Tcntooiistelliug te ILosacïeBi.
die nog niet ieens een aristocraat of een kwast is rvas daar
netjes mee op zijne plaats gezet. Ln ten tweede, het alver*8
mogen van eene regering was er niet mede overgeleverd aan
de twijfelarij Aan leelijkerts en bokspooten. Dit laatste is het
schuilende, maar nog wel het voornaamste punt van het
overleg. Nu zal Utrecht er nog anders een woordje van
kunnen zeggen. Uitstrooisels zijn goedkoop, en over Utrecht
is uitgestrooid, niet alleen dat'het zijne academie zou verlie
zen maar ook dat het met zijne appellen zou moeten naar
een opkomend prulstadje als Arnhem. Die oude binnenstad
Utrecht, zoo inwendig fatsoenlijkwaar nog geene kooplui-
gemeenigheid den echten ouden stempel heeft afgesleten of
ingeroest, zal eens regt de manen schudden, nietwaar? dat
men in die apen van volkbelievers een ei zal kunnen gaar
koken. Ach, lieve lezers, laat uwe nachtrust nog niet
door onzen schat van geruchten verstoren. Het hor moet
eerst eens naar Amsterdam. Naar den ouden stijl onzer
oranje-koningen was er gewoonlijk geld noodig, als het hof
eene visite aan Amsterdam bragt. Het-spreekt nu van zelf,
dat 'stands inkomsten bij lange na niet besteed behoeven te
worden, A*an wege alle de bezuinigingen die in de maak'
zijn, en blijkens de beloften bij de aanneming van het budget.
Geld is er düs niet noodig: neen, mogten de bezuinigingen
niet allemaal even schielijk ingevoerd kunnen worden, dan
krijgen wij het geld Aveerom dat wij on noodig hadden uitge
schoten. Haar men kan toch niet alles te gelijk, doen. Hoe
zal men te gelijker tijd in Amsterdam den koning omdribbe-
lenen in den Haag aan de touwljes van het ministerie trek
ken? Ach. verontrust u niet. Langzaam komt zeker" zegt
het eerwaardige vaderlandsche spreekwoord. Mogt er eens
heel veel te gelijk komen, dan staat dat natuurlijk in ver
band met de ongeduldige houding van het oogenbliken
komt dan tijd, komt raad. Ten minste is er nog geene
vrees, dat de academiën, allerlei scholen, de geregtshoven
de departements-gouvernementende rijks-werven, enz., naar
een zamenhangend en billijk plan zullen worden rondgedeeld.
IPant, dan zou dat bij eene ivet moetefi geschieden. Dan
zouden de vertegenwoordigers van het volk er hunne wijsheid
over moeten uitkramen. Wat heeft het volk met zijne eigene
zaken te maken? Weest toch zoo dwaas niet van tegeloo-
vendat het Haagje zijn regt (verstaat gij? zijn regt) uit
handen zou gevenom over uitdeeliog van voordeden te be
schikken. Dat regt maakt een deel uit van de uitvoerende
maglwant al wat de wet aan de regering heeft opgedragen
dat behoort onder uilvoering.
De paaschdagen was te Deventer uit de tijpijtfabriek ten
toon gesteld een verfijnd smyrnaasch vloerkleed, keurig in
kleurbedeeling en modern patroon. Wij geloovenhet zou
naar de tentoonstelling in Londen kunnen. Maar zulk een
stuk fabrikaat behoort bij ons te lande onder de zeldzaamhe
den. Wij willen toegeven, dat wij meer eene handeldrijvende
dan fabricerende natie zijn. Onze geographische ligging werkt
daartoe mede. Vooral ook het geringe grondgebied onzer taal
veroorzaaktdat een fabrikant een der drie europesche talen
goed meester moet zijn, èer hij eenigzins op de hoogte kan
geraken van hetgeen de drukpers voor zijn vak heelt opgele
verd: en dan nog bezwaren hem de moeijelijke opsporing en
de kosten. Maar zeer vegi van hetgeen de vreemdeling ons
levert, zou toch ook bij ons kunnen gefabriceerd worden, in
dien de kunstmatige beletselen wierden opgeruimd welke de
natuurlijke en volksëigene beletselen verzwaren. De beschou
wing pleit niet hard voor ons stelsel van accijnsen grensreg-
ten patenten enz.. Juist bij ons kan het fabriekwezen min
der bemoeilijking en belasting lijden dan elders. Het spreekt
van zelf, dat de fabrikant evenredig met alle overige ingeze
ten moet deelen in de noodige belastingen. Maar de belasting
mncst van zijne welvaart worden geheven, niet van zijne vlijt
en bedrijvigheid, niet evenzeer van het slecht- als van
goedgelukken zijner ondernemingen. Misschien komcn e|.
stukken bij ons uit de hoeken die ons te Londen iets meer
doen blijken te zijn, dan wij ons durven toe te schrijven. De
tijd moet het leeren. Echter, als het meevalt, zal het no»
altijd wel blijken dat er iets loodzwaars op onze nijverheid
drukt, hetwelk toch verligt zou kunnen worden, en hetwelk
niet enkel op rekening kan worden gestold van wansmaak
lompheid, ruwheid, logheid of andere sieradiën. Inderdaad,
dat loodzware,veroorzaaktdat de eerlijke man, met al zijn
streven, dikwijls niet tegen den stroom kan opzeilen. En óp
hen die het zochten aan smokkelen, liegen en bedriegen,
drukt natuurlijk dat loodzware nog verpletterender. Want,
al zouden zij met de regte en kromme uilschotten hunner
kunsten op den duur eenig voordeel kunnen behalen, temid
den der bres die zij in het openbaar vertrouwen hebben ge
schoten blijven zij weldra verlaten en alleen staan.
