nieuws- ADVERTENTIE-BLAD. 4 Augustus 1849. N0. 51. KALËIDOSKOOP. 2W»11E, DEVENTER Dit blad verschijnt geregeld alle Zaturdagen. De Prijs van liet abonnement is voor Zwolle, Deventer, Zulplien en Apeldoorn lo cent in de drie maanden; overal elders franco per postST/jjcent. Alle post kantoren nemen bestellingen aan. De prijs der Advertentiën is van dén tot vijf regels E>0 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be halve SSceat zegelregt bij iedere plaatsing. ZETPHENAPELDOORN. De Advertentiën moeten vóór Vrijdag middag vier uur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden. Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten franco geschiedenhetzij door bemiddeling der Post kantoren, of te Zwolle bij \V. E. J. Tjeenk Willink; Deventer, A. Ter Gunne; Zulplien, J. H. Mellink; ApeldoornB. Gunning. Be Reges'iug om tïc Aai ie. IV. Was de regering van Willem I vaderlijk geweest, die van Willem II kenmerkt zich door niets dan door hare volslagene nietigheid. Zij ging voort zwak en kruipend jegens de buiten- landschc mogendheden te zijn en steeds te heulen met de representanten van den achteruitgang en de onderdrukking. Eene daad als de vernietiging van den vrijstaat Krakauweet zij niet genoeg toe te juichen, terwijl ze om Luxemburg', private belangen van het regerend huis en der natie volko men vreemd, door nu Pruisen dan Frankrijk in 't harnas te jagen, Nederland doet schadelijdenDuitschland van ons af- keerig maaktaanleiding geeft om de aansluiting onzer spoorwegen te verhinderen, onze Rijnvaart zqo veel mogelijk te belemmeren, trekt men in Indie zijne bezettingen op de oostkust van Sumatra in, wijl Engeland zulks beveelt, en laat men daarentegen dit Rijk zich wederregtelijk vestigen op Borneo. Binnen 's lands belofte op belofte van verbeteringen, terwijl het kwaad hoe langer hoe meer bestendigd wordt en van de zijde van het volk vertrouwen en hopen, en bij elke teleurstelling al weer van voren af aan vertrouwen en hopen. Zelfs dat de koning zich als kroonprins steeds ge- neigder jegens de Belgen betoond had jabij den opstand hunne zijde had willen kiezenwist men ten goede te draai- jen het was een blijk van zijne liberale denkwijze; zag men er geene andere blijken van, men kon er toch gerust op vertrouwen. Een paar geroutineerde staatslieden hielden den boel gaande in 't eenmaal gelegde spooren toen de kra kende wagen onder den last der schulden en behoeften op het punt stond van in een te stortenvroeg men de onge hoorde opoffering van 127 millioenen bij wijze van vrijwil lige leeningen de natie bragt het offer. Dit offeren op zich zelf kan haar nimmer tot verwijt strekken maat l'j offerde al weder zonder vooraf verbeteringen te eischcnzonder waarborgen te nemen voor een beter beheer, voor meerdere openbaarheid, voor uitbreiding harer regtenzij gaf haar geld al weder in 't vertrouwen op de schoone beloftenen zij werd voor de honderd en eendc maal "bedrogen. Iloe kon het anders? Steeds liet de natie zich goedwillig te lour stellen en met beloften paaijendie zich tot pen schaap maakt, wordt door de wolven verslonden. Neen, het kon niet anders: de natie kreeg wat haar toe kwam; zij was zelve de bewerkster van haar ongeluk. Zij had de hooge verpligting, die op ieder volk, zoo wel als op ieder individu, rust om zeiven toe te zien en mede te den ken en mede te spreken en mede te handelen wanneer het eigene zaken geldt, schandelijk verzuimd. Op het verzuim van eiken pligt heeft de Voorzienigheid cene straf gesleld. De straf voor eene natie, welke dien eersten pligt uit het oog verliest, is, dat zij geminacht en gekneveld wordt. Elke magthebbendepoogt die magt uit te breiden; dit ligt in den aard van ieder, ook van den braafsten menschzijne begrippen, zijne inzigtenzijn wil, hetgeen hij voor waai en goed houdt, bij anderen ingang te doen vinden, en alle middelen waarover hij te gebieden heeft, in 't werk te stel len om die te doen geldendes