ïitten met onze provinciale staten en hunne standenmet °nze levenslange gemeenteradenmet onze slechte en dure administratiesmet den druk onzer belastingen, met het te kort onzer schatkist; terwijl de belangen van scheepvaart en handel dringend voorziening eischen onze zeep-, zont- en an dere fabrijken onder den druk der accijnsen onze landbouw onder dien van het geslagt en gemaal gebukt gaanterwijl de burgerij al klagende weg kwijnt, een deel onzer ijverige bevolking het land verlaat, een ander deel tot armoede ver valt en het pauperisme met den dag vermeerdert, toont de Regering van dit alles zoo weinig te willen weten, dat de troonrede een tafereel van 's lands toestand ophangt zoo gun stig alsof allerwege de meeste redenen tot blijdschap beston den. Zulk eene vaische voorstelling kan zijn grond niet heb ben in gebrek aan kennis van den waren toestand, er is een andere grond, waarom de Regering zoo spreekt: 2ij wil den waren toestandniet erltennebomdat zij er tjeene verandering in denkt te brengen. Zij wil den weg harer voorgangers blij ven betreden en alleen hare belangen en die der aanzienlij ken behartigen, moge het volk weg teren in gebrek en de burgerij te gronde gaan. Met veel bekwaamheid, met doelbesti evend beleidja met slimheid en aanvuring der diflerente iicigingen, is geschreven een boekje om landverhuizers rfaar Noord-Amenca te wer ven getiteld: Vervult de Aardel enz. Door een discipel der profetenschool. Amst. J. C. van Kesteren. 1849. In het eerste gedeelte -heerscht een engelsche geest. Het zou ons niet verwonderenzoo dat ongeveer vertaald ware,want ook de schrijver, die verscheiden talen toont te verstaan; toont eerst tegen het einde, ook engelsch te verstaan. Wij treden hier niet in de vraag, of het wenschelijk is, dat het boekje gelezen worde door de eenvoudige lieden tot welke het gerigt is. Maar wij wenschen zeer, dat het gelezen worde door heeren tot welke het met ge rigt is; vooral door den koning, de staatsraden, oe minis ters, »de leden der staten generaal, en de hooge souffleurs achter de schermen. Want het boekje stelt zich op een rui mer, dan nieuwlichters-standpunt. Het behelst van binnen minder gezalfden klinkklank dan op het woordenrijk uithang bord. Het is zeer gematigd cn ingetogen van uitdrukking. Onder zijnen bijzonderen wervers-vormherinnert liet treffend aan vele dingen waar vele heeren zich waarlijk niet te veel om bekreunen, maar waar de onbemiddelde door lijdt. Onder dien vorm mogt misschien deze of gene zich laten waarschu wen die om dagbladen, petitien of ander gesenrijf niet schijnt te geven. Hoort eens, wat de schrijver uit het dempen der beroeringen en uit de reactie berekent. «Het is, zegt hij kort en raak (in de noot op, blz. 11), «alsof men den vuur- brakenden trechter eens vulkaans overwelfde, en daarop zijne woning wilde vestigen." ©E TR®®rSKEf>E is" naar ons inzien als opsteleen keurig stuk van koninklijke taal. Zakelijk, houdt zij ons boe- deltje nog al niet voor bankroet. Nu wij- waren ook zoo ver gekomen met oranjen naleving der bezworen grondwetten. En het is nog zóó nietof men kan het in den Haag tamelijk wel uithouden. De onbekrompen ontwikkeling van een vrij en constitutioneel volksleven is o zoo'n mooi ding! Maar dit neemt niet weg, dat zaken van hoogere aangelegenheid (of jelui 't vat?) er niet voor moeten achterstaan! In allen ge valle, wij zeggen er van: 't is beter, niet te veel beloofd (maar zooveel meer gedaan). Gelukkig, dat- een berigt omtrent de oprigting van eene militaire school te Harderwijk wat voorbarig zoude geweest zijn. Wij hadden er anders niets onwaarschijnlijks uit gele zen. Want onze «liberale" regering had, aanstonds na de groote metamorphosede oude besluiten omtrent academiën cadettenscholen, staats-examenenz. niet alleen bij provisie voorlief' genomen-, maar gehandhaafd. Ware met zulk een harderwijker probeerseltje de vlieger opgegaanonder voor wendsel des noods dat het tot militaire zakeD behoordedat zou al weder een voet in den stijgbeugel geweest zijn, om ook eigendunkelijk over andere soorten van scholen te gaan besluiten en ordonneren. Ziet, wal gaan ook het volk zijne eigene zaken aan? Ais een troep jagthonden eens op zijne eigene manier uit jagen ging, dat zou er mooi uitzien! Daaf- om staat onder anderen ook (al is t niet met ronde woor den want dat zou slapende honden wakker maken) in de ontwerp-wet op het lager onderwijs, dat de j>liberale rege ring zelve zooveel als schoolopziener zijn zal over de kweek scholen voor onderwijzers. Dan worden juisc de personen waar het voornamelijk op aankomt, opgekweekt zoo als l be hoort weet jelui? Het is immers met het schoolwezen even dito als met het gemeentewezen. De raad moet den naam hebben van »aan het hoofd" te staan. Maar ministers, gou verneurs enz. moeten er zooveel als voogden over zijn en alle onbetamelijke eigenwijzigheden oogenblikkelijk vernietigen. Zij moeten daarbij tevens de schuldigen