iederen nieuwen Minister schijnt hij voorkeur juist dit han dels-artikel met gretigheid aan te vallenom er als t ware hij vernieuwing zijne krachten op te beproeventen einde nog aan te vullen wat zijne voorgangers hadden voorbijge zien. Dat heet de belangen van de schatkist bevorderen, maar het is inderdaad niet anders dan den handel en nijver heid benadeelenten koste van eenige individu's, die men bij zoodanig stelsel van belemmeringenals ambtenaren het zij onder den naam van bewaker, commies, visiteur, contro leur enz enz. niet ontberen kan. Het is verkeerd gezien van den'Minister, en het is zeer te betwijfelen of dergelijke besluiten als zijne beide laatste op het stuk der Steenkolen vóór derzelver uitvaardiging getoetst zijn aan het gevoelen der Medeleden van het //omoyeen-Mimsterie! Reeds jaren geleden werd er verhaald dat Saxen-Weimar 200 gaarne gouverneur-generaal van onze Oost wilde zijn. Ten minste is hij dan toch naar de Oost gekomen. Nu niet lang geleden is hij in dagbladen zeer geprezen. Eindelijk zietdaar, Roodusschen wil wel weer naar 't vaderland. Wel nu, de kans slaat schoon! Zouden de engelschen iets in den zin hebben? Kom, kom, die denken nu maar om Grie kenland. Ondertusschen zijn eenige gedoodverfde namen rond gestrooid. Wij zullen zien, of het quasi uit onnoozelheid geschiedde. De dagbladen kunnen nu de gedoodverfden over den hekel halenen dan zou 't nog minder slechten val hebben met een «Komaan, dan de hertog maar!" Wel ze ker, wie zou er nader toe zijn dan een duitsch heer met eene engelsche dame? In het Weekblad van het regtn°. 1091, krijgt de ontvan ger der successieregtcn te Amsterdam, Cremer genaamd, min of meer op de lappen van den zwolschen advocaat van Ket- wich Verschuur, 't Is daar curieus te lezen, hoe eene aan- gave, door dezen advocaat bezorgd, beschoolmeesterd zoude zijn door dien ontvanger, tot in woorden en syllaben van practijk- en bureaustijl toe. Wij weten niet, of 't in Am sterdam gaatals hier of daar elders. Maar het kan niet onder de mirakelen geteld worden, als erfgenamen, uit con sideratie van zekere consideration, aan klerken, met zulke zaken omgaande, opdragen om hunne aangaven in stijl als anderzins zoo in te rigten dat ze buiten scheuts blijven. En dan is 't niet meer dan begrijpelijkwanneer een ontvanger niet onder de duiven (zijner klerken) wil geschoten hebben. Als de eene hand de andere niet waschthoe zouden ze beide schoon worden? Na de heugelijke en vrij lange regering van twee Oranje koningen is de menigte van allernoodigste wetten en verbe teringen zoo opgehoopt, dat men niet weet, waarmede te beginnen. Napoleon zou er beter mee hebben voortgekund dan wij; maar ten minste onze derde Oranje-koning is niet buiten de gelegenheid om roem te behalenenwat meer zegt,, om orde èn herleving te voorschijn te roepen uit het geen in drukken en omslagtigen lediggang verward en ver waarloosd is. Nu wij weder zoo lang gewacht hebben mogten wij dan ook hopen, dat de uitkomst ons geduld be- loonen zoude. En inderdaad, dat geduld kan heilrijk in ge volgen zijn, indien het nu niet bij eenige wetten blijft, maar alnog weldra alle verbeteringen die met elkander, in verband staan te gelijk worden voorgedragen. Bij stukken en brokken zal men moeilijk zoo ver komen om billijk en met redelijke gelijkmatigheid dc begunstigingen te wijzigen welke over het land, of liever over gedeelten des lands, hier en daar verspreid zijn. Bij voorbeeld, de provinciale i 11 deel i ng de regterlijke organisatie en het hooger onderwijs dienen wel te gelijk geregeld te worden om de burgerlijke en militaire academiën, de gouvernementen en de gcregtshoven zoodanig over onze steden uit te deelendat de bestaande overtollig heden en ongelijkheden verholpen worden. Menige buralist of gouden tor in 't Haagje zal 't liever anders willen dan blijft het veeleer aan de regering om plaatsen en personen te begunstigen en valt er ten minste iets uit tc rigten met zulken die den weg weten waar zakken te lappen zijn. Eene treffende karakterschets van onzen tijd vonden wij diep opgesloten in eene vraag aan den «Wel-Eerw. Heer B. STEMBERG" te lezen tusschen de adverteritiën in de Nieuwe rotterd. cour. van 12 dezer. De inzender bemerkt daar, dat die heer «zich, blijkens Zijn Wel-Eerw. advertentiënbelast met de inning van de gaven der Christelijke Baraïsliaa'- ligtaeïdten behoeve der ongelukkige Schoklanders." De inzender vraagt daarop, «of de Giften van Wiet" Christe lijke Baruiliartigcii ook niet «tot leniging van hunnen nood" zouden strekken. Zoo ja" vervolgt hij, «zal men zijne Gift, ofschoon «iigeroepeiater aangewezene plaatse storten." Hij teekent zich «GEEN CHRISTEN, maar toch Barmharlig O, zal menigeen zeggen, die. inzender is een jood. 