m hebben om langer te durenen dc hoop op beterschapvroe ger zoo vast gevestigdmag zij thans voor een. goed deel hebben opgegeven. Doch ook dit brengt den burger niet uit zijn phlcgma. Nu hebben wij, redeneert hijeene gewij zigde grondwet, en liberale ministers, en cene door ons zei- Ten gekozen Tweede Kamer, en 't is er toch geen zier beter om geworden; en daarbij neemt hij zich voor om, ter vei- mijding van nuttelooze moeite en ergernis, zich nooit met politiek meer in te laten, en zonder te bedenken, dat juist die onthouding en overschilligheid het kwaad deed ontstaan, gaat hij het zoodoende stijven en bestendigen. Wat is het slot van deze onze beschouwingen over de lie gen ng en de Natie, indien zij eenige waarheid behelzen/ Het is het treurig besluit, dat het nog lang zal kunnen du ren, eer er wezenlijke verbetering komt. Want het kwaad zit wel bij de regering, maar de wortel van het kwaad zit in de natie, en zoo lang deze hare onverschilligheid niet af legt en hare deelneming aan de wijze, hoe s lands aangele genheden behandeld worden, blijft onthouden, zoo lang zal zij de verkeerdheden der Regering voeden en door haai öe- minacht en gekneveld worden. Met ontwerp van wel op het lager ontleru ijs is ons voor alsnog, en over hot geheel, m de hand gevallen. Voor alsnog: want de ondervinding heeft ons ge eei i om niet voorbarig opgevlogen te zijn met hetgeen uit den daag komt. En de zaak is zoo gevrij tig, dat wij ons niet in ee - den, aanstonds op te merken en in te zien alwat door de openbare discussie nader kan worden uit de hoeken gehaaid. Eet ontwerp is ons in de hand gevallen: want het is nog al kort, geen lang nat door bange en caalulense omdooling over allerlei mogelijkheden; en op de Grondwet-artikelen die met .Ie zaak in aanraking komen, hadden wij iets ergers verwacht. Evenwel over het geheel: want reeds aanstonds hebben wij aanmerkingen. Wij gaan deie beknoptelijk. aanwijzen. Volgens art. 6 behoeven vreemdelingen tot het geven van on derwijs koninklijke vergunning, en mogen vreemdelingen niet aan tiet. hoofd eer.er school staan, dan, in zeer bijzondere ge vallen, op ontheffing door den koning. Tol voorkoming van misversta .d zou eene kleine bijvoeging ons Diet kwaad dun kennamelijk dat vreemdelingen overigens aan alle vereisch- ten moeten voldoen. Maar zijn zulke veigunningen een ko ninklijk werk? De commandeerjeukte begraaft bij ons den komnj onder alleilei wisjewasjes. Een goed koning heeft wel zooveel te doen met groule zaken dat hij zijnen tijd niet be hoeft te verbeuzelen, ook niet aan het onderzoek van infor matici) over zwitsei'schc en duilsche ondermeesters. VV ij we ten wei, dat de koningen zelfs de minister, zich dat on derzoek zoo zuur niet zou laten vallen maar dit is juist eene reden om hen niet te beiasten met zedelijke verantwoor delijkheid voor andermans werk. Wij houden niet van zulke helles en figuurtjes, en kennen liever de persbnen welke over aanstellingen oordtrlen. Altijd moet de minister eenigen tijd wijtien aan onderzoek omtrent personen. De omslag en de veelheid welke in dit opzigt door de oude bemoeiziekte is in gevoerd, is juist eene der groote oorzaken welke den minister reeds vermoeid hebben, eer hij aan het meer ge wig tl ge kan denken. Wij mcenen ook, dat het weigeren of toelaten van vree mei e ouderwijzers aan een gezworen collegie behoort te worden opgedragenen niet moet afhangen van één of twee personen, mis>chien somtijds van één ol twee caprices. Ook volgens hel ontwerp dobbelt de toelating van yreemden met het gedobuer der politiek. Is de politiek bang, dat ne- derlamlsche nalurelletjes gevaar zouden loopen van verdron gen te wot' en door poespassen-coëffuresdan wijst zij ook de taalmeesters al die wij zoo brood-noodig hebben zoo dik wijls zij niet stellig zeker is van slaafsche gedweeheid. Doch wil de politiek een wit voetje verdienen bij de toongevers van het zuiden, dan haalt zij braaf jesuiten in. Het ontwerp maakt ons het optreden van vreemde taalmeesfc ters veel te moeijelijk. Eene taal leert men onmogelijk goed van al wie niet in die taal geboren en getogen is. Opoffering onzer jeugd aan de industrie van eenige inlandsche taalsta- meJaren breekt ons op, als den hond de worst. Dan moet naderhand op reis genezing gezocht worden van hetgeen in de jeugd aan ons verknoeid was. Op reis is het reeds te laat, en worden ivij slechts uitgelagchen om ome groenheid in vreemde vormen en denkbeelden, waarvan ons te huis niet bij tijds donr vreemden de sleutel was in handen gege ven. Aan die gebrekkige bekendheid met het vreemde is ook de echt vaderlandsehe verwaandheid toe te schrijven, welke van vreemde onderwijzers slechts verpesting der harken-zeden verwacht. Rij art. 10 worden de beginselen van stel- en meetkunde eerst toegelaten bij de hoogere scholen, namelijk der 1ste klasse. Thans worden reeds op de bewaarscholen, met blokjes en snippertjes, al spelende in de kleine kinderen begrippen uitgelokt welke onder die beginselen kunnen ge teld worden. Waarom niet? Yoor de