2 Februarij 1850.
i\Tv
\ln w s- «in
"TPVtta
ADVERTENTIE-BLAD
Fiscale belemmeringen.
ZWOLLE, DEVENTER,
Dit blad verschijnt geregeld alle Zaturdagen. Do
prijs van het abonnement is voor Zwolle, Deventer,
Zutphen en Apeldoorn lo cent in de drie maauden;
overal elders franco per postST/jcent. Alle post
kantoren nemen bestellingen aan.
De prijs der Aduertentiën is van dén tot vijf regels
50 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be
halve 55cent zegelregt bij iedere plaatsing.
ZETPOEN, APELDOORN.
De Advertentiën moeten vóór Vrijdag middag vier
uur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden.
Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten
franco geschiedenhetzij door bemiddeling der Post
kantoren, of te Zwolle bij W. E. J. Tjeenk Willink
DeventerA. Teb Gunnb; Zutphen, J. II. Mellink;
ApeldoornB. Gunning.
II.
Wenden wij den blik van de patenten en accijnsen op de
in- en uitgaande regten zoo ontwaren wij hier evenzeer die
arbeid doodende strekking onzer belasting-wetten. Wat toch
den handel belemmert en zijne ontwikkeling tegenhoudt, draagt
in hooue mate bij om het aantal menschen aan hetwelk hij
werk en brood verschaft, te verminderen. Maar, zegt de
Minister met welgevallen, wij hebben het vrijgevigste tarief.
Het is ook het tarief, de 4 millioen die van al den toestel in
de schatkist komt, niet, het zijn vooral de wijze van inning,
de omslaghet oponthoudde wantrouwige formaliteiten de
bijkomende onkosten, die den handelaar drukken en kwellen
en mismoedig maken. Zij doen hem de wet bestuderen in
plaats van aan nieuwe connecties te denken; zij noodzaken
hem zooveel mogelijk in eene en dezelfde rigting te blijven,
de oude nu eenmaal goed bekende sleur te volgen, zij doen
hem terugdeinzen voor het beproeven van nieuwe wegen, en
schrikken hem af van iets nieuws te ondernemen, zij het
in 't groote, zij bet in t kleine.
Een Engelsch fabrijkant annonceert eene nieuwe stol. Een
koopman hier te lande wil het met dit artikel eens proberen
en ontbiedt er iets van tot proefneming. Maar nu blijkt bij
de aankomst, dat de stof wel hoofdzakelijk uit katoen bestaat,
doch dat er wat meer wol of linnen in is, dan de annonce,
en bij gevolg de factuur bij de aangifte, heeft opgegeven.
Aangehaald, bekeurd, beboet met meer dan 10 jaren debiet
van het artikeltje zou ingebragt hebben. Komaan, wie be
proeft er eens iets? Wie krijgt er trek?
Maar deze, volgens den Minister zoo vrijgevige, belasting
heeft behalve hare rijdende, wandelende en varende commie
zen 'nog een ander wapen om den arbeid en het verdienen
van een eerlijk, stuk brood eenen fikschen slag toe te biengen.
Zij neemt van de gansche uitgestrektheid der gienzeti en kusten
van ons smalle land een breeden zoom af, en zegt; dat is
©nvs'ij territoir. Onvrij maakt de belastingswet een deel
van den bodem van het vrije Nederlanden doet de bewoners
er van in eenen knellenden en onbillijken toestand verkeeren.
Maar hoe is het met den arbeid gesteld op dat onvrije territoir?