't Is zeer mogelijk. Maar mogelijk ook is hij slechts een mensch. Inderdaad, het schijnt even juist als naïf, in onzen tijd en bij ons te lande de groote meerderheid er voor aan te zien dat zij niet slechtweg barmhartig is, maar zoo egoïstisch en verknoeid, dat zij slechts met vrucht kan aangevuurd wor den tot eene speculatie op kerkensectenloon die voor barm hartigheid figureert. Gelukkig zijn er altijd en overal no» menschen om wier goede natuur te verdraaijen alle overgele verde besmetting vergeefsche moeiteheeft aangewend. Kicsvergadcrlugeu. De Grondwet heeft bij het voorloopig kiesreglement kiesver- gaderingen ingesteld. Wij hebben zulke vergaderingen gezien; en men schijnt vrij algemeen te verwachten dat oo"k bij de kieswetten weder zulke vergaderingen zullen worden in het leven geroepen. Maar op de zelfde wijze zal dit niet weder kunnen. Want er zijn altijd kiezers 'welke door ziekte .ais anderzins worden verhinderd 0111 zich naar die vergaderingen te begeven. De artikels 76, 123 en 139 latenWiet toe om die verhinderde kiezers uit te sluiten. Wij willen toegeven, dat die verhinderden niet kunnen gedwongen worden om mede te kiezen; maar het volk, elke provincie, elke ge meente, en elk verhinderde zelf, heeft regt, dat althans die verhinderden worden in de gelegenheid gesteld om mede te kiezen. Want de Grondwet wil onvoorwaardelijk en onbe perkt, dat de keuzen gedaan worden door de ingezetenen die in de bevoegdheid vallen. Men kan wel zeggen, dat van zieken en zwakken geene goede keuzen te verwachten zijn. Maar het komt er hier op aan, niet om het betere te be palen maar om dat te bepalen hetwelk aan den eisch der Grondwet voldoet. Men kan ook wel zeggen, dat gewoon lijk in allerlei vergaderingen slechts de aanwezigen handelen. Maar dan ligt in de Grondwet eene uitzondering op dat ge wone. De Grondwet spreekt hier niet eens van vergaderin gen. Dus een van beiden, de keuzen kunnen niet in verga deringen geschieden óf de verhinderden moeten in de gele genheid gesteld worden om hunne kiesbilletten bij de vergade ringen in te leveren. Daarop iets goeds en bruikbaars uit te denken, is niet gemakkelijk maar het is dan toch noodzakelijk. De Arnh. cour. van dingsdag heeft puist aan ons «stok paardje" met de zegels. Nu, men moet ook eens knibbelen; anders is dc wereld veel te eentoonig. Denkelijk draven wij er later nog op door, zoo niet met «egoïstische" inzigten dan misschien, ook alweder in «gezochtheid en gewrongen heid met vobisïstischepopuloïstische vrijepersïstische en antifopïstische.' Den 12 dezer heeft de Tweede Kamer der Staten Generaal hare werkzaamheden hervat. Zijn ingekomen wetsontwerpen: 1. nopens het toezigt en de zorg voor de Munt2. tot ver hooging der begrooting van uitgaven voor fondsen van kwade posten over 1843 tot 1848; 3. tot verhooging van hoofdstuk IX der begrooting voor 1849wegens de renten der schatkist biljetten; 4. tot bédreiging van straf tegen overtreding van keuren of politieverordeningen van waterschappen. - Op vooistel van den Heer Lotsy besloot de Kamer, in de zitting van den 13 aan de Regering te vragen, of drie leden der Kamerdezer dagen tot Burgemeester benoemddie betrek king aangenomen hebben zullende dan naar de Heer Lotsy meent, de vraag zijn of die leden, naar art. 91 der Grond wet, zich aan eene herkiezing moeten onderwerpen. De voorzitter verklaarde de bijeenroeping der Kamer noch op verzoek van ledennoch van de Regering te hebben uitge steld maar omdat de overkomst voor de leden moeijelijk en nog geene dringende werkzaamheden voorhanden waren. - In de Commissie voor dè verzoekschriften zijn benoemd de heeren Wintgens, van Heiden Reinestein, Zylker, Sloet en Poortman. Woensdag 1.1. heeft de Minister van Binnenl. Zaken ver klaard, dat het hem nog niet gebleken was, dat de drie le den der Tweede Kamer, die tot burgemeesters benoemd wa ren, die betrekking hadden aanvaard. De groote meerderheid der Kamer wilde deze zaak evenwel niet laten rusten maar er bepalingen omtrent maken. Een voorstel van den Heer van Zuijlen, dat het voorschift van art. 91 der Grondwet bij de herbenoeming tot een staatsambt niet van toepassing zal geacht wordenis door 23 leden aangenomendoor 23 verworpenzoo dat de beslissing tot eene volgende bijeen komst is uitgesteld. Daarop heeft de Heer van Hoövell ver lof verzocht, om aan den Minister van Koloniën eenige vra gen te doen omtrent art. 60 der Grondwet, hetwelk bepaalt dat de Koning jaarlijks een omstandig verslag doet geven van het beheer der koloniënwaaraan op dit oogenblik nog niet is voldaan. Dit verlof is ook verleend.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1850 | | pagina 2