GcsKcagtle SScrsgtesi. vvv u;.-! •-< Nadat de Hooge Raad beslist haddat aan de zich noe mende familie de Bodreon te Delft, door den Staat zou-wor den betaald een twintigste der bij Minilerieel contract be paalde som van f 300,000 voor geheime oorlogsmiddelen heeft die familie het arrest van den Hoogen Raad aan den Staat doen beteekenen. De laatste heeft daarop verklaard die som niet le kunnen voldoendaar de Stalen-Gener aal de gelden daarvoor hadden geweigerd. (Toek.) Sosi'd-tbicrika. De grootste bron van bedrijvigheid voor de scheepvaart van Groot-Brittanje en Noord-A merika is gelegen in den loene- menden aanvoer van landverhuizers, die thans grooter is dan 1 ooit. Van den Isten April lot den 30 Sept. j.l. zijn te New- York. aangekomen 163,196 passagiers, zijnde 396 per dag, hetgeen eene vermeerdering van 30000 over gelijk tijdvak van het vorige jaar is. De aankomst le Boston, ofschoon lang niet" zoo aanzienlijk toont nog grooter verhouding ten voor- deele van het tegenwoordige jaar, te weten 13,86/ tegen 7,275 in het vorige jaar. Ilct geheelc getal landverhuizers, dat in 1848 in New-York is aangekomen, bedraagt 248,189, *van welke 189,251 uit Ier land, namelijk 59,675 komende regtstreeks van daar en 129,576 van Liverpool. De aandacht word gevestigd op de snelheid, waarmede som mige der westelijke staten van N.-Amerika hunne hulpbron nen ontwikkelen, en daaronder vooral Illinois. In 1836 be droeg de waarde der invoeren in de stad Chicago slechts 32ö,203 doll, en de geheele waarde van den uitvoer 1000 doll. Twaalf jaren later, in 1848, werd in die stad voor 8,338,639 doll, ingevoerd en voor 10,706,333 doll, uitgevoerd. Daaronder telde men voor 2,160,000 schep, granen en 9ol,400 ponden wol. De bevolking van deze bloeijende stad was in 1840 slechts 4,853 en in 1848 was zij tot 19,724 geklommen. Zij is aan het zuideinde van het meer Michigan gelegen en is bet punt, waar het kanaal van de Illinois-rivier gemeenschap heeft met het meer. Men ziet nog eene grootere ontwikkeling dezer stad te gemoet. Uit 's Hertogenbosch wordt het' treurige berigt medege deeld, dat op zondag morgen, om 7 ure, op het oogenblik van het vertrek van de stoomboot Jan van Arkel II. naar Rotterdam, de ketel van die boot met een verschrikkelijk ge weld is gesproügenwaardoor de boot geheel uit elkander is geslagen en vernield, tot groote ontsteltenis van de be woners, wier betrekkingen zich op de boot bevonden. De ontsteltenis steeg ten top toen men op verschillende plaatsen de verminkte lijken en verscheidene gewonde personen vond. De aanlegplaats was bezaaid met de overblijfselen der machine en stukken hout van .het wrak. Eene aan het Engelsche veer liggende aak is door den schoorsteen van de boot getroffen en gezonken. Een zwaar stuk van den ketel is over de hui zen geworpen en achter de Breede haven nedergevallen. Het getal der omgekomene personen is nog niet regt bekenddoch 10 lijken zijn gevondenwaaronder men noemt dat van den heer J. Vermeulen, uit Waspik, dat van kapitein Smit en an derenterwijl de Heer H. van Ma ar en aannemer van pu blieke werken van het dek over het kantoor van den kom- missaris der booten op de- esplanade geworpen in levensge vaar is. De machinist en de stoker zijn, hoewel gewond, wondervol gespaard gebleven; nog een knecht der boot, als mede zekere S. Joosten, uit Woensel zijn vermist; naar hen wordt ijverig gezocht, zelfs aan gene zijde van het fort Pa- penbril en de gracht, aan welk fort men beweert een mensch door de lucht te hebben zien wegslingeren vermoedelijk zul len echter bij het opruimen van het overschot der boot waarmede men met alle man bezig ismeer slagtoffers gevon den worden, daar het getal der reizigers in de 1ste of ach