straffenvooral in de beurs: dat helpt het best bij zulk gemeen volk. Anders is er ook geene orde onder te houden. En de brave nederlanders mogen wè! dankbaar zijndat men zich ten hunnen beste zoo° vele moeiten getroost. Sterker bewijs van de onduidelijkheid der wetten, waar onder wij levenkan er wel niet bestaan dan onlangs door onze ministers in de Iweede hamer gegeven is, bij gelegen- hcid er sprake was over het gèvcn van ongezegelde bijvoeg sels, verslagen der Tweede Kamer enz. behelzende, bij de Couranten. De minister van binnenl. zaken beweerde dat zulks wettelijk niet geschieden mogt; terwijl zijn cojlega van finantiën betuigde dat dit volgens de wet wèl geoorloofd was. Zeker al zeer homogeen! Kennen en begrijpen nu ech ter de ministers de wetten niet, waarover juist gehandeld wordt, dan is het nog veel minder van den eenvoudigen burger te vergen, dat hij den ganschen doolhof van wetten kcut die hem van alle kanten bedreigen zoodat hij schier niets kan doen of laten of hij kan wegens overtreding van eene, of andere wet gestraft worden. Te regt wordt dan ook gezegd, dat men in dit gezegende land der vrijheid alleen door de genade der hoogere en lagere ambtenaren, bespie ders, verklikkers enz. leeft, daar niets gemakkelijker is dan ieder dien men ongunstig is door allerlei iiscaliteiten en regts- vervolgingen te ruïneren. Het rapport door de commissie der Tweede Kamer inge- bragt omtrent het vaif regeringswege aan _de Staten Generaal gedane verslag nopens den staat van het onderwerp in ons vaderland over het jaar 184/ bevat onder anderen het volgende Met betrekking tot het athenaeum te Deventer ontveinst de commissie hare meening niet, dat, gélijk zij de zaak op dit oogenhlik inziet, zoodanige instelling niet meer zijn mag wat zij te voren, schoon altijd zeer onvolledig, zijn kon; eene academie op een kleiner voet, maar bloot eene propae- deutischc leerschool, eene hoogere voorbereiding voor de aca demie dan het gymnasium of de latijnsche school." Zij acht het alzoo wenschelijk «dat ook het athenaeum te Deventer, eene stedelijke leerschool, zich eensdeels enkel tot het pro- pacdeutisch hooger onderwijs bepaalde. Aan den anderen kant zóu het zijn werkkring aanmerkelijk kunnen uitbreiden door èn als industrieschool, èn als inrigting voor eene meer wetenschappelijke vorming, dan de gewone lagere en middel bare scholen kunnen verieenenzijne gehoorzalen tc openen voor hen die tot de verschillende takken van* handel en nij verheid bestemd wordenof die eene zoodanige hoogere we tenschappelijke opleiding verlangen. Wij hebben ons meermalen voor dezelfde meening ver klaarden gclooven dat ieder hiermede zal instemmen. Des te meer bejammeren wij het, dat eene slaafsche ge hechtheid aan den letter der oorspronkelijke vermaking de verwezenlijking van dergelijk hervormingsplan tegenhoudt en de zaak op den tegenwoordigen doelloozcnminder gepas- teu voet houdt. Hoeveel meer nut .zou met deze zelfde fondsen niet gesticht, welke wezenlijke behoefte niet vervuld en welk voordeel voor de stad en hel algemeen er niet door verkregen worden zoo eene minder bekrompene uitlegging meer cp den geest lette, en niet aan den letter bleef hangen. Dc Staatscourant van 20 dezer bevat het volgende hoogs1 balangrijk berigt: «De ministers hebben hun ontslag verzocht. Zijne Majesteit heeft hetzelve nog niet aangenomen, maar op gisteren de Heeren Mrs. D. Donker Curtius en Ligiitenvelt bij zich ont boden en heden bij zich ontvangen en heeft aan hen de noodige instructien gegeven, ten eirule eene -nieuwe zamen- stelüng van het ministerie voor te bereiden en van hunne bemoeijingen aan Zijne Majesteit verslag te doen." liet H.H. meldt als bijzonder berigt uit 's Hage hierbij Het bevreemdt algemeen dat het ministerie dc beraadsla gingen over het ontwerp van adres, in de beide Kamers der Staten-Gcneraalniet heeft afgewacht, alvorens zijn ontslag aan den Koning aan te bieden. Het schijnt, dat het zijne zwakheid gevoeld en de onmogelijkheid ingezien heeft, om, na al hetgeen er in -de afgeloopene zitting der Kamers is voorgevallenzijne taak voort te zetten cn te voltooijen. Welligt dat de aftredende ministers de beraadslaging over het adres nog te baat nemen, om hunne bedoelingen, hunne in- zigtenhunne ontwerpen opentlijk te doen kennen. Het is tot dusver onzeker, welke de bepaalde aanleiding is der af treding van het ministerie. Sommigen willen, dat'de benoe- miiv» der drie candidaten voor het voorzitterschap der Tweede Kanier, op gisteren, de overtuiging zou hebben gegeven, dat het ministerie in de nieuwe zitting bij de Tweede Kamer met eenen grooteren tegenstand zou te worstelen gehad hebben dan gedurende de afgeloopen zitting. Anderen beweren ech ter, dat de reden der aftreding ook vooral moet gezocht worden in het Daderende tijdstip van de aanbieding der staats begroting voor 1850. Immers bij die gelegenheid zal de

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 2