NIEUWS- EI ADVERTENTIE-BLAD. 20 September 1840. N\ 59. MÈmMmmmmmMMÊÊmÊmsËMmËmmËmmmwmmmmmmmmm* ®wze Ministers. KiLEIDOSKOOP ÏWOL1E, ©EVEMTEK Dit blad verschijnt geregeld alle Zaturdagen. De Prijs van het abonnement is voor Zwolle, Deventer, Zutphen en Apeldoorn 75 cent in de drie maanden; overal elders franco per postSl'/jcent. Alle post kantoren uemen bestellingen aan. De prijs der Advertentiën is van óón tot vijf regels 50 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be halve 35cent zegelregt bij iedere plaatsing. ZBTPHEJV, APEE©®OKIV. De Advertentiën moeten vóór Vrijdag middag vier uur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden. Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten franco geschieden, hetzij door bemiddeling der Post kantoren, of te Zwolle bij W. E. J. Tjeehk Wilukb; Deventer, A. T-ek Gunne; Zutphen, J. II. Melunk; ApeldoornB. Gunning. II. De Regering is er dagelijks op uit verdienstelijke personen buiten betrekking te stellen huisgezinnen ongelukkig te maken, meerdere behoeften van het algemeen onbevredigd te laten De Minister ran B. Z, J. M. de Kempenaer. Een slimme iet was het dat de Ministers de wetsvoordi'agt over het inkomen der Kroon door de Tweede Kamer lieten be handelen na deze door hun stilzwijgen in den waan gebragt te hebben, dat de Regering met de gemaakte wijzigingen in het ontwerp tot regeling der Kroondomeinen genoegen nam, dochnadat ook eerstgenoemde wet door die kamer was aan genomen laatstgemelde door de Eerste Kamer liet verwerpen. Een slimme zet, maar niet zulk een, waar men willens of niet om lagchen moet; er is iets laags, iets gemeens in. Dit blijkt reeds uit den aanvang der rede, waarmede de heer de Kempenaer in de Eerste Kamer het verschijnsel, dat de Rege ring optrad om de oorspronkelijk van tiaar uitgegane voor- dragt te bestrijden, zocht goed te maken. »YVat de Tweede Kamer daarin verder wilde veranderd hebben, zeide hij, werd door de Regering bestredenen wat niettegenstaande dien strijd werd aangenomen, daartegen blijft de Regering zich thans verzetten." Met andere woorden wij konden den strijd niet winnencn hebben moeten onderdoennu zetten wij den strijd voort op een terrein dat voor onze tegenpartij is afgesloten, wij zullen haar de zaak doen verlie zen zonder dat zij zich verweren kan. De redenen, welke de Minister voor deze onridderlijke handeling opgeeft, zouden te veel bewijzen, cn beVijzen daaiom niets. «Wanneer de Regering, zegt de Minister, elk wetsontwerp, zoodanig ge wijzigd zijnde door de Tweede Kamer dat zij er zich niet mede vereenigen kan, altijd dadelijk introk, dan zou een voornaam doel van de instelling der Eerste Kamer (de kroon te verschoonen van de noodzakelijkheid om te verwerpen wat de Tweede Kamer voordraagt), verijdeld worden. Het is de pligt der Regering de Eerste Kamer in de gelegenheid te stellen om hare roeping in allen deele te volbrengen. Ja zelfs men zou kunnen betwijfelenof de Regering bevoegd is den grondwettigen gang van het onderzoek van een wets ontwerp te verstoren." Maar waarom trok zij dan op het eerste amamlement het beste, haar voorstel omtrent dc mi nisteriële verantwoordelijkheid in? Handelde zij dan toen tegen haren pligt, ja zelfs ongrondwettig? Wanneer het voor de Regering zoo uiterst gewigtig is om de beraadslaging der Eerste Kamer voortgang te doen hebbenen zij zooveel leering daaruit putten kanwaarom dit dan niet toegepast op dc wet tot dekking van het te kort en de nieuwe belas ting, daarin voorgesteld? Waarom dan de grondwettige gang van het onderzoek van zulk een belangrijk wetsontwerp, op het vermoeden dat de Tweede Kamer het niet zou goedkeu