«F NIEUWS- Ei ADVERTENTIE-BLAD. <2d Augustus 1849. N°. 54. KALEIDOSKOOP. EWOELE, DEVENTER Dil blad verschijnt geregeld alle Zaturdagen. De Prijs van het abonnement is voor Zwolle, Deventer, Zutphen en Apeldoorn 73 cent in de drie maanden; overal elders franco per post8T/2cent. Alle post kantoren nemen bestellingen aan. De prijs der Advertenliën is van dén tot vijf regels 30 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be halve 53cent zegelregt bij iedere plaatsing. Zll l'UESIAPELDOORN. De AdvertentiGn moeten vóór Yrijdag middag vier uur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden. Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten franco geschieden betzij door bemiddeling der Post kantoren, of te Zwolle bij W. E. J. Tjeenk Willink; Deventer, A. Ter Günne; ZutphenJ. II. Mellink; ApeldoornB. Gunning. DebrnW vaa» «ücaa Minister v.ni feoJoaiaëu. Is er een ministerie, 't welk in de tegenwoordige omstan digheden veel omvattende kennis, een gevestigd oordeel en eene vaste hand vereischthet is het ministerie van Koloniën. Terwijl onze post-Indische bezittingen het anker uitmaken dat het schip van staat voor stranden behoeden moet levert bijna elke dag nieuwe voorbeelden van de onvoldoende wijze waarop die bezittingen bestuurd wordenen van de verre gaande misbruiken en geldverspillingenwelke onder toela ting of op last der autocratie, steunende op de onbekendheid en de verpligte geheimhouding, aldaar plaats vinden. Luide wordt op wijzigingen in dat bestuur, op betere waarborgen voor een rigtig beheer, op grootere veiligheid en gerustheid van den Nederlandschen burger in Indië, op de voordragt der organieke wetten ten gevolge van art. 59 en 60 der ge wijzigde Grondwet, aangedrongen, en geene gelegenheid laat de Vertegenwoordiging voorbijgaan om inlichtingen te vragen omtrent tot hiertoe duistere en verborgen gehouden zaken en het belang van eene vaste regeling in 't licht te stellen, terwijl Indië zoowel als het moederland met gespannen ver wachting naar die zoo noodige regeling uitzien. Intusschcn bevindt zich de portefeuille van Koloniën bin nen weinige maanden voor de derde maal in andere handen, welke snelle wisseling alle eenheid van handeling en vorde ring tot eenen gevestigden stand van zaken buitensluit. Zal zij nu eindelijk in de regte handen zijn aangeland, die het moeijelijke maar noodzakelijke werk tot stand zullen brengen? Ieder hoopt het, ofschoon, bij de volstrekte onbekendheid, waarin de natie ten aanzien der kundigheden en zienswijze des nieuwen ministers, die onlangs van zijnen post als opper bevelhebber der zeemagt in Oost-Indië in het vaderland is teruggekomen, omtrent de koloniën vei keert, niemand zulks kan bevestigen of ontkennen. Met des te grooter belangstel ling neemt men de gelegenheid waar, waaruit men hierom trent lot eenige zekerheid zou kunnen komenen zoo ook de eerste optrede van den nieuwen minister van koloniën van den Boscn als zoodapig in de zitting der Eerste Kamer van 6 Aug., ter gelegenheid van de beraadslagingen over het wetsontwerp ter regeling van het gebruik van hel koloniaal batig slot. over 1347. Wie echter gehoopt haddat de mi nister bij deze gelegenheid eenigzins zijne inzigten of voorne mens of zijne zienswijze betrekkelijk zoo vele gewigtige vraag stukken als omtrent onze overzeesche bezittingen hangende zijn, zou hebben kenbaar gemaakt, heeft zich deerlijk be drogen gevonden. Wij zijn zeker niet gewoon dat onze ministers zich over zulke punten uitlatenen worden zij er door interpellaties toe gedrongen dan laten zij zoo weinig los, als mogelijk is, of behelpen zich met winderige alge meenheden, zoo als: ons program is de grondwet; de nieuwe minister had echter-eene uitzondering