NIEUWS- EM
ADVERTENTIE-BLAD.
1 September 1849.
N". 58.
KALEIDOSKOOP
2WOLLE, HEVEWTEH
Dit blad verschijnt geregeld alle Zaturdagen. De
prijs van liet abonnement is voor Zwolle, Deventer,
Ztilphen en Apeldoorn 75 cent in de drie maandeD;
overal elders franco per post87i/2cent. Alle post
kantoren nemen bestellingen aan.
De prijs der Advertentiën is van één tot vijf regels
50 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be
halve 35cent zegelregt bij iedere plaatsing.
SUTPMENAPELBOÖRW.
De Advertentiën moeten vóór Vrijdag middag vier
uur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden.
Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten
franco geschieden, hetzij door bemiddeling der Post
kantoren, of te Zwolle bij "W. E. J. Tjeenk Willink;
DeventerA. ÏEa Gunnb; ZutphcnJ. H. Mellink;
ApeldoornB. Gunning.
DctoiaiBÓ. vaai <lcia Minister vasi Sioloeicsi.
II.
Aug. had de heer
In de zitting der Eerste Kamer van
Taets van Amerongen zoo als wij in ons vorig nommer za
gen de Regering verweten dat zij van de weder inbezitne
ming van Java af tot 1849 niets hoegenaamd verrigt had
voor de slaven in onze Oost-Indische bezittingen. Het ant
woord des Ministers vjng aan met de gewone opmerking van
allen, die zich aansluiten aan het stelsel der autocratie; dat
de toestand der slaven in onze Oost-Indische bezittingen verre
is van zoo ongelukkig te zijn als men het voorstelt, dat het
getal der slaven aldaar van lieverlede vermindert, en wel ten
gevolge van de bestaande bijna algemeene gewoonte, dat de
eigenarenbij hun afsterven of repatriërenhunnen slaven
de vrijheid schenkendat hun getal op Java dan ook thans
reeds het cijfer van 12,000 niet meer bereikt, en het om
deze reden te verwachten isdat dit van zelf tot niet zal ge
raken dat overigens de quaestie eenqr emancipatie op
Java hare eigenaardige moeijclijkheden heeft, met het oog op
de omstandigheiddat een gedeelte van die slaven toebehoort
aan inlandsche vorsten en grooten en de onteigening zou in
grijpen in de inlandsche zeden en gewoonten op welke het
niet dan om zeer overwegende reden raadzaam kan zijn in
breuk te maken.
Op het eerste merken wij aan, dat volgens sommigen op
het gelukkige van dien toestand veel valt af te dingen ten
tweede dat ook ten gevolge van de toelating der slavernij de
onmeedoogende Chinees, Maleijer, Arabier enz. slaven houdt;
ten derdedat men uit den toestand der slaven in de Euro-
pesche huisgezinnen op Java niet besluiten kan tot dien op
de buitenbezittingen, te Timor Koepong b.v. op BandaAm-
boina enz.
Op het tweede, dat, moge het waar zijn, dat velen bij
testament of bij terugkeer naar het vaderland aan slaven de
vrijheid schenken nog meer echter zulks nalaten en dat er
wel geene weck voorbijgaat, of op eene der drie hoofdplaat
sen wordt het christen- en mensch-onteerend schouwspel ver
toond van de openbare veiling van een mensch.
Wat het cijfer van 12,000_ aangaat'twelk de Minister
noemt een minister dient goed te weten wat hij zegt.
Weet hij op een oogenblik een getal niet, hij kan het laten
naslaan op zijn ministerie, maar als hij het noemt, moet het
juist zijn. l)e minister zegt uitdrukkelijk dat hij het getal
slaven op Java noemt. Wij hebben opgaven gezien van een
geacht oud-ambtenaardie in Indie hooge betrekkingen be
kleed heeft. Volgens deze opgaven bedroeg in 1834 het aan
tal slaven te Batavia 4052, over geheel Java 7892; in 1843'
te Batavia 2436, over geheel Java 4910.
