Mog iets over tlagMadeïs-xegelisjg.
eens, als het heerlijke-pfegten-besluit van 1314 eens voor gean
tidateerd verklaard wieïd! Salus publico, suprema lex eslo.
Die eerwaardige overblijfsels uit den ouden tijd zoo verachte
lijk op zijde te zetten-, zou een luvaad voorbeeld voor het
volk zijn. Juiste uiL dy tienden doet een boerenkinkel eene
soort'van opvoeding «0/ Hij leert er uit rekenenhuishouden
en'nadenken. Immet'Si hoe minder tiendbare vruchten hij op
rijn tiendbaar'-larrrfT verbouwt, hoe minder zaaikoren hij erop
zaait, hoe minder lompen, guano en andere vuiligheid hij er
heen sleept, hoe minder arbeidsloon hij er voor besteedthoe
minder hij er zijne botten en zijne paarden op afbeult, hoe
minder hij er het onkruid uitwiedt, hoe minder hart en zoig
hij er voor heeft; des te minder komt de tiendheer hem af
halen. De boer wordt er bekwaam en verstandig van, als hij
aldus leert inzien, dat hij' ook tiende geelt van zijn zaaikoien,
van zijne mest, van paarden en bouwgereedschappenvan
loon en werk, en dan deD tiendheer zijn aandeel kant en klaar
afmaait, opbindt, droogt cn gereed zet om het weg te hale.n.
Die eerwaardige voiksvaders van den ouden tijd hadden dat
nog zoo gek niet uitgepractisecrd. Zij waren evenzcei matig
en discreet als thans onze hagenaars: want zij lieten zich nog
niet eens de tiendgarven te huis brengen. En welk een spoor
slag voor den landbouw.' Salus pubhea suprema lex esto.
Zelfs kan men niet Zeggen, dat de tienden in den eersten tijd
werden opgelegd. Ze werden toen veeleer geschonken. Geleerde
heeren zouden u kunnen uitleggenhoe de tienden gegeven
zijn gedeeltelijk aan kerken, kloosters of geestelijken; gedeel
telijk aan wereldlijke landshecren; maar eerst toch nog door
gaans geschonken. Er zal wil eens een luchtje aan dat schen
ken geweest zijn: want zoo lang niet geleden waren nog wel
oudèrwetsche belastingen bekend onder den naam van giften
of beden. Maar dat doet er nfét toe; en denkelijk zijn er
enkeld ook wel tienden versproken bij verkoop of andere over
eenkomst. Ja zelfs, de geestelijken en landshecren hadden van
hunne zijde ook wel iets voor de tienden te doenhet zij dan
ten behoeve dei zielen of der i\e\zakken. En raakten zij soms
door hunne ongelukjes of hunne kloppartijtjes, lens in de
beurs; knap een blokje tiende verkochten klaar was Kees!
Zoo zijn er tiendheeren van allerlei slag in de wereld geko
men. Sommige halen het tiendkoren zelve in, met eigene
handen en eigen daglooners-karretje. - Beschouwt men nu de
tienden van den kant van het regtdat is eene slimme histo
rie. Waren de tienden belastingenWaren ze domeingoede
ren? Waren ze gegeven, of naderhand opgelegdvoor zoo lang
aan den tegenpligt voldaan wierd? Behoorden ze onder bur
gerlijk of onder publiek regt? Moesten ze als belastingen zijn
opgeheventoen andere stelsels van belastingen optraden? En
dan nog, elke andere landstreek heeft een ander tiendregt.
Wie over tienden begint te procederen kan moeilijk bereke
nenwaar het heen zal loopen want ieder heeft er zoowat
zijn eigen gezigt op. In twijfelachtige gevallen hoe zal men
dan? Een edelmoedige boer geeft misschien meer dan hij
schuldig is. Een strank van een5 boer bezwaart misschien zijn
geweten. Maar t is grootendeels misschien. Ja, met tienden
kan zoowel de tiendheer als de landeigenaar of de bouwman
in het geval komen, dat hij zelf niet weet, of hijeen schurk
dan een eerlijk man is.
