensten bewijzen. Het land heeft de
vruchtei van hun werk genoten: dus moet ook het land hen
bcloonen. 't Is nu te hopen, dat Z. M. onze koning dopr het
beriet on die mannen zal zijn opmerkzaam gemaakt, en hen
ten minste evenzeer niet een mooi eindje lint behange, als
eenen rus die den lande nog mindere diensten had bewezen.
Maar wat onoverkomelijk jammer is, bestaat hierin dat die
drie generaals geene nederlandew zijn en dus niet kunnen
in aanmerking komen voor de eventuele voogdij over onzen
minderjarigen koning. Niemand toch ware betci geschikt
dan zij, om overeenkomstig den eed, bij onze Grondwet van
zulke voogden verlangd, den Koning gehechtheid aan ue
«Grondwet en liefde voor zijn volk in te boezemen.
Indien het waarheid is, wat men leest in de Zceuwsche
Courant van den. 15*" dezer, dat namelijk, door den Ont
vanger der Directe belastingen te'Middelburg aan de beschuj-
vings-billeltendezer dagen uitgereikt, uitnoodigingen zouden
gedaan zijn, om net bedrag der huurwaarde van.de dooi hen
aangegeven percoelen Ie verhoogen met de daarbij aangeduide
sommenof wel, voor dit, jaai' schatting te verzo,. en, tan
weet men niet, waarover zich meer te moeten bevreemden
over den onverstau.digen maatregel der administratie dan ovei
het meer dan uitgeput geduld van de zoo willig opbrengende
ingezetenen.
Duizendmaal en meer is er, en teregtgeklaagd over den
druk der belastingen. Ontelbare verzoeken en smeekschriften
zijn opgezonden, tot verligting van dien druk. leder wel
denkende is meer dan overtuigd, dat er door den reeds uit-
geputten burger wordt opgebragtwat niet meer verdiend
wordt. Ja, zelfs de minister van Financiën heeft erkend,
dat het belastingstelsel wijziging, verandering behoeft. En
echter durft men nog aandringen op verhooging. Welk een
ongehoorde eisch! welk een onmiskenbaar bewijs van gebrek
aan doorzigt en aan kennis van den financiëlen toestand der
belastingschuldigen1 Of is het niet aan den onkundigstcn be
kend, dat de grondslag dier belasting gelegd is in een tijdstip
toen nog de goedé burger iets geven kon; toen er nog een
gelukkige burgerstand bestond die zenuw van eiken staat
en die hielp houden en onderhouden zóó vele honderden, als
nu reeds werkelijk tot de geheel bedeelden behooren be
seft uien dan niet', dat de huurwaarde der gebouwen zoo
door de algemcene kwijning, ais dpor de landverhuizing,
aanmerkelijk gedaald is, en dat men van geen huis meer die
huur kan bedingenwelke men er vóór tien jaren van be
dong? Men ga de straten rond en zie en overtuige zich,
hoe vele huizen en kamers onbewoond blijven, bij gebrek aan
huurders. Men lette bij openbare verknopingen op de gebodene
koopsommen, en wie ziet dan niet. dat de beste en hechtste
huizen minstens een derde minder verkocht worden dan voot
tien jaren.
En, heeft men die overtuiging, zoo als ieder die kan ver
krijgen, wien het te doen is om waarheid, wat moet men
dan denken van een' maatregel, zooals die te Middelburg,
blijkens genoemde Courant, genomen wordt? Is het niet,
als wilde men beproeven in hoe verre het laaije geduld van
de saaije burgers te rekken is, en of het wel, even als
sommige snaren, mogelijk is, dat de uiterst gespannen koord
springt? waarlijk, men moet het lezen, om te geloovcn.^
Ln nu, wat zullen de burgers, die aldus aangemaand zijn,
Jocd? Zullen zij maar zoo zoetsappig en onvoorwaardelijk
aan die invitatie voldoen? Oi' zullen zij hunne panden en
perceelen laten schatten voor het jaar lsou/issi? Kiezen zij het
laatste, dan kunnen zij van nu af aan wel op de vingers tel
len, wat de uitkomst der som zal wezen.
YVie, die maar eenigzins den gang der tijden en gebeurte
nissen nagaat; die weet, dat de Natie in zoo menig opzigt te
vergeefs, en ook sedert 1848, op vele goede instellingen en
vervulling van beloften wacht, wie moet zulk een maatregel
niet hoogelijk afkeuren en zich over het onstaatkudige cr van
verwonderen Hapert het dan den uilvaardigers van zulke
uitnoodigingen aan opregte, welmeenende raadgeversalvorens
zij met zulke onhebbelijke klompen zich op zulk glad ijs be
geven? Het schijnt ten minste alzooen wij kunnen daar
om de zoodanigen niets beters toewenschendan vóór het
doen van zulke invitatie'sden vinger in den grond te steken,
ondat zij weten, in welke aarde zij zulk zaad strooijen.
j J (Z. N.)
De Nederlandsche commissie voor de tentoonstelling van
voortbrengselen der nijverheid van alle natiënin 1851 te
Londen te hóuden heeft eene brochure doen drukken waarbij
zij het een en ander, die tentoonstelling betreffende, ter ken
nis van de belanghebbenden in Nederland brengt. Wijdeelen
daaruit het volgende mede:
Het gebouw der tentoonstelling tc Londen zal eene ruimte
beslaan i Van een ruillioen engelsche voeten (nagenoeg 93,000
vierkante nederl. ellen); de helft der ruimte is bestemd voor
de voortbrengselen vun Groot-Brittannie en zijne koloniënde
andere helft zal onder de overige natiën verdeeld worden.
Voor de Nederlansche nijverheid zal eene ruimte van 10,000
vierkante engelsche voeten (nagenoeg 929 vierkante ned. ellen)
beschikbaar wezen; doch de helft daarvan voor doorgangen
en andere einden benoodigd zijn. Daar welligt de ingezonden
voortbrengselen meer ruimte zouden beslaan, dan door de
Engelsche commissie is afgestaanis ook de Nederlandsche
commissie gemagtigd tot afwijzing en keuze der aangeboden
voorwerpen. De commissie herinnert voorts eenige bepalingen
cn bijzonderheden teil deele reeds vroeger door de dagbladen
bekend gemaakt.
De tentoonstelling zal den 1 Mei 1851 geopend worden.
De Engelsche commissie zal in staat zijn op hare eigen kos
ten en op eene later te bepalen plaats, binnen de stad Lon
den al zoodanige artikelenwelke haar toegezonden zijn te
ontvangen en te bezorgen, en zulks van 1 January tot 1 Maart
1851 ingeslotenna welken dag geene goederen meer zullen
ontvangen worden. De tentoongestelde voorwerpen zullen in
vier afdeelingen worden verdevldhet gebouw zal brandvrij
wezen, en de inzenders behoeven geen huur te betalen. De