Dezer dagen las men in de Staats-Courant eene aankondi
ging (ter voldoening aan art. 64 B. W.)dat Dina N. n"
(zonder geslachtsnaam), dienstbode te 'sGravenha^e 's Roniiws
vergunning had verzocht om den geslachtsnaam"3 v'an i\ennina
aan te nemen.
Die aankondiging, schijnbaar weinig beduidend, heeft ech
ter, op het eerste aanzien reeds, iets vreemds.
Veel vreemder Avordt de zaakindien men er meer van weet
Onder die schijnbaar onbeduidende aankondiging schuilt wel-
ligt een belangrijk drama.
Hetgeen van de geschiedenis dier Dina, welke geen ge
slachtsnaam bezit, aan haar zelve bekend is, komt, korteliik
en zeer prosaïsch verhaald hierop neder
Dina N. N. weet van hare vroegste jeugd niets anders dan
dit, dat zij te Amsterdam bij eene vrouw is verpleegd. Zii
veronderstelt eene vondeling te zijn geweest. Wie haar het
eerste Dina noemde, is haar onbekend.
Zij gist o of 6 jaar oud te zijn geweest, toen zij te Amster
dam van de straat is weggenomengeroofd door een man
die de kermissen rondreisde.
Deze man heeft haar medegenomen naar de Medembliksche
kermis Op zekeren dag had zij het ongeluk zijnen wrevel op
te wekken. Aan daar deerlijke mishandeling van het onge-
lukkige kind. 0
De bewoner van een huis, in welks nabijheid de slagen
vielen, schoot toe op het angslgeschrei van 'het ongelukkige
kind en nam het mei zich in zijne woning.
Hij en zijne vrouw vroegen uit belangstelling het meisje,
wat zij toch misdreven had, waardoor zij zulk eene straf van
haren vader had beloopen.
Natuuilijk Avas het antwoord dat die man haar vader
niet wasmaar haar te Amsterdam van de straat had opge-
'nomen en met zich gevoerd.
De medelijdende vrager gaf aan de politie van dit vooral
kennis, doch de roover van het kind schijnt daarvan de lucht,
immers vrees of achterdocht bekomen te hebben: ten minste
hij heeft zich uit de voeten gemaaktvóór dat men gereed
was hem te ondervragenen later is die man nergens te
vinden geweest.
Het kioderlooze echtpaar, dat zich het mishandelde kind
aanvankelijk had aangetrokken (zekere heer en mevrouw van
Geen), heeft dat kind toen in huis genomen en verzorgd, en
later meermalen het voornemen te kennen gegeven om het
meisje als kind aan te nemen. De bij. den Code Nap. bekende
officieuse voogdij is echter niet aangenomen.
Na het overlijden van den heer van Geen en gedurende
eene ernstige ziekte zijner weduvye (geboren.Kraysciiot) is het
meisje door de omgevingen van mevr. van Geen uit haar huis
verwijderd, eDzij weet niet hoe, geplaatst in een wees- of
bestedelinghuis te 's Gravenhage.
Zij is echter daar niet zeer lang geblevendewijl mevr.
van Gef.n, weldra van hare ziekte hersteld, haar spoedig uit
dat gesticht en weder bij zich heeft genomen.
Dit moet, naar de herinnering van het meisje, geschied zijn
door tusschenkomst van zekeren heer Rok of de Kok, die
diaken of armmeester moet zijn gevveest.
In tegenwoordigheid van het kind heeft mevr. van Geen
een langdurig gesprek met dien heer gehouden, en daarin van
haar stellig voornemen gewaagd, omop grond der vruch
teloosheid van alle te Amsterdam in het werk gestelde naspo
ringen omtrent de jonge Dina, haar als kind aan te nemen
en te verzorgen.
Dit laatste heeft dan ook plaats gehad tot aan den dood
der dame, doch er schijnen geene testamentaire beschikkingen
ten voordeele van het meisje te zijn gevonden.
Immers, Dina is na den dood van mevr. van Geen ander
maal onder toezigt van het armbestuur van 's Gravenhage ge
komen en door dat bestuur naar Veenhuizen„opgezonden
Avaar zij op 21 Junij 1833 in het kindergesticht No. 1 is op
genomen, op 24 December 1836 belijdenis heeft gedaan der
Nederduilsch Hervormde kerkleer, en van Avaar zij op 15 Julij
1837, naar gissing omtrent 2(1 jaar oud, is ontslagen.
Sedert heeft Dina N. N. als dienstbode op eene eerlijk wijze
een bestaan gevonden. jlVeekblad v. h. Regt.)
Dc soiree musicale, gegeven door Mejufvronw Aleide Wein-
tiial, onze door de natuur zoo zeldzaam bedeelde landgenoote,
had op Maandag 25 Maart in het Odéon te Amsterdam plaats.
Een talrijk publiek had zich verzameld, en heeft eenen hoogst
genotvollen avond doorgebragt. Onze jeugdige zangeres heeft,
door hare heerlijke stem en schoone méthode, de algemeene
verbazing opgewekt; de aria van Mercadante, een der be-
valligste Itaiiaansche, die wij in lang hoorden, werd vooral
uitmuntend door haar voorgedragen. Mogt de beschroomd
heid, die jeugdige talenten zoo eigen is, zich bij haar in een
moedig zelfvertrouwen oplossen, dan mag Nederland trotseh
gnmHffl