Mx mm nonce ®mmes 1 ©elieugea fei| vogels. Clessiesigde SSerigtem. De aanstaande invoering der Pharmacopoea' Neerlandica maakt eene verklaring en handleiding daartoè schier onmis baar. Met genoegen maken wij het geneeskundig publiek dus opmerkzaam, dat de Hoogleeraar Cop, te Deventer, die taak wei heeft willen op zich nemen (zie het Prospectus van Aan- teekeningen op de Pharmacopoea Neerlandica tot handleiding hij haar gebruikdoor Dr. M. J. Cor. Te Deventer, bij A. Ter Guiyne). Wij geloovendat dip wel niet in gelukki ger handen had kunnen vallen, daar de heer Cop reeds ge noeg bekend is om iets zeer goeds van hem te verwachten terwijl h em daarenboven door zijne betrekking middelen van onderzoek en nasporing ten dienste staan, die niet onder het bereik van anderen zijn. Hopen wij, dat Geneeskundigen en Pharmaceuten dooi- eene algemecne inteekening ZHGs. pogin gen zullen erkennen en ondersteunen. (A. H. B. 3 dezer.) Getroost u brave en zorgvuldige ingezetenen van Gelder land gij zult gedurende het jaar 1850, indien het tot dat einde door dc staten uwer provincie aan de Kamers ingediend rekwest, ingang vindt, met districts-kommissarissen voor uwe rekening pronken! Deze beschermheerenaan wie uwe be- langens toevertrouwd zijn, hebben zulks bepaald, dus op nieuw bevestigd dezelve te zullen behartigen (j). In weerwil van gegronde beweringen dóór de heeren Op ten Noort van Daalen enz. die het behoud der districts-kommissarissen ten laste van dc provincie, als onraadzaam achtten, hebben de mannen van behoud gezegevierd! namelijk omdat de voor standers (de kommissie) zoo het schijnt, het daarheen heeft weten te leiden, dat men slechts tot het stemmen, een adres voor het behoud der voornoemde ambtenaren ten laste der pro vincie aan de Kamers in te' dienenzoude overgaan, aange zien die heeren en c. s. de lucht kregen dat er van de 53 ieden tegenwoordig, 45 hunne stem naar het gevoelen van den minister zouden uitbrengen. Dus ik herhaal het, getroost u vreedzame ingezetenen Üe lasten dïr provincie waaronder gij reeds gebukt gaat zullen om de behouders van dat stelsel te bel ievennog met p. m9550 !s jaars vermeerderd wor denom daarmede die beambten te bezoldigen, welke de minister van binnenlandsche zaken met primo Januarij 1850 wilde bezuinigen, en dus ook als onnoodig beschouwd kun nen worden, te meer omdat die werkzaamheden desgevorderd zoo als het achtbaar lid van Daalen voornoemd beweerd heeft, door eenen subaltern ambtenaar, bij het provinciaal bestuur aan te stellen zouden kunnen waargenomen worden wanneer dezelve geregeld, in de wijze der buurschappen ten platte lande aan de burgemeesters even als elders, wordt op gedragen. De heeren van Nispen en van Lijnden-, (in wiens redenering een weinig de lucht van familiebelang doorstraalt) hebben goed te zeggen «Gelderlands staten moeten toonen dat men zijne ambtenaren weet op prijs te stellen." Van het ge voelen geef eere wien eere toekomtben ik ook een voor stander; wanneer "de diensten daaraan beantwoorden, of zoo lang het tot geene zwaardere lasten voor de ingeze tenen der provincie leidten daarom kan ik mij zeer goed met. het gevoelen van den heer van Daalen vereenigen, «dat het onverantwoordelijk zou zijn," al waren de financien dei- provincie nog 'zoo goed (de heeren van Nispen en van Lijn den hebben dit gelieven te veronderstellen), «om die gelden voor iets dat men missen kan te gebruiken." Men sla slechts het oog