Wij ontjeenen het antwoor;! aan eene redevoering van den
heer Sloet tot Oldiiois bij gelegenheid van de wet op de
middelen gehouden ter ondersteuning van een adres van in
gezetenen van de Helder.
oEen der oorspronkelijke regten van den mensch in eenen
denkbeeldwen natuurstaat, ik zeg denkbeeldigenwant de ware
natuurstaat is voor mij de maatschappelijke, is het regt om
door den arbeid, dien hij vinden kan, in zijn levensonderhoud
te voorzien.
nHet eerste doelwit der Burger-maatschappij moet dan ook
zijn, om den mensch, die nu den naam van burger aanneemt,
dit regt te verzekeren, door hem de gelegenheid niet te be
nemen om in het zweet van zijn aangezigt zijn brood te
verdienen. Maar voor deze bescherming moet de burger een
deel van de "nichten van zJjnen arbeid afstaan, welk deel
men de belastingen noemt,
geus gelijkmatige belastingen vraagt
en als nu de Staat van alle bur-
dan hebben ook allen
heUelfde' regt",°öm door ieder eerlijk bedrijf in hun onderhoud
te voorzien.
»ln een edict van 1581 zeide een Fransch koning, ik meen,
Hendrik III: de vergunning van te mogen arbeiden is een
heerlijk en koninklijk regt. Permeltre de travailler est undroit
domanial et royal; dat had die Koning mis, al schreef hij het
ook duizendmaal in zijn edicten, en te regt wordt in onder
scheidene staathuishoudkundige geschriften dit gezegde ge
brandmerkt, en als een blijk van de barbaarsche ceconomie
dier tijden aangemerkt. Maar nu is het wel eens der moeite
waard om te onderzoeken of in de huishouding dezer natie
zoo' gelukkig met haar nieuw vrijgevig staatsregtin 1849
n0c> het een en ander voorkomt, dat ons de baibaarsche staat
huishoudkunde van 1581 herinnert; nu is het wel eens dei
moeite waard, daar er zooveel over vrijheid van Godsdienst,
van onderwijs, van vereeniging, enz., gesproken wordt, te
onderzoeken, hoe het met de vrijheid van den arbeid staat,
de eerste aller vrijheden, en die de Graaf van Hcjgendorf
als een bcinsel van staatsregt in de Grondwet wenschte op
genomen te° zienen gewis zat het sommigen Uwer, die mid
den in het land woont, bevreemden", als zij uit mijn mond
hooren, dat op een afstand van twee duizend zes honderd
ellen van de stranden der zee, onze aldaar gevestigde landge-
nooten geen zout mogen ziedengeen bier mogen brouwen
geen aziiu mogen stoken dat zij noch -de wolnoch het
katoennoch het linnengaren fabrijkmatig mogen bearbeiden
dat voor hen de beweegkracht van den wind, die den mensch
zoo krachtdadig behulpzaam is in het voortbrengen van waar
dijen niet bestaat, want dat zij geêne molens mogen oprig-
tendat zij volstrekt geen papier mogen makenevenmin
spijkers, terwijl hun niets overgelaten schijnt dan het maken
van worsten-pennenmits dan nog niet in eene groote fabrijk
fzqnder toestemming des Konings. Permeltre de travailler est
un droit domanial et royal! Zoo leeft men daar nog in le bon
vieux temps doch men kent er ook nog eene nieuwerwetsche
uitvindingnamelijk om het vervoer van allerhande goederen
te verbinden aan binnentandsche paspoorten, gelei-billetten
loodjes, enz., terwijl de heiligheid van het huis, dat oud en
zuiver Germaansche beginsel, ieder uur, ieder dag, ook op
zon- en feestdagen, door visitation geschonden wordt, en ei»
zelfs eene wettelijke rubriek over deze sabbathscliennis bestaat.
Zulk een toestand is zoo strijdig met alles, wat wij ons den
ken over maatschappelijken vooruitgang, dat het naar een
verzinsel, naar eene satyre zoude gelijken, als wij het met
konden lezen in art. 180 van de algemeene wet van 29 Au
gustus 1822, de grondwet der kommiezen, luidende: „Op
hetzelve terrein zal geene nieuwezout-ziedery suiker-raffinaderij
brouwerij, branderij, disteleerdenjo andere labnjk nochte
eence molen worden opger.gt, zonder Onze uitdrukkelijke
toestemming." - Ja, *°o staat er, maar er staat met bij,
dat de bui "er, die op het terrein moet leven, waar de wet
hem tot werkeloosheid doemt, waar hem de gelegenheid ont-