kunnen maken. Maar, hoe weinig men dan ook verwachten mogt, zoo schraal en zoo onbeduidend als de redenen des ministers bij die gelegenheid zijn uitgevallen had wel niemand zich k unnen voorstellen. Z. Exc. be gon met te zeggen, dat het tegenwoordig on derwerp der beraadslagingen door zijnen voorganger in de Tweede Kamer was toegelicht, door ook de vele vra gen toen gedaan, in het breede beantwoord zijn (wel derde is onbeantwoord gebleven). Hem bleef nu slechts over het algemeen verslag te beantwoorden: hij was het eens met zijnen voorganger, dat men voor 's hands niet wel verder gaan kon met het onverzekerd laten van een gedeelte eener lading dan zoo als nu bepaald was. Ten andere de vermel dt van het cijfer van het batig slot ook in schrijfletters zou bij °de uitvaardiging der wet plaats hebben De heer van Beeck Vollenhoven sprak bij deze gelegenheid: 1. over het noodzakelijke, dat de aanbieding bespoedigd worde der wet, waarbii het beheer en de verantwoording der koloniale geld middelen zullen geregeld worden2. over het regt der Re gering om op eigen gezag omtrent den vervoer en verkoop der koloniale producten contracten aan te gaan; 3. over de voordragt van wet omtrent de contracten met de Handel- maatschappij (eerstelinge des Ministers); 4. over de Handel maatschappijwier bestaan in de waagschaal te stellen reeds als nationale ramp zou zijn te beschouwen; 5 over de assu rantiën; 6. over de herziening van het Indische pensioen-re glement; 7. over de schuldvordering ten laste der JNed. stoom bootmaatschappij wegens de stoomboot Pylades; 8. over de belangen der Surinaamsche slavenbevolking; 9. over tege moetkoming in het lot der bewoners van het Ned. gedeelte van het eiland St. Martin. Hierop antwoordde de ministerdat ook hij van oordeel was dat de wijze, waarop de schuldvordering ten laste der Ned! stoombootmaatschappij geregeld is, uelligt doelmatiger had kunnen zijn. IntuScctien verklaarde hij de zaak tot het onderwerp van een nader onderzoek te zullen maken. I en aanzien van het onderwerp der slaven-emancipatie in de West-Indien, zullen ook zijne pogingen steeds strekken om alles aan te wenden, wat bevorderlijk kan zijn aan de rust en orde in de koloniën (Wat moet dit nu beteekenen wij zullen zorgen voor genoegzame krijgsmagt om dc onwilligen te dwingen, en geene emancipatie?) Met opzigt tot het eiland St Martin; het zal een punt van onderzoek uitmaken, in hoeverre in den toestand der kolonisten zou kunnen wor den te gemoet gekomen door zoo mogelijk uitbreiding te ge ven aan de productie van zout op genoemd eiland! Al het andere ging de minister met" stilzwijgen voorbij. De heer Ta-ets van Amerongen haalde de zaak der emanci patie van de slaven in onze Oost-Indische bezittingen op en beweerde dat dc Regering niets, volstrekt ™ts J°°r de emancipatie dier slaven heeft verrigt. HJ staafde zulks met aanhaling van reglementen en andere ofïicièle stukken. Ten tweede sprak hij over het ministerie van Kolonien somde eenige 'der vele en gewigtige zaken op, welke het hoo 1 van dat ministerie volkomen kundig wezen moet om lot e slotsom te komen, dat er geen mensch is, die al d,e kundigheden kan meester zijn, en er alzoo een Raad van koloniën hier te lande dient te worden opgerigt. Thans gevoelde zich eindelijk de Minister bewogen om iets over zichzelven en de aanvaarding zijner betrekking te zeg- ecn Ofschoon hij zich niet al de hoedanigheden toeschrijft vvelke door den voorgaanden spreker als vereischten in eenen minister van koloniën zijn opgenoemd, hadden hem echter verschillende redenen genoopt om het bestuur over dat zoo belangrijk departement op zich te nemen. Z, Exc. noemt

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 1