terkajuit op 30 geschat wordt; het juiste getal is echter on bekend. r Men meldt nog nader, dat de ketels in stukken zijn gesprongen en het midden gedeelte der boöt daardoor is van een gescheurd; alleen de voorsteven en het paviljoen zijn in hun geheel gebleven; van daar, dat 9 personen, die zich op den "A-oorsteven en in de voorkajuit bevondenals mede de twee dochtertjes van den ongelukkigen hofmeester, die in het paviljoen warengezond en ongedeerd er af zijn gekomenterwijl de kapitein van de boot- van de raderkast in het water is geslagen en daaruit gelukkig gered werd. Dat geluk trof ook den Heer advokaat Sciiiffer. Doetinchem, den 3 October 1849. Deze dag was die van dankbare feestvreugde voor den onderwijzer aan de Neder- duitsche stads- en burgerschool, den heer W. Kreunen, die voor 25 jaren de genoemde betrekking aanvaardde. Na het gewoon jaarlijksch examen der leerlingen in de onderscheidene vakken van onderwijs, waarbij zij voldoende proeven hunner vorderingen gaven, reikte een hunner, uit naam van schier allendie des waardigen mans onderwijs genotenhem een geschenk in zilver over, onder het uitspreken van eenige dichtregelen. De heer W. Kreunen hield vervolgens eene rede over het belang van een welbestuurd onderwijs in de moedertaal op de lagere scholen, zoo voor armen als voor nikenwelke hij met toespraken tot de aanwezigen in hunne verschillende betrekkingen besloot terwijl zijne redevoering door muziek en zangen der schooljeugd werd afgewisseld. Na daarop gevolgde gelukwenschingen van de heeieo Resthaler en Jacoeus Kreunen, den zoon d.e dankbaar gedachten wat zii bii en in den feestvierenden hadden gevondenhad de V r j k:; welke een leerling, die de school prnsuitdeeling plaats, bij weite een iet 6 verliet, in cenc afscheidstoespraak zijne erkentehjkheid betuig de, waarna de president der plaatselijke schoolcommissie eene rede hield waarin hij met hartelijke bewoordingen de belang stelling der genoemde commissie in den leermeester en diens feest kenbaar maakte. Maakte het geheel, zon als het een bet ander opvolgde, maakte de ten feestzaal versierde schoolmaakte de stemming van allen dezen dag tot een feesteüjkenmet het minst deden zulks dc blijkbare aandoeningen van den onderwijzer, toen hij van de belanstelling, de liefde, het vol vertrouwen, de nooit verloochende verdraagzaamheid gewaagde, welke hij geduien vijf en twintig jaren mogt ondervinden. Waren de jongere leerlingen, ten getale van omtrent loU reeds twee dagen te voren door den onderwijzer onthaald en zat daarbij dc kinderlijke vreugde voor, de belangstelling van velen verhoogde het genoegen van den eigenlijken dag des feestes, aan welks avond de leerlingen der hoogere klassen waren uilgenoodigd om zich in het versierde schoollokaal te vermaken, waar zjj met onbekrompen gulheid werden ontvan gen. Eenige vuurwerken besloten het feest, dat in de beste orde en lot aller genoegen mogt afloopen. Onze besle wensehen vergezellen hem die nog lang met denzelfden ijver en trouw zich moge kwijten van de gewigtige laak, hem zoo wel toeverirouwd. Heden genoot de lieer A. Scheïeee, voornaam kunstschilder de hoorje eer ten hove le dineren, zegt hel Haagsche politieblad. Waarom is. uit ■voor den heer Scueffer hoogce eer, dan voor zoo menig andere, die geene andere verdienste dan de zeer iwijfelacbiige dei geboorte bezit. Het is zeker gemakkelijker duizend barons dan één schilder als den beer Scueffer le maken. De 2e kamer is legen 6 dezer weder bijeenge roepen. Er zal een nieuw sloomschip, gelijk aan de Dl ulo (dat door hel beruchte van slapel loopen voor de dienst verloren schijnl) worden gebouwd. Zoo krijgen wij het op! De direcleur-generaal van finan- tiën le Batavia beeft door eeii