Alsdan stel ik mij, ook naar aanleiding van het onlangs
ten dezen door den minister aan de kamers medegedeelde,
vóórdat na het tot stand brengen der kies- en provinciale
"wetten de verkiezing der nieuwe provinciale staten zal wor
den uitgeschreven; dat tegelijk met het optreden dezer colle-
gien, de beide kamers der" staten generaal zullen worden ont
bonden, en dat aan die staten een ontwerp van gemeentewet
ter overweging zal worden aangeboden, overeenkomstig art.
138 der grondwet. De tijd, die alsdan veiloopen zal tusschen
de ontbinding der tegenwoordige en het optreden der nieuwe
kamers, zal dan aan het ministerie de noodige gelegenheid
verschaffen om de wetten, bij het 5de der additionnele arti
kelen van de grondwet genoemd, in gereedheid te brengen
en nog in den loop der tegenwoordige zitting aan de nieuw
opgetreden tweede kamer aan te bieden.
»Dat dit een en ander geschieden kan, acht ik noch on
mogelijk noch onwaarschijnlijk; cn zoolang deze mogelijkheid
en waarschijnlijkheid bestaat, meen ik dat er geenc reden
van wanhoop aanwezig is, voor de vestiging van den toe
stand, dien de grondwet van 1848 in 't leven wil hebben
geroepen.
Men klaagt ook, dat de wetten op de enquête, op het
regentschap en de voogdij, bepaald bij de artikelen 90, 41
cn 37 der grondwet nog niet zijn ingediend. Maar weet men
ook, aan wien dc schuld daarvan ligt? Zeer zeker niet aan
het ministerie, 'twelk gezegd wordt met deze iVetten reeds
lang gereed te zijn. Men bedenke bij deze en dergelijke klag-
ten en ten einde niet onbillijk te zijn, dat een ontwerp van
wet, alvorens aan de staten generaal te kunnen worden aan
geboden, vooreerst het onderzoek bij den raad van state, en
vervolgens de goedkeuring des konings behoeft, en dat er
gcene grondwettige magt bestaat, die aan de overwegingen,
hetzij van den raad van state, hetzij van den koning, eenen
termijn van afdoening vermag te stellen. Er is echter alle
reden oin te vertrouwen, dat die overwegingen zoo tijdig
zullen zijn afgeloopendat ook deze wetten aan de 2de ka
mer, bij hare eerstvolgende bijeenkomst, zullen kunnen wor
den- aangebodenen dat alzoo nog in de tegenwoordige zit
ting der staten generaal veel, zeer veel zal kunnen worden
afgedaan van hetgeen strekken moet, om aan de herziene
grondwet die ontwikkeling en uitvoering te geven, waarvan
velen in den lande, en ook ik, het heil des vaderlands ver
wachten."
Eene korte geschiedenis der beschaving van onzen tijd ligt
opgesloten in het volgende berigt: «Den 5 Mei e. k. wordt
te Brugge bot 800 jarig Jubelfeest ter eere van het overblijfsel
van het H. Bloed des Zaligmakers gevierd. liet feest zal tien
da gen duren. Vele bisschoppen uit andere landen, ook uit
Nederland, zullen het bijwonen, en verscheidene door hunne
welsprekendheid beroemde predikers zullen optreden."' Twij
felt er niet aanof het zal er krielen van vrome aflaatgega-
digden, van gevoelige harten, van de bloem der XIXde eeuw,
ja van noordnederlanders (voor wie .het brugsche vlaamsch
wel verstaanbaar gemaakt zal worden) en van heilige mannen
welke de wereld tot die duizelende hoogte van grootheid heb
ben helpen opvoeren. Inderdaad, het feest kan eene leerschool
tot menschelijkheid en ondervinding worden voor duizenden
wier ontzaglijke beschaving echter nog laag beneden hetzelve
stond. Op den heiligen rok in het achterlandsche Trier zijn
Ronge en het wegjagen van Loms Philippe gevolgd. Wat zal
nu volgen op het jubelfeest bij de Bloedkapel in het groote
en dun bevolkte Brugge? Ondertusschen zullen de zoozeer
miskende jesuiten en hun staart er 1) wel een potje maken
tot bijdrage voor de uitvoering hunner ontwerpen [want zij
■weten wel: point (Targentpoint de suisse]2) op hunne wijze
nuttig zijn tegen het communisme en socialisme, 3) den «hei
ligen vader" doen voorkomen, alsof een afgeworpen masker
aan zijne voeten lag, en 4) de noodige onderrigtingen rond-
deelenhoe een vrije priesterdienaar, met dooding van eigene
betweterijzal hebben te roepen om vrijheid, namelijk alleen
om «vrijheid van onderwijs en vereeniging"en hoe de lieve
jeugd moet worden afgesloten en beveiligd tegen de besmet
tingen der algemeene zamenleving. Als de uitstekende staats
man mijnheer Groen, dan een handje helpt, en niet libe
raal-af is geworden in het verbruik van dominees-klontjes, is
er heel wat van te wachten. Ook is nu met eenige waar
schijnlijkheid te voorspellen, dat onze wet op het onderwijs
tegen midden mei nog niet zal zijn ingediend.