De Minister zegt, dat de quaestie eener emancipatie op
Java hare eigenaardige rnoeijehjkheden heeft; wij dachten,
zij had op Java hare eigenaardige gemakkelijkheden en wel
zoo groote als nergens elders op de wereldwaar slaven vrij
gegeven zijn of nog onder 't juk gekromd gaan. Want overal
elders maken zij eene bron van bestaan uit, op Java alleen
zijn zij een voorwerp van weelde. Overal eluers hangt de
bearbeiding van den grond en het werk in de fabrieken tot
den aanbouw en de bereiding der voortbrengselen van de
tropische gewesten af van de slavenmagtop Java is zijne
taak alleen tot huisselijk werk, bediening, en vergrooting
van staatsie bepaald. Overal elders verliest de eigenaar, bii
het vrijlaten van een slaaf, een arbeider, aan wien hij be
hoefte heeftop Java een opeterdie onderhouden wordt om
de praalzucht van den heer en de heersch- of kommandeer
zucht der meesteres te streelen. Overal elders tast gij den
eigenaar in zijn bestaansmiddel aan als gij aan zijne slaven
raakt, en meestal ontbreekt en dit is de grootste moeije-
lijkheid van alle de gelegenheid om den slavenarbeid te
doen vervangen, zoodat de emancipatie de productie vernie
tigt; maar op Java, waar alle veid- en fabriekarbeid door
vrije lieden geschiedt, is ook tot huis- en lijf bedienden de
ruimste voorraad van vrije Javanen, die het weinige, wat
de slaaf uitvoert, voor een matig loon verrigten. In ée'n
woord al de moeijclijkhedendie elders de emancipatie in
den weg staan, ontbreken op Java.
Maar, volgens den Minister, heeft eene emancipatie op
Java hare eigenaardige moeijelijklieden»met het oog op de
omstandigheid dat een gedeelte van die slaven toebehoort
aan inlandsche vorsten en grooten en de onteigening zou in
grijpen in de inlandsche zeden en gewoontenop welke het
niet dan om zeer overwegende redenen raadzaam kan zijn in
breuk te maken."
Wij hebben die woorden meermalen bekeken en overgele
zenmaar zij staan er, zóó en niet anders; zij staan in het
officieel verslag van de zitting in het Bijblad tot de Staats
courant: »Z. Exc. de Minister van Koloniën antwoordt met
«opzigt tot de zaak der emancipatie." Er kan dus niet aan
betwijfeld wordenof de man aan v/ien het bestuur onzer
Overzeesche bezittingen is toevertrouwd, heeft deze woorden
uitgesproken, welke volslagen gebrek aan kennis in de zaak,
waarover hij het woord voert, en groote onbekendheid met
Java, onze hoofdbezitting, verraden,
't Is waar, dat het niet dan om zeer overwegende redenen
raadzaam zijn kan inbreuk te maken op inlandsche zeden en
gewoonten ofschoon eene zaak van menschelijkheid zoo
wel mogt in aanmerking komen onder die overwegende rede
nen als zoo menige manoevre ter vermeerdering der inkom
sten maar de emancipatie op Java zou niet alleen geene
dergelijke inbreuk zijn, maar integendeel geheel en al in
overeenstemming wez'en met de inlandsche zeden cn gewoon
ten, waarop de invoering der slavernij eene duchtige inbreuk
gemaakt heeft, zoodat de opheffing het herstel eener grieve
zoude zijn. De slavernij namelijk was op Java onbekend,
voor de Europeanen voet op dit eiland kregenhet waren
dezen die dezelve invoerden. Doch niettegenstaande het lange
verloop van tijd en het verleidelijk voorbeeld, heeft die mensch-
onteerende instelling bij den Javaan geen ingang kunnen vin
den nog altoos wraakt hij het bezit van slaven, en «et «net
afschuw het veilen van een mensch op de publieke verkoo-
pingen. Terwijl alzoo de Javaansche vorsten en grooten van
het houden van slaven een ai keer hebben (1)vertelt de
m De lieer van BoSvell, in zijne- reis over Java, deel II, pag. 58,
meldende lioe de Sultban van Soemanop hem verhaalde dat deze inland
sche vorst .zich schaamde en het bloed hem verstijfde, wanneer hij
dacht aan 'tgeen hij eens te Batavia cn te Samarang gezien had, waar
menschcn op eene publieke verkooping werden gebragt, op eene tafel
ten toon gesteld, en nagezien en onderzocht werden als schapen en run
deren voegt er bij: Javaansche vorsten en grooten houden nim
mer staven.