ren, verstoord? Er zal toch ook uit de beraadslaging der Tweede Kamer leering te putten zijn. Maar het is een nut teloos werk de redenen des Ministers te ontledende ware reden was, de Tweede Kamer met opzigt tot de wet op het inkomen der kroon te verstrikken. Maar er schuilt in deze daad der Ministers nog iets ergers dan onridderlijkheid en lafheid; er is ook een doel in om den stelregel in praktijk te brengen van elke Regeringdie zich zwak en laf gevoelt.' verdeel en heersch. De twee deelen der Staten Generaal, oneenig te maken, tegen elkander op te zetten en alzoo de kracht en pogingen der vertegenwoor diging door zich zelve te laten vernietigen ook daarop is de gansehe handeling en in t bijzonder de verschooningsrede van den heer de Kempenaer aangelegd. Dit is reeds uitge drukt in de Tweede Kamer door den heer Wijnaendts in de avondzitting van vrijdag 7 Sept. die zeide zich tot een votum van vertrouwen in het Ministerie onbevoegd te ach ten, als hij zich herinnerde, dat het Ministerie nog onlangs had gemeend in de Eerste Kamer de aanneming eener wet te moeten ontraden waartegen slechts 5 leden dezer kamer en onder deze nog wel een minister gestemd haddenen wel^e door 55 leden was goedgekeurd. Het Ministerie had daardoor huiten noodzaak eene gevaarlijke kloof daar gesteld tusschen de beide kamers der Stalen Generaal. Wij kunnen van de redevoering van Z. Esc. den Minister van B. Z. niet afstappen zonder de vorderingen op te merken, welke die Excellentie maakt in -pauopniiisuoD koninklijken zin en hoe hij zich meer en meer waardig maakt te zitten in de schaduwc des troons. betrekkelijk de mededeehng van een jaarlijksch verslag omtrent de kroondomeinen aan de Tweede Kamer heeft hij de beleefdheid van te zeggen dat de open baarmaking der opbrengst alleen zou strekken om nieuwsgie righeid te voldoen. In zijne verontwaardiging over zulk eene vermetelheid en bemoeizucht roept hij met cene krachtige te genstelling uit: irzulke bijzonderheden moeten besloten blijven „binnen de wanden van het paleis, en niet gesteld worden in handen van eene commissie der Tweede Kamerom daarom trent rapport te doen." En niet w. lende onderdoen voor zijnen es-ambtgenoot Donker Curtiüs die het hooge inkomen (les konin^s den luister der kroon genoemd heelt, zegt de hcei de Kempenaer dat reeds de opgave van de opbrengst der kroondomeinen (dus de kennis van het mkomen des konuigs aan de Staten Generaal beneden de waardigneid dei hoon is liet zou zelfs strijdig zijn met de grondwet, die wil, dat het koningschap geëerbiedigd zij, en dat het inkomen der kroon worde beschouwd als iets, dat voor den geheelen duur eener regering onveranderd is vastgesteld en waarover alleen b«, den aanvang eener regering moet worden gesproken gedurende die aeheele regering gezwegen! 't Is sterk, en dat voor een oud-schrijrer in de°Arnhemsche Courant, een oud-hberaal en een oud-oppositielid der Tweede Kamer. Wij waren voornemens de lafheid cn onzelfstandigheid van het ministerie nog^ nader ^"^^^'"^"^11! he^ja^rhj'ksch ve°rslanfov°eermdee kroondomeinen aan de Staten Generaal. Want ofschoon de heer de Kempenaer, zich zeker schamende, dat ha lïïn ei^en voorstel kwam bestrijden dezelve in zijne ver- flooninpwede een aman'dement noemdewas deze bepaling dïo de fegïing zelve i>V haar voorstel gAragt. - Wij had den hetzelfde willen aantoouen ra het voordragen van het wetsontwerp tot verhooging van udgatfto voor het openbaar maken van het verhandektbMji] de Staten Generaalw.elk voorstel de Regering zelve b&ende af t\ keuren, cn waartoe zij zich dus had laten dwingen. Wij hadden ra de houding

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 1