kosten vinden wij ook hier weder bet committé van afschuiven op gemeenten en provinciën. Wij laten dit echter glijdenomdat hetalles lame-ngeiTomenzoowat op het zelfde nederkomt. Wij mee- nen echter, dat art. 15 wat al te precies zoo en zoo veel opcenten, niet meer of minder, voor de kosten bestemt. Art. 10 zegt: »Tot opleiding van onderwijzers zijn er van «rijkswege eerie of meerdere kweekscholen." Allerbest. Maar zou ook de wet niet mogen zorgen, dat met zulke inrigtin- een liefst zulke steden bevoordeeld worden welke daartegen andere instellingen kunnen missen tot bezuiniging? Dc haag- schc hoeren willen zekei licvci de uitdeeling van alle gunsten en voordeden aan zich houden. Maar het wordt hoog tijd dat de natie en de wet daar een stokje voor steken. En, za'l alleen dc minister die kweekscholen naar zijn goeddunken in- rigten? Art. 24 geeft weder eene jurisdictie aan gedepu teerde staten over goed of verkeerd gedrag van onderwijzers. Het is aannemelijk, dat eene administratieve aanstelling ook administratief door de aanstellers kan worden ingetrokken of geschorst. Maar het administratief gezag moet niet bij over weging en uitspraak beschikken over de reputatie en de eer of schande van personen dit kan in een vrij land alleen wor den oj,gedragen aan een collegie van regterlijken aard. Het wordt óók hoog tijd een stokje te steken voor dat onophou delijk probeersel om gedeputeerde staten tot exceptive regters le maken over alwat men maar kans ziet o.n aijn eigenlijke regtsmagt te onttrekken. Het verbod in art. 3d aan 'huison derwijzers, om ten hunnent onderwijs te geven, komt ons te algemeen voor. Het kan dikwijls ongelegenheid geven. Volgens art. 38 zou wel een proces-verbaal van eene geheele schoolcommissie, maar niet van leden cencr schoolcommissie onder schriftelijke bescheiden geteld worden. Waarom? Art. 3D is weder ccn staaltje van bcstierzucht. Alleen de nnodige bepalingen tot uitvoering der wet kunnen aan de uitvoerende magt worden opgedragen. Het is onnoodigdit in de .wet te zeggen. Het art. moet weder tot grond en vei- schooning dienen voor allerlei bepalingen <1 ie men bij-besluit en builen de toet schijnt te willen maken. Uit de geheele wet volgt, dat wij nu toch kinderkerkjes en sectescholen krij gen. Dat geheel te verhinderen, schijnt onder de nieuwe Grondwet ook wel onmogelijk. Maar ten minste zullen nu de hnistyrannen in de beurs moeten tasten, wanneer zij de jeugd willen afsluiten van de groote kinderwereld, van de gelegenheid tot aanvankelijke ondervinding en nienschcnken- nis, van het viije streven en zoeken naar waarheid, en zij aan die weerlooze cn ligtgeloovige jeugd hunne eigene, al leenlijk hunne eigene, eenzijdigheden enbeslissingen willen opdringen. Wel is waar komt in art. 24 iets voor dat be stemd is om in dat opzigt veel kwaads te verhinderen. Maar op het woord opzettelijk aldaar zal de meeste verhindering af sluiten. Bewijs mij toch eens, welk opzet er binnen in den meester gezeten heeft! En in de geheele wet missen wij een gebodom de jeugd te ontwikkelen cn op te leiden tot regt- vaardigheid, zedelijke reinheid, goeden wil en maatschappe lijke deugden. De Tweede Kamer der Staten-Gen. heeft den 3 dezer hare zittingen hervat. Rij de opening der zitting geeft de Voorzit ter te kennen, dat het vereischte getal leden niet aanwezig is cn worden diensvolgens, overeenkomstig de deswege be staande bepalingen, de namen der afwezige leden door den griffier opgelezen. Zijn ingekomen eenige koninklijke bood schappen, ten geleide van zoo vele wetsontwerpen, met de daarbij behoorende memorien van toelichting. Die ontwerpen zün dc volgende: 1". betreffende de heffing cener provinciale belasting in Overijssel; 2J. houdende nadere "bepalingen om trent hel opgeheven bijzondtr fonds wegens de proces-kosten; 3". houdende regeling van het lager onderwijs, en 4°. het ontwerp van gemeente-wet. Den 4 dezer is door de Tw. Kamer der Staten-Ren. na langdurige beraadslaging niet eene meerderheid van 31 tegen 10 stemmen aangenomenhet ontwerp van wet wegens de heffing van provinciale'belastingen in Viicsland. Er zijn in dat ontwerp drie wijzigingen gebragt. 'len eerste is, op voor stel van den Heer de Monchï, zoowel in de overwegingen van het ontwerp, als in art. 1, opgenomen de bepaling, dat de belastingen worden bekrachtigd over ieder van de jaren 1849 en 1850. En ten tweede is, op voorstel van den Heer Bacuiene, in art. 1 opgenomen, dat de bekrachtiging der voormelde belastingen geschiedt op de wijze, bij hel besluit der Staten van Friesland van 28 Maart 1849 vastgesteld. De Tweede Kamer dacht al eens goed bij de hand te zijn, toen zij volhield het inkomen der kroon niet te kunnen re gelen indien zij niet eerst ccnc wet omtrent de kroondomei nen had aangenomen. Welnu! de minister heeft haar zin gedaan; hij heeft haar eerst die wet, met veel moeite gea mendeerd laten overwegen en aannemen maar nu hij het inkomen naar zijn zin geregeld gekregen heeft, laat hij de

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 2