noods door te drijvenin de eerste plaats bij diegenen, door wie hij gezag uitoefent, zoo als de vader over zijne kinderende heer en vrouw over hunne bediendende regering over hare onderdanen. Die zucht om zijne magt uit te breiden en te buiten te gaan is dus geenszins een gevolg van slechtheid zij is in 't algemeen een gevolg van de natuur van den mensch, eene neiging, waartegen men op zijne hoede zijn moetwaartegen men een waarborg moet stellen. Die waarborg, wat regering en volk betreft, is de consti tutie, de omschrijving van de magt der regering en de regten des volks. Maar op zich zeiven vermag die waarborg niets. Want elke regering zal steeds geneigd zijn het betwistbare naar hare meening uit te leggen, de banden, welke haar die con stitutie legt, te verwijden, de perken, welke zij stelt, is het niet te verzetten dan toch te verbuigen. De taak om toe te aien dat dit niet gebeure, is onmiddelijk toevertrouwd aan de vertegenwoordiging. Maar ook dit is niet voldoende. Voor eerst worden de leden der vertegenwoordiging meerendeels ge kozen uit de aanzienlijken uit dezelfde klasse waartoe de rege- ringslieden behooren, met wien zij één belang hebbenten an dere zijn de middelen, welke de regering bezit om dezen en genen vertegenwoordiger in haar belang over te halente me nigvuldig om er niet nu en dan in te slagen de waakzaamheid omtrent eene trouwhartige naleving der grondwet af te lei den. Eene op dit punt nalatige vertegenwoordiging intus- schen maakt de zaak altijd erger; want de regering, gedekt door de toestemming der Kamers, schudt de schuld van zich af, en zondigt er, wat haar geweten aangaat gerust gesteld, dapper op voortgetuige de regeringen van Willem I en Willem li tot 18-18. Er moet dus een hoogereen eindtoezigt zijn, en zulks kan niemand wezen dan de belanghebbende, de natie zelve. Zij oefent het uit: vooreerst door het regt van hare verte genwoordigers in de Tweede Kamer, de Provinciale Staten, den gemeenteraad te kiezen, naar haar beste weten te ge bruiken ten tweede door hare verkozenen na te gaan en te beoordeelenof zij tot herkeuze kunnen in aanmerking ko men of niet. De vertegenwoordigers moeten weten dat de Kiezers steeds het oog op hen gevestigd hebben. Ten derde door gebruik te maken van de middelen om hare kennis van politieke zaken uit te breiden. (1) Onkunde is de vrucht- (I)' De noodzakelijkheid voor ilcn Nederlander om uit den gevaarlijken toestand van laauwlieid en onverschilligheid omtrent 's lands z .ken te ontwaken is met nadruk en juistheid aangedrongen in het art., waar mede de Redactie van het weekblad Europa en Nederland hare tweede serie opent. »Uet is de pligt," leest men daar o. a., »hêt is de pligt van eiken Nederlander zijne eigenaardige laauwlieid en onverschilligheid voor eene staatsburgerlijke opvoeding af te leggenhet is meer dan lijd, dat ook hij het eindelijk beseffe, dal onwetendheid allien de bron van dwaling of misleiding isdat liet eene verwaarloosde opvoeding aanduidt, slechts inet die bekwaamheden toegerust te zijn, welke voor het maatschappelijk verkeer, en als middel van bestaan, onmisbaar zijn zonder ooit eenige staatsburgerlijke opvoeding genoten te hebben... Wie er aanspraak op wil maken zijne staatsburgerlijke regten uit te oefenen, moet die ook kennen! En daar de staatkundige toestand van een land met den bloei of het vervol van inwendige welvaart in .het naauwsle verband staat, zoo grijpt liet staatkundig leven diep -in liet volksbestaan het volksleven inen de staalsburgerlijke opvoeding dat is de noo- dige kennis van die zaken, welke daarmede in verband staan is, of liever .moeivooral thans, op het innigste met de maatschappelijke op voeding verbonden zijn. Laakbaar, ja hoogst laakbaar is het dus en on<*elukki" is dit nog cene lieerschcnde volksneiging in ons vaderland voor de staatsburgerlijke opvoeding geheel onverschillig leblijven," enz.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 1