val van bel paard zijn leven verloren. Te Parijs is iemand van een der lorens van Notre Dame afgesprongen. De Sultan en de Czaar zullen de kwestie waarschijnlijk afdrinken, op voorwaarde dat de Hongaarsche vlug telingen uil Turkije verwijderd worden. Dc Franschen en Maroccanen liggen nog met elkander over» Iioop. De hyeen Haynau gaat met hangen en doodschieten voort. - De lierlog van Nemours gaat niet zijne echtgenoote eene visile bij de hertogin van Orleans le Eisenach maken. Koningin Victoria laboreert aan de windpokken. Lodewijk Napoleon is ook een weinig van de k00l{> Zijn neef de afgevaardigde vertoont boe langer hoe meer een kemphanige natuur. De koning van Spanje is afgezet als bewindvoer der van de schatkist van (iet vorslelijk huis. Do. Bennink Janssonius heeft het beroep naar 's Hage aangenomen, en Do. Eskes te Deventer dat naar Bunschoten. Hoewel Le Amersfoort geen kermis is gehouden is er echter niet minder gedronken en gevochten. De omslreken van Enschede worden door herten bezocht. De aartsherlog Johann heeft eene visile in Gelgie gemaakt. Hel standbeeldengemartel in Nederland voor Lourens Koster en Willem II schijnt onze O.-Indische broeders nog niet af te schrikken; althans lezen wij dat men le Batavia ijverig in de weer is een standbeeld voor generaal Miciiiels op te rigten. Te Sneek is eene potlebakkerij afgebrand. Te Leeuwarden een korporaal-hoorn blazer vacant, waartoe alle virtuosen worden opgeroepen. Men wil welen dat er plan beslaat om, zoo spoedig de noodige gelden hiertoe voorhanden zijn, liet kostelijke en dierbare gebeenle van onzen laatsten roemruchligen sladbouder Willf.m V, van uit den herlogelijken graf kelder le Brunswijk naar bet koninklijke praalgraf le Delft over te bren gen. Reeds voorzien zich de winkeliers van spiritualiën om de levens- geeslen weder op le wekken, daar zeker de heele natie hierbij van aan doening zal kwalijk worden; vooral zij die den man hielpen 't land uit jagen en nu om 'L hardst Oranjehoven schreeuwen. In N.-Holland zijn in de herfslvergadering van de ll aspiranten naar den 2e schoolon derwijzersrang 5 afgewezen; in Z.-Holland van de 36 niet minder dan 3011 Te Tilburg zegt men dat al de goederen van Willem II daar in het volgend jaar zullen verkocht worden. De beurzen der Neder landers worden bedreigd door drie vreemde goochelaars, waarvan de een de ander nog overtreft; doch alle in'1 escamoteren moeten onderdoen voor de vroegere en latere Haagsche escamoleurs. Alsof er nog niet genoeg op alle mogelijke wijzen gebedeld wierd heeft de Hervormde Synode besloten dit jaar ook nog eene buitengewone collecte le doen plaats hebben. - In het oude paleis in het Noordeinde is een loobeel opgerigt met splin ternieuwe decoraliën. Men wacht slechts op den laatsten dag van den rouw om het gordijn op te halen. In Belgie zal eene nieuwe belas ting worden voorgesteld, namelijk op het verfêenen van bewijzen van adeldom en andere onderscheidingen. Zeker is er geene billijker belasting dan die op de menschelijke dwaasheid. Te Hamburg is aan Klapka en andere Hongaarsche officieren een groot gastmaal gegevenwaarbij onderscheiden toasten op Hongarije en Duitschland werden ingesteld. Klapka zeide onder anderen: Hongarije is niet dood, maar slechts tij delijk verdoofd door den slag, dien het van twee overmaglige tegenstan ders heeft bekomen; doch er is misschien slechts een ademtogt noodig, om dal land uit zijne verdooving op le wekken." Een ander zeide: Hongarije is thans wel bedwongen maar niet overwonnen; er zal eea dag van wedervergelding aanbreken na de jongste bloedtooneelen. Een met bloed gedrenkte grond kan geene andere vruchten dragen," enz.—

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 3