Ach, die heele bullebak van eene postwet zal wel eene af
gesproken grap zijn, om den tijd te rekken. In de Tweede
kamer moesten gewis heeren zijn te vinden met een genoeg
zaam aantal snuggere en «fatsoenlijke" neefjes, die dan nog
wel op een postkantoor kunnen worden aan den .kost gehol
pen. Maar het Haagje zal niet dwaas genoeg zijn om de wet
mm.
ook door de Eerste kamer te doen aannemen dat hebben wij
voorlang reeds aangekondigd. Het brave volk intusschen moet
het zich niet te zeer aantrekken, als het de hooge eer geniet,
met zulke serieusheden te worden bezig gehouden. Want,
dat zijn maar kleinigheden, vergeleken bij de rest; en het
volk neemt er immers genoegen in dat het centrum in den
Haag huist: anders had het dat lang naar Amsterdam of elders
verplaatst. De grap duurt ook niet eeuwigen de Eerste ka
mer moet eens eene schitterende gelegenheid hebben om hare
vaderlandsliefde te verluchten. Op scheren verstaat zich het
Haagje meesterlijk; maar zóó onnoozel schijnt het nog niet te
zijn dat het zich wagen zou aan de gevolgen dier postwet.
Want Michel behoeft niet magtig veel drukker te worden uit-
genoodigd om den draak te steken met zijnen eigenen eeibiea
voor hetgeen zvet is, of het Haagje kon er gaauw van achter
de ooren krabben. Voorts, zoodra de postwet verworpen
is, zal het zijn: «Ziet, gij hebt om verbetering geroepen:
maar toen zij was aangeboden, hebt gij haar niet gewild. Be
taalt nu port als van ouds." En Michel zal jubelen, dat hij
er daarmee afkomt.
De Publiciste (die in de affaire van het Journal de la Uaye
is opgevolgd) bemerkte bij het berigt der aanneming van de
postwet door de Tweede kamer, dat deze aanneming gevolgd
was op eene lange en consciencieuse" beraadslaging, 't Is toch
wel flatteus, als in de hol'slad zelve het consciencieuse zoo op
gemerkt, geprezen en door de vingers gezien wordt. Maar wij
hopen, dat dc Tweede kamer zich niet weder dagen achter
een met zulke consciencieusigheden zal laten den goeden tijd
vullen.
Zijne Excellentie Thobbecke is van den beginne de brug ge
weest dien men over moest om weder adem te scheppen.
Reeds wordt men ongeduldig, verklaart de brug voor onbe
kwaam en stilstaanderoert zich als een pamphlcttist, en
schreeuwt als een ultra-liberaal. 't Kan verkeeren", zei Breeroo.
Wij vernemen van goederhand, dat de wet op de regter-
lijke organisatie door onzen minister van Justitie is in gereed
heid gebragt, en thans bij den Raad van State in overwe
ging is. Volgens zijn ontwerp zouden wij -yier geregtshoven
behouden, één gevestigd te Groningen, één te Arnhem, één
te Amsterdam en één te 's Hertogenbosch. De jurisdictie dier
vier hoven zou op dezelfde wijze geregeld worden als onlangs
de verdeeling van het rijk door den Minister van Binnen-
landsche Zaken voor het vaststellen van den census. Onder
Groningen zouden dus de provinciën Friesland, Groningen en
Drenthe; onder Arnhem de provinciën Gelderland, Overijssel
en Utrecht; onder Amsterdam de provinciën Noord- en Zuid-
Holland en onder 's Hertogenbosch de provinciën Noord-Bra
bant Zeeland en Limburg ressorteren. Dit voorstel zou ver
gezeld gaan van eene aanzienlijke uitbreiding der regtsmagt
van de Arrondissements-regtbanken en de kantongeregten in
strafzaken. Met belangstelling wordt de mededeeling van dat
wetsontwerp te gemoet gezien om het in al zijne bijzonder
heden te leeren kennen. Algemeen toch is de overtuiging bij
alle zaakkundigen gevestigd, dat er geen onderwerp is waar
bij vereenvoudiging en bezuiniging tevens zoo zeer leiden kan
tot nut en voordeel van de ingezetenen als bij de regtsbedeeling.
In Noord-Amerika is door twee gunstig bekende staatslie"
den, tot vermeerdering van de nationale welvaart, het vol
gende voorgesteld: «Ieder Amerikaansch burgeralsmede ieder
vreemdeling of landverhuizer, die tot 1 Febr. 1851 zich in
het land vestigt en bewijstdat hij niet minder dan 1500
dollars vermogen bezitzal een stuk land worden toegewezen
van 160 tot 200 akkers, en wanneer hij dat in 3 of uiterlijk
5 jaren ontgonnen en productief gemaakt zal hebbenhem een
eigendomsbewijs daarvan gegeven worden bij zijn leven mag
hij het echter niet verkoopen, maar het blijft altijd zijn per
soonlijk eigendom. Bij zijn sterven gaat het over aan zijne
erven, of kan hij er over beschikken bij testament." Zoo dit
voorstel aangenomen wordt, zien wij eene algemeene volks
verhuizing van den Nederlandschen burgerstand te gemoet.
De keuze tusschen hier verarming en daar voorspoed en wel
vaart kan toch wel niet moeijelijk zijn.
Uit New-York wordt den 5 Maart gemeld dat de geleerde
wereld aldaar in groote beweging is ten gevolge eener uitvin
ding, waarvan onlangs in de nieuwsbladen gewaagd is. Een
heer Payne namelijk schijnt een middel te hebben uitgevon
den, om bijna kosteloos, zonder verbruik van metalen of zu
renhet water te ontleden bloot toet behulp eener zeer kleine
machine, wier kracht nog minder is dan een 1300ste deel
eener paardenkracht, en welke in het uur 200 kubiekvoeten
waterstofgas en 100 voeten zuurstofgas voortbrengten eene
warmte oplevert gelijk aan die van 200 voeten kolengasen
eene hoeveelheid licht gelijk aan die van 300 gewone lampen