op die provinciërt waar geene dis tricts-kommissarissen zijn, en men bewijze dat de administratie aldaar niet even goed gaat. Integendeel men zou geneigd zijn te gelooven dat er minder oponthoud en ooislag in den loop der zaken moet ondervonden worden waar het heen en weer zenden van Administrative stukken door eene interme diaire hand, vermeden wordt. Maar genoeg zij hier van, dewijl het daar niet is dat de-schoen wringt; ik wil mij liefst hierover niet verder uitlaten, maar hopen, mogt het adres tegen mijne verwachting ingang vinden1, dat het slechts van korten duur en niet anders dan een voorschot zal zijn dat in de provinciale kas later zal terugkeerenzoo als de meergemelde heeren van Nispen en van Lijnden in het mid- en hebben gebragt. Ofschoon de ondervinding mij geleerd heelt wat zulke schoon klinkende wqordeh de syllabe kosten en aarom met regt die heeren zou kunnen vragen liane epiauin libi videtur alios irridere? V. Dit den achterhoek van Gelderland den 4 Januarij 1*850 ralkh(Tkurp^'<io^' dd' 29 December 1849 No. 308 omtrent de be- o provinciale staten van Gelderland den 19 te voren. Dat ook vogelen geheugen en dankbaarheid bezitten daar van kan het volgende ten bewijze strekken: J. S. Kramer, bakker op de Scheid te Smilde, kreeg in het voorjaar van 1848 een jonge, zoo uit het nest gehaalde kraai in bezit, en voedde die opde kraai gewendde zich aan hem werd tam en bleef steeds in of bij huis. Maar toen de lente in 1849 veld en bosch met bevallig groen tooide, en mensch en dier lust en zucht tot genot in stortte, gedoelde, naar het scheen, onze verhuiselijkte woud bewoner zich eenzaam onder de mensehen en verlangde naar het gezelschap van zijne zwart gekleede broeders en zusters en zekerlijk het meest naar de teedere toegenegenheid dezer laatsten. Hij vloog heen. Onlangs echter, toen reeds het groen van veld en bosch door rijm en ijzei vervangen was, kwam hij bij de hoeve van Kramer terug, vergezeld van haar, die hij tot zijne wederhelft had uitgekozen, en begroette de eenzamd- woning met vrolijk gekras, als wilde hij zijne vreugde te kennen geven, dat hij het verblijf weder zag, waar hij zijn eerste levensjaar onder genot van rqim voedsel had doorgebragt. En toen Kramer hem bij zijn ouden naam van Ka riep, vloog hij onverwijld naar dezen toe, pikte met vorige vrij moedigheid de kruimels brqod uit zijne hand en ging met hem in huis. Dit ziende, hief de bezorgde gade op eenigen afstand in een boom zittende en schuw voor den menschdie zelfs de vrolijke zangers van het bosch wreedaardig lijk vermoordt, een luid gekras aan, waarin men meende, dat liefde en toorn, vrees en waarschuwing duidelijk en voor eene kraai verstaan baar werden uitgedrukt. Onze kraai echterdoor de blijd schap des wederziens vervoerd gaf geen gehoor aan de stem zijnei* gade; hij bleef eenige oogenbJikken in Kramers huis, betoonde aan allen zijne oude vertrouwelijkheid, en keerde toen terug naar haar, die nog altijd op den boom zat te wachten en hem liefkozend ontving. Dikwijls komt hij nu in den winter weerom eet met de hoenders of uit de hand van den voeder zijner jeugd, en be geeft zich dan weer naar het boschwaar hij thans met gade en kroost, een gansch gezin, schijnt te wonen. Prins Metternich, welke zich thans te Brussel ophoudt', denkt eerst daags weder naar \Veenen te vertrekken. Een treurig verschijnsel voor de liberteit! Te Munnekezijl z^n door den hoogen vloed van 29 en 