Kom, kom; zou men om zulke wisjewasjes nieuwe wetten
maken?
Wij weten er bij provisie iets op. Laat van elk tiendbaar
stuk hetwelk dat jaar voor tiendkoren bestemd is, Y25 blijven
liggen ten gebruike voor den tiendheer, mits hij er de zelfde
soort van graan op verbouwe, en het vóór september des
vorigen jaars gekozen cn gemeteu hebbe. Zulk een wetje is
gaauw, ook met de noodige uiteenzettingen, opgemaakt. Kan
men over zijn hart krijgen om er bij te zetten, dat door de
nova/ia en nova novalia de pen wordt gehaaldal is het om
eerst over 20 jaar van gevolg te zijn, dat behoeft ook zoo
magtig veel moeite niet te kosten en dan is er voor ontgin-
ners des noods afkoopen aan. Dat toch de pen bijna geheel-
en-al door de tienden zou worden gehaaldzoo als in Frank
rijk op het einde der vorige eeuw, dat te verlangen zou een
billijk en regtvaardig nederlander zich wel schamen. Het zal
ook hierom wel zijn dat Napoleon de vernietiging der tiend-
reglen bij ons niet heeft willen of durven invoeren, en al
leenlijk 2 van de 10 garven aan den eigenaar heeft gegeven,
tot vergoeding voor de grondbelasting.
(Voor liefhebbers wel over na te slaan v. Rotteck Lehr-
buch des Vernunftreehli und der Staatswissenschaften4de
band, Slu/lgarl, reeds van 1835, blz. 155 161; ofschoon
voor bij ons te land in sommige opzigten wat kras.)
In het hoofdartikel der Arnh. cour. van dingsdag wordt
het verkeerde en nadeelige betoogd van het zegel op de dag
bladen maar de grondwettigheid dier belasting niet betwist.
Er wordt aangedrongen op eene vermindering. Ja, in dezen
offertijdstaat er verder, schijnt ons eene matige zegel-belas-
„tin" der da"bladcn niet onredelijk." Als zelfs de Arnh. cour.
er zoo overdenkt, dan mogten wij die zienswijze wel voor
genoeg door lange gewoonte ingeworteld houden, om eene
procedure daarover onder de waagstukken te rangschikken;
en dan heeft het inzigt der Nieuwe rotlerd. ook na hare op-
wakkcring, niets verwonderlijks meer. Ondertusschen achten
w,j de vraag wel ecnige opheldering waard, waar dan de
grens ligttusschcn grondwettige en ongrondwettige zegelbc-
lasling op gedrukte stukken. Ook in dat hoofdartikel der
Arnh. is die grondwettigheid bij lange na niet onbepaald en
onvoorwaardelijk toegegeven. Hij lezen cr: „de zegel-belas-
ting mag, zonder met de grondwet in strijd te zijn, niets
„anders dan eene belasting, geene voogdijgeene vermomde
censuur zijn." Naar onze wijze van zien, als een vel druks
grondwettiglijk belast kan worden met een' halven cent, dan
kan het dat ook grondwettiglijk met eenen halven gulden
roet een hall' willempjemet eene halve ton gouds. Ligt
die grens in blootc discretie? Hagenaars zouden wel zoo wil
len. En dan is die grens misschien van gom-elastiek. Zij zou
ook kunnen opgesjoten zijn in eene a, eene 0, of eenige an
dere exclamatie uit den openen mond van een verwonderd
gezigt.
