27 April 1850 V. 17. NIEUWS- EN ADVERTENTIE-BLAD. kaleidoskoop ZWOLLE. ÖEVËNTEK, Dit blad verschijnt geregeld alle Zaturdagen. De Prijs van het abonnement is voor Zwolle, Deventer, Zutphen en Apeldoorn 75 cent in de drie maanden overal elders franco per post8T/2cen^* Alle post kantoren nemen bestellingen aan. De prijs der Advertentiën is van één tot vijf regels 50 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be halve 55cent zegelregt bij iedere plaatsing. ZUTPHEIVAPEIOOORN. De Advertentién moeten vóór Vrijdag middag vier nur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden. Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten franco geschiedenhetzij door bemiddeling der Post kantoren, of te Zwolle bij W. E. J. Tjeenk "Wille»*; Deventer, ATer Gunnb; Zutphen J. II. Mellixk; Apeldoorn, B. Gunning. Politieke vca»!icBi!aug tedi aanzien van vereen voudiging en iiezniniging. II. Het ontbreekt hier te lande, ter zake van hervorming van het belastingstelsel en van de staatshuishouding, aan doorzigt en aan moed. Aan doorzigt vooral de natie, wijl zij de voordeelen uit de verteringen van de talloozendie uit de schatkist hun bestaan hebben, te hoog aanslaat, en hetgeen zij aan de indirekte belastingen opbrengt te zeer uit het oog verliest bij hetgeen zij direkt betaalt. Aan moed vooral de Regering want wij willen bij de tegenwoordige bewinds lieden den onwil der vroegeren nietveronderstellen. En er behoort zeker in ons land een verbazende moed toe, om met ernst de hand aan bezuinigingen te durven slaan. Raakt men aan posten en bedieningendan staat de gaDSche aristocratie als één man op, en weet zooveel bij te brengen uit historie en grondwet en geheiligde regtenen aan te voeren tot staving van de ondoelmatigheid en schade lijkheid en onbillijkheid, dat het gansche land cr van ge- 'waagt. Getuigen de aanvallen op het Ministerie en vooral op den heer Tiiorbecke, ter zake van het pensioen der leden van de oude Eerste Kamer, van de-afschaffing der Distrikts- commissarissenvan de jongste benoeming van Burgemeesters, roo in zekere nieuwsbladen als in de Kamers der Staten Generaal. Want. de aristocratie telt in de Eerste en in de Tweede Kamer leden genoeg, die, misbruik makende van hunne hooge regten als volksvertegenwoordigershun best doen om het den Ministers ook hier regt bang te maken. Natuurlijk. Want zij, die tot hiertoe de voordeelen vdn onze weelderige staatsinrigting genoten, die in 't bezit zijn van de voordeelige posten en van de armoede hunner iand- genooten leven, zij moeten niet alleen alles in het werk stel len om te behouden, wat zij hebben, voor zich, maar ook met alle krachten elke vermindering van ambten tegenhouden en de verspilling van 's lands gelden bestendigen voor hunne kinderenten einde ook de toekomst van dezen verzekerd blijve. En wat doet het volk? Staat het ook als één man, om de pogingen ter bezuiniging toe te juichen en te onder steunen? Over 't algemeen trekt het zich de kwestie weinig aan, cn let niet op het beginsel, waarom gestreden wordt. Die eenen uitgevallen ambtenaar persoonlijk kennen zeggen het is toch hard; er" zijn er zooveel, die van den hoogen boom leven, die had nog wel mede kunnen gaan, en men bedenkt niet, dat er toch ergens een begin moet gemaakt worden zal er eindelijk eens van vereenvoudiging iets komen. Maar erger nog gaat het toe, wanneer de Regering aan eene instelling schijnt te willen raken. Dan heeft zij niet alleen met de ambtenaren te doen, maar met al de inge zetenen der plaats, van den omtrek, van de provincie. Alles wordt in batterij gesteld het regt der stad op eene landsin- slelling. de eer der instelling en de eer der provincie, het welzijn der gemeente, de belangen van de burgers, die hui zen en kamers verhurenvan de lieden die de localitciten aanvegen die den turf leverenen de kagchels aanleggen. Dat verouderde wonden niet genezen kunnen worden zonder pijn te doen, wordt niet bedacht,' en in plaats van die- oogenblikkelijke smart heldhaftig door te staan, wil men de wonde dan maar liever laten voortkankerenal ziet men voor oogendat het staatsligchaamonder al die wonden uitterende, eerlang bezwijken moet, Zullen dan die private belangen beter geholpen zijnomdat alles gezamenlijk te gronde gaat? Is alle vaderlandsliefde en zucht voor het algc- meene welzijn en hart voor den bloei van Nederland zoo vol komen uitgedoofd, dat hare stem in 't geheel niet meer ge hoord wordt bij het doldriftig geraas van eigenbelang en kleingeestige begrippen? De heer W. J. Knoop (Gids 1850 No. 1 bl. 1) de bekrom- pene kleingeestigheid berispende, die alleen doet zorgen voor liet gedeelte van het staatswezenwaartoe men behoorten die het welzijn van het algemeen uit het oog doet verliezen vraagt waarom het leger in lndië een ander leger moet zijn als dat in Europa; of waarom de artillerie van het leger niet kan aangewend worden tot verbetering van het artilleriewezen der vloot; of waarom de aanstaandè zee-officier de wiskunde, de geschiedenis op eene andere instelling moet leeren als de aanstaande officier der landmagt; en men kan er bijvoegen, waarom de aanstaande ambtenaar voor lndië de Indische talen aan eene andere academie leeren moet dan de aanstaande Indische officier? Die wetenschappen zullen toch wel niet veranderen of zij te Mcdenbhk ot te Breda of te Dellt wor den onderwezen. Waarom dan geene vereeniging, gcene ver binding dier ligchamen dier instellingen Welke daardoor alle in waarde zouden winnen en aan het land minder uitgaven veroorzaken? Doch hij beantwoordt die vragen met de vol gende, helaas al te ware opmerking: Maar wat vragen wij: waarom? alsof wij niet wisten, dat zulk eene verbinding on- ovcrkoomlijke bezwaren ontmoet in persoonlijke inzigten in kinderachtige begrippen, in die dwaze zucht om ieder op zich zelf te blijven bestaanom een klein rijk op zich zelf uit te maken. De Nederlander, hoe weinig uitgestrekt zijn vaderland ook zij kan evenwel zijne liefde nog niet eens over dat geheele vaderland uitstrekken hij omvat daarmede alleen den stand, de instellingwaartoe hij behoort; daar voor zorgt hij, die tracht hij te doen bloeijenzij het ten koste van al het andere; deze ijvert voor de hoogescholen gene voor de geregtshovendeze voor de vloot, die weêr voor het leger,.... maar wie ijvert er dan toch wel voor het vaderland? In dien kamp van al deze gedeeltelijke belangen, wordt het belang van het algemeen te vaak uit het oog verloren." Het Weekblad van het regt van 4 dezer vangt aan met een betoog tot afschaffing der zondagswet van 1 maart 1815. Dat betoog is wel waard gelezen te worden. Wij hebben er ech ter écne grieve tegen. Namelijk, het beschouwt de wet al leen uit een kerkelijk oogpunt. In zóó verre valt uit dat be toog zeer goed in 't oog, hoe die wet onbestaanbaar is met

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1850 | | pagina 1