30 Dec. 42 schapen verdronken*. Overigens.is pien meest met den schrik vrijgekomen. Men merkt op dat de bijen hare cellen digter sluiten dan het voorgaande jaar; ook heeft men bij Rotterdam twee arenden hoog in de lucht zien vliegen, beide houdt men voor voortee kenen van een strengen winter. De Nederl. dwerg Jan Hannema (tot spot voor de Nederl. marine bijgenaamd Admiraal Tromp) maakt te Brusssel veel opgang en zal eerstdaags naar Parijs vertrekken. De tarwe is thans in Engeland goedkooper dan in 14 jaren het geval is ge weest. De zwarte keizer van üuïti heeft 24 zwarte hofzangeressen aangesteld, en de keizerin 40 hofdames in wit mousseline. Mile Ra- chelTj laboreert aan eene borstziekte. Een Panjsch fabrijkant lieeft eene nieuwe soort van perapluie uitgevonden, die als wandelstok kart gebezigd worden en tevens opgevouwen in den zak of handmof kan wor den gesloken. Op de vraag van den heer de Jonge van Ellemeet in de le kamer, hoe het tegenwoordige Ministerie denkt over de handelin gen van een vroeger Ministerie in de zaak van de Bourbon's? heeft de minister van marine verklaard: »dat, na gezet onderzoek ten volle is gebleken, dat de Ministers, welke dal contract hebben gesloten, geheel ter goeder trouw hebben gehandeld, en dat, indien hun eenige blaam deswege mogt aangewreven worden, dit geheel en al onverdiend is." Begrcpeh? De gevolgtrekking ligt voor de hand, met het oog op het thans aangenomen budjet. Wij beginnen erg te vreezen dat het den tegenwoordigen Ministers welhaast, na gezet onderzoek, ten volle zal blijken dat de vorige ministers in alles volkomen gelijk gebjad hebben!! En wij hadden nog wel zoo'n lawaai met de verandering van ministerie De Deensché regeriüg heeft hare bezittingen op de kust vun Guinea (die veel meer kostten dan ze opbragten) aan Engeland verkocht. Zeer wijs. Een Israëlitisch koopman met een wrat aan den neus wordt gesignaleerd als verdacht van den diefstal te Leyden. De bevolking te Zwolle bedroeg op 19 Nov. 1.1. 18168 zielen en zieltjes. De Zwol- scbe C. waarschuwt voor* eene bende systhematische dieven, die door insluiping (vooral gedurende kerkgang) hunne industrie uitoefenen. Uit Oslende worden wekelijks honderden konijnen naar Londen gestuurd. De hertog van Saksen Weimar is tot generaal der infanterie benoemd. Om welke reden? Er bestaat veel lioop dat de haven te Harlingen zal vergroot worden. De dochter van prinses Marianne is thans offi cieel met den erfprins van Saksen Heiningen verloofd. Te Neuwied is op de varkensmarkt een man gearresteerddie met treffend nage maakte Collandsche tienguldenstukken betaalde, en er toen nog 65 bij zich had. De Belgische minister van Bin. zaken heeft 2400 fr. be schikbaar gesteld voor volksliederen ten dienste van handwerkslieden enz. Te Tourines heeft een arm man, die eene groote erfenis kreeg, zich van blijdschap dood gedronken. In Amsterdam en Rotterdam zijn reeds valsche nieuwe 25 centsstukken ontdekt, voornamelijk aan de meer doffe blaauwe kleur en minder zuivere bewerking van den rand ken baar. Te Beilen is een varken geslagt dat schoon aan de haak 515 halve N. p. woog. Te Ruinen zijn bij den ontvanger de glazen in geslagen. Tot hoogleeraar in de geneeskunde le Groningen is be noemd de heer J. Dissink Jansen, Med. Dr., officier v. gezondh. 2e kl. De ministers von Beust en Sonnenkalf te Altenburg en de vrijheer

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1850 | | pagina 3