In de tweede plaats, mogt eens de grondwettigheid niet
betwist kunnen worden volgens de tegenwoordige Grondwet'
dat ismogt achter de bekorting van hêt artikel meer ge
scholen hebben dan grammaticale liefhebberij, en de zegel 111 g
niet zijn een «voorafgaand verlofom door de drukpeis ge-
dachten of gevoelens te openbaren"; hoe stond het er dan
te voren mee? De belasting is onder eene vorige Grondwet
gemaakt. Was de belastingwet toen ongrondwettig, dat is
nul en van regtswege doodgeboren, dan is zij het nu nog;
en dan mag nu geen zegel van dagbladen of advertentien wor
den geheven zonder eene nadere wet. -Bij die nadere wet zou
dan de haas uit den bosch moeten, of en hoe onze wetge
vende magt den nederlandschen Michel vrijheid van drukpers
toekent.
Wat hebben de Ministers, in den tijd, hemel en aarde
bewogen on een Raad van State, en eene Eerste Kamer te
hebben! E11 welk nut leert nu de ondervinding, dat zij
doen? Niets! Neen! in tegendeel! zij betrokkenen aan de na
tie onberekenbaar veel kwaadwant zij kosten veel tijd en
veel geld.
Het Ministerie schijnt toch los in elkaar te zittenvan waar
anders die gedurige veranderingen van Ministers, en nog gedu-
rigere geruchten omtrent ophanden veranderingen. Nu heeft
die van justitie al weder bedankt; tegen zijn zin moet hij blij
ven, maar een ander, die voor alles bekwaam schijnt te zijn
zal zijn werk doen! Hoe kon de Heer Groen nog vragen of
het Ministerie homogeen is? Hoe kon hij daarop een vol
doend antwoord verwachten
Uittreksel uit een brief uit IS oord-Amerika.
Rochester, Staat New-York, Mei 1849.
Geliefde Aanverwanten
Eene goede tijding uit verre landen, is als koud water op
een vermoeide ziel! Spr. Salomo 25: 25. Deze eeuwige,
onveranderlijke waarheid, ondervond ik met eene gevoelvolle
gewaarwording, bij de ontvangst der brieven van onderschei
dene mijner waarde vrienden in Nederland; dat dezelve mij
ten hoogsten aangenaam waren zal wel geen betoog behoeven.
Ik zog UEd. hartelijk dank, voor de kennisgeving van eenige
veranderde omstandigheden mijner geliefde betrekkingen in
Nederland, alsmede wegens het berigt, van de steeds aanhou
dende staatsberoeringen en volksopstanden in Europe, alle
welke omstandigheden wij anders genoeg en volledig in onze
alhier gretig gelezen wordende Nieuwsbladen aantreffen en
vinden kunnen. Met genoegen vernam ik ook, dat de land
verhuizing in Nederland zich meer en meer ontwikkelt; in
Diutschland althans moet het verbazend toegaan, want de
steeds alhier doortrekkende transporten landverhuizers dier
natie, wekt dagelijks mijne verwondering, 0111 uit te roepen:
Ik geloof dat Duitschland uitloopt, of wel anders moet het
•Duitschers regenen. Ook hebben wij èenige Zierikzeesche
landverhuizers mogen ontmoeten, als van OuwerkerkNieu-
werkerk Bommcnede, Zonnemaire en elders, allen hunne reis
naar de plaats hunner bestemming voortzettende, met uitzon-
dering van eenige, welke zich te Buffalo of 111 den omtrek
dezer streken hebben gevestigd, welke alle (zoo verre mij
bekend is) zich in eene veel belovende welvaart mogen verblijden.
Nimmer als thans heb ik geweten, wat volksvrijheid is; in
Noord-Amerika ondervindt men haar weldadigen invloed.
Krci ik een vergelijkend tafereel schetsen van staatsregeling in
Nederland en die in de Vereenigde Staten van N.-Amenka
dan zoude de schaal of balans van volksbehcer, in het laatst
genoemde rijk, met een veel voordeelgevend overwigt spoedig
doorslaan en overtuigend in ulieder oog vallenen om toch
iets te meldenhier in N.-Amerika behoeft men geen vier