Minister in zijne onschuld (want wij willen volstrekt aan geen opzet denken om de zwarigheden met eene onwaarheid te vergrooten) dat de omstandigheid, dat een gedeelte van die slaven toebehoort aan inlandsche vorsten en grooten eene eigenaardige moeijelijkheid tegen de emancipatie op Java op levert. Ziedaar wat er is van de eigenaardige moeijelijkheden welke de Minister zich schept. Wanneer hij omtrent andere onderwerpen van zijn .departement al even goed ondemgt is, dan hebben de Koloniën eene schoone aanwinst gedaan INog heeft de Minister gezegd, dat hij, het instellen van eencn Raad van koloniën in het midden latende, bij de behandeling van belangrijke koloniale aangelegenhedende adviezen zou inwinnen van degenen, die over dezelve met eeniy nut [houdt hem vast, ongeroepen lichtverspreiderslicht kunnen' ver spreiden. Doch men beweert dat Z. Exc. een afkeer heeft van lezen, en moeijelijk tot kennisneming van gcschie\en ad viezen of rapporten te brengen is, in wélk geval de adviezen van die lichtverspreiders met ccnig nut, al evenveel goeds zouden te weeg brengen als zij die licht verspreiden zonder nulNog-beweert men, dat Z. Exc. geneigd is de werk zaamheden te verschuiven en volstrekt niet vaaidig is in het afdoen van zaken. Dit brengt ons op eene idee. Waarom hebben de Ministers tot hoofd van het Dep. van Koloniën ecnen man gekozen uit een ander vak, twclk alleen al de studie van een mensch in aanspraak neemt, en van wien dus niet te vergen noch te verwachten is, dat hij eene tweede zoo uitgebreide wetenschap, als de kennis van onze overzeesche bezittingen en koloniën, zal meester zijn, en wei in die mate als tot het wel besturen dier gevvestcn met bil lijkheid mag geeischt worden Zij hebben dit punt van de vermoedelijke kennis en andere over het hoofd gezienooi wille van de homogeniteit. Sedert de beruchte interpella tie van den heer Qroen van Prinsterer is. de homogeniteit van ons ministerie een voorwerp van al gemeen e navorsching geworden, en ieder zoekt te weten, waarin zij bestaat. Wel nu, wij gelooven het raadsel opgelost, de zaak gevonden te hebben. De homogeniteit van ons ministerie, datgene waar over allen het eens zijn^, en dat zij tot grondslag hunner han delingen gelegd hebben isalle handeling tot de toekomst te verschuiven en niets van gewigt tot stand te brengen. ©a*asajc Iiövcbï. Het begint er weer conservatief uit te zien in Europa. Rusland heeft zich met nog méér bemoeid dan zijn eigen be- rooeisel. In Hongarije zijn de zaken geschipperd. Den fraüsch- man vervelen eindelijk zooveel standjes: hij zal veel dulden, om maar rust te hebben. Dus ook bij ons nadert de tijd, dat de vruchten kunnen geplukt worden van het kat uit den boom kijken. Ons ministerie zien wij nu door een horentje. Men heeft gezorgd, dat vertrouwde personen hebben a gege ven, met een «liberaal1' geschreeuw tegen de ministers. Het ontbreekt niet aan chorus dat mee zingt: want reeds lang had men gezorgd, dat de ministers de handen vol hadden met het noodige knutselwerk. Of het vooreerst bij ons te land mogelijk is, ministers te hebben zoo als de natie ze wenscht, willen wij maar onbeslist laten. Mogt de letter on- zer staatsregeling het niet verhinderen, men heelt zijne huis middeltjes. Wat zou een minister winnen met hart en ziel voor het volk? De keus, om al heel spoedig bakker-af te zijn en zich door nog erger te zien vervangen, ol om voor taan maar zoet en lief te doen wat men verkiest. Zoodra nu het ministerie omver is geschreeuwd, krijgen wij een ander. Zal het een beter zijn? Beternu de kans zoo mooi staat om ons wat meer positief te drillen? Beter nu men ons deze ministers voor liberaal" had aangerekend? Beter, nu men in triumph zal uitroepen: «Ziet gij, hoe het volk op libera lisme gesteld was"? De hoop der natie kan nu uitzien naar het huis van Oranje en den nieuwen koning. Geleerde staatslui mogen lang en breed philosopheren en adviseren uit verantwoordelijkheid en onschendbaarheid; wij houden het er voor, dat het voisten- huis en de koning nog magt genoeg hebben om het schip op de goede haven af te sturen. O, een enkel koninklijk woord heeft tooverkracht bij ons! Het moet nu spoedig blijken, wat ons gegund en toegedacht is; en of, zonder gekocht of ge huicheld lawaai, eene stille stem in onze harten duisteren zalOranje boven Op welk eene wijze de nijverheid hier te lande beschouwd en behandeld wordt (behalve de stelselmatige vermoording dooi de patent-inquisitie) hebben wij dezer dagen weder op eene jammerlijke wijze geziendoor het gebeurde met den Heer C. Becker te Arnhem. Deze heer, onbetwistbaar de grootste werktuigkundige van ons land niet alleen, maar vooral wegens zijne sterrekundige werktuigen door geheel Europa beroemd en gezochthad zich vóór eenige jaren te Arnhem gevestigd. Hij bouwde aldaar een huis en werkplaatsen op eene destijds nog weinig bebouwde plaats in den naasten omtrek der stad, met uitdrukkelijke toe stemming en vergunning der Regering. Later had echter de Regering de onvoorzigtigheid (om het zachtste woord te gebruiken) in de onmiddellijke nabijheid dezer werkplaatsen een stedelijk ziekenhuis te bouwenniette genstaande, zoo wij meenen de stellige belofte dat dit terrein tot andere doeleinden zou gebezigd worden. Het bleek echter weldra, dat de nabijheid der werkplaatsen en het geluid der in de maak zijnde of beproefd wordende werktuigen zeer lastig en hinderlijk voor de patiënten van het ziekenhuis was. Nu zou men zeggen dat zulks vooruit gemak kelijk te voorspellen ware geweest; doch men weet dat Groote Heeren in Nederland niet gewoon zijn veel op den burger te achten of zich om de nijverheid te bekreunen. Het ziekenhuis was er nu eens en zou ook gebruikt worden. Doch de werk plaatsen waren er ook, en waren er zVlfs reeds veel vroeger - geweest; en hierdoor werd het gebruik van het ziekenhuis schier onmogelijk gemaakt! Wat nu te doen? De zaak was zeker eenigzins lastig, daar de Heer Becker niet verkoos zijne affaire te verzaken uit consideratie voor het ziekenhuis, of liever voor dc Heeren die hem dit, tegen belofte, voor den neus hadden geplakt. Er werd echter iets op gevonden ge heel in ISederlandschen zin. Lr werd in der haast eene keur gefabriceerd, waarbij dergelijke geluiden als van de werktui gen van den Heer Becker verboden worden en de Keer B. lot drie dagen gevangenis en eene geldboete veroordeeld!!! Zoo was de zaak dan nu schitterend gewonnen; ofschoon ten koste der nijverheid; maar wat beteekent dit in Nederland! Het gevolg hiervan was nu dat de Heer B. zich gereed maakte het land te verlaten en zijn etablissement naar Dus- seldorf over te brengendaar het hem onmogelijk was op deze wijze zijn bedrijf hier te lande voort te zétten. Zoo werd dan een kunstenaarwaarop Nederland trotsch mogt zijn, verdreven, zoo ging het belangrijk voordeel en het aan zienlijk productief kapitaal door hem in omloop gebragt, voor- ons land verlorenzoo bleek het in dren vreemde hoe de nij verheid hier behandeld wordt. Dit scheen nu, bij nadere overweging toch wat erg; en volgens een berigt dat wij dezer dagen in de Couranten la zen, werd »den Heer Mechanicus C. Becker kwijtschelding verleend van de policiestraf tegen hem uilgesproken wegens overtreding eener stedelijke Leur; waardoor men zich vleit dat de mechanische inrigting van dien heer voor ons land zal -behouden blijven!" Wij vreezen echter dat men ook nu weder den put zal ge dempt hebben toen het kalf verdronken was, en de heer B. weinig lust zal gevoelen langer van den zegen der Neder- landsche regering en de wijze waarop de nijverheid door haar begunstigd wordt te profiteren. Er heeft in de vorige week te Parijs eene vergadering plaats gehad, die wonderlijk afsteekt bij de tooneelen van moord en verwoesting, waarvan die stad zoo dikwijls getuige was, bij de beroeringen die geheel Europa in onrust zetten namelijk een congres tot bevordering van den bestendigen vrede. Ge wis moet de zaak eiken ruenscbenvriend ten hoogste aangele gen zijn het is eene zaak die de Christelijke godsdienst geheel op hare zijde heeft, waarvan de welvaart der volken afhangt, en die alleen door valsche staatkunde en regeringen, die in luw geweld hare magt zoeken, kan miskend en tegengewerkt worden. IV ij hebben het meermalen gezegd hoe de staande legers een kanker van den staat zijn en een der magtigste ooizaken van het verval der maatschappijen en der toenemende armoede. Met volle overtuiging bevelen wij dus de volgende woorden van Victor Hugo, uit zijne openingsrede, ter over weging en behartiging aan Uit dé onderling vergeleken statistiek en budgetten blijkt, (lat de Europesche natiën jaarlijks voor het onderhoud hunner legers eene som van niet minder dan 2000 millioenen francs uitgeven, welke, zoo men er de kosten van onderhoud der oorlogs-etabhssementen bijtrekt, tot 3000 millioenen klimt. Voeg nog daarbij de waarde der voor den arbeid verloren dagen van twee millioenen menschen die gezonder, krachtiger en jonger dan anderen, ja de bloem der bevolkingen zijn, eene waarde, die men ook niet minder dan 1000 millioen moet iekcneo dan ziet gij, dat de staande legers van Europa niet minder dan 4000 millioen francs kosten. Mijne heeren! de vrede heeft 32 jaren geduurd, en aldus is de monsterach tige som van 126,000 millioenen in tijd van vrede voor den oorlog uitgegeven! Vooronderstelt, dat de volken van Europa in stede van elkander te wantrouwen, te haten, te benijden, elkander bemind hadden, en dat zij de menschheid als eene groote familie beschouwd hadden, dan zou die som van 128,000 millioenen die zoo dwazelijk en nutteloos door het wantrouwen verkwist is, door het vertrouwen gebruikt zijn! «Geef die ontzagchelijke som aan den arbeid, genie, de nij verheidden handel, de scheepvaart